HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 5 - oktober 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Meester van de vrouwelijke halffiguren, Drie musicerende vrouwen. Paneel, ca. 1530. Graf Harrach’sche Familiensammlung, Schloss Rohrau, Rohrau. foto Museum Boijmans Van Beuningen

De dames spelen en zingen het lied ‘Jouyssance de vous donneray mon amy’ op tekst van Clément Marot en in 1529 getoonzet en uitgegeven door Claudin de Sermisy. Later (1569) publiceerde Gerard van Turnhout een andere toonzetting.

 

 

‘De ontdekking van het dagelijks leven - van Bosch tot Bruegel’, t/m 17 januari 2016 in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.

www.boijmans.nl

www.ARTtube.nl

www.alma.boijmans.nl  

 

Peter van der Coelen & Friso Lammertse, De ontdekking van het dagelijks leven - van Bosch tot Bruegel. Rotterdam: Museum Boijmans Van Beuningen 2015, 287 pp., ISBN 978-90-6918-288-9, pb., € 34,95.

 

©Brabant Cultureel – oktober 2015

De ontdekking van het dagelijks leven

 

Met de expositie ‘De ontdekking van het dagelijks leven - van Bosch tot Bruegel’ komt Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam met een klapper. Prominent midden in de expositie staat het grote drieluik De Hooiwagen van Jeroen Bosch. En dat aan de vooravond van het Boschjaar in 2016. Directeur Sjarel Ex haastte zich te zeggen dat de hoofdtentoonstelling van dat gedenkjaar plaatsvindt in Het Noordbrabants Museum.

 

door Irma van Bommel en Lauran Toorians

 

Jeroen Bosch schilderde De Hooiwagen rond 1515. Vijfhonderd jaar later is het werk opnieuw te zien in Nederland. Nu eerst in Rotterdam en daarna in Bosch’ eigen ’s-Hertogenbosch. De vorm van het schilderij is opmerkelijk. Het drieluik was immers voorbehouden aan religieuze altaarstukken. Op de zijpanelen van dit drieluik zijn weliswaar het Bijbelse verhaal van het paradijs en de hel afgebeeld, en op het middenpaneel kijkt een engel naar God in de hemel. Maar centraal op dat hoofdpaneel staat de voorstelling van een hooiwagen, een werelds tafereel. Die voorstelling is moeilijk te duiden (moeilijk ‘leesbaar’ zeggen kunsthistorici). In feite zien we allemaal losse scènes uit het dagelijks leven, maar dan sterk uitvergroot. Zwakheden van de mens worden uitgebeeld. En de mens die in de fout gaat, wordt daarop uiteindelijk afgerekend in de hel. De Hooiwagen kan gezien worden als een allegorie op het materialisme, op de hebzucht.

 

 

Jeroen Bosch, Hooiwagen-triptiek. Paneel, ca. 1515. Museo Nacional del Prado, Madrid. foto Museum Boijmans Van Beuningen

 

Prenten

Volgens de conservatoren Friso Lammertse en Peter van der Coelen zou Bosch de eerste zijn die voorstellingen uit het dagelijks leven afbeeldde op schilderijen. Eerder hadden schilderijen alleen religieuze voorstellingen en portretten als onderwerp gehad. Het dagelijks leven werd voorheen al wel op prenten afgebeeld, maar niet op monumentale wijze op schilderijen. De andere grote meester van het dagelijks leven was Pieter Bruegel de Oude. Zijn taferelen van feestvierende boeren zijn wereldberoemd. Toch maakte hij ook andere verhalende voorstellingen, zoals ‘De boer en de vogelnestrover’. Opvallend is dat Bruegel zijn voorstellingen op normaal of klein formaat paneel schilderde, wat zijn werk echter niet minder belangrijk maakt.

 

 

Pieter Bruegel de Oude, De boer en de vogelnestrover. Paneel, 1568. Kunsthistorisches Museum, Wenen. foto Museum Boijmans Van Beuningen

 

Op de tentoonstelling zijn werken te zien van schilders die in de zestiende eeuw werkzaam zijn geweest tussen Jeroen Bosch aan het begin van de eeuw en Pieter Bruegel tegen het eind van de eeuw. Zo zijn er topstukken te zien van Quinten Massys, Lucas van Leyden, Pieter Aertsen, Jan van Hemessen, Marinus van Reymerswale en Marten van Cleve. Zij kunnen – ook internationaal – worden gezien als de grondleggers van deze vernieuwing in de schilderkunst.

Deze nieuwe onderwerpkeuze voor schilderijen heeft alles te maken met de opkomst van de stedelijke burgerij. Of, zoals lang werd aangenomen, alle werken moraliserend bedoeld waren, is niet zeker. De conservatoren hebben veel onderzoek gedaan naar de betekenis van deze werken, maar uit die tijd zelf zijn weinig schriftelijke bronnen terug te vinden die ons kunnen helpen om de voorstellingen beter te begrijpen. De belangrijkste bron is het Schilder-Boeck van Karel van Mander uit 1604. Maar ook dit boek geeft geen uitsluitsel over betekenissen.

Wat in elk geval inmiddels duidelijk is geworden, is dat kleding – typisch of juist atypisch – een belangrijke rol speelt bij interpretaties. En juist over de kleding van gewone mensen is uit die periode weinig bekend. We moeten er dan ook naar raden waarom de figuren op de schilderijen vaak kleding dragen die op het moment van schilderen soms al veertig of vijftig jaar uit de mode was.

 

 

Lucas van Leiden, Keisnijder. Gravure, 1524. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. foto Museum Boijmans Van Beuningen

 

 

Grappig

In ieder geval spreekt uit de werken humor en leedvermaak, al is ook daar voor ons vaak moeilijk na te voelen wat grappig werd gevonden en waarom. Een moraal is niet altijd te ontdekken. Opvallend is dat op deze schilderijen vaak boeren zijn afgebeeld met stereotiep (vaak banaal) gedrag: feesten, drankzucht, overspel. Kennelijk was hier een markt voor en burgers werd er een spiegel mee voorgehouden zoals dat nu gebeurt met soaps en populaire tv-series. Maar ook burgers en geestelijken moesten het ontgelden. Zo werden belastinginners en geldwegers wel karikaturaal in uit-de-mode kleding afgebeeld.

Regelmatig zien we ook monniken of nonnen, op zoek naar seksueel vertier of geldelijk gewin. In het begin van de zestiende eeuw was dit blijkbaar nog geen probleem. Later, met de opkomst van de reformatie, werd dit onderwerp politiek beladen en gingen schilders het vermijden. Dat blijkt onder meer uit latere overschilderingen waarbij zo’n gevoelig detail werd weggewerkt. Recent onderzoek heeft de oorspronkelijke versie hier en daar aan het licht gebracht, bijvoorbeeld bij ‘Bordeelscène met wafelbakster’ van een schilder die alleen bekend is onder de naam Brunswijkse Monogrammist.

 

 

Brunswijkse Monogrammist, Bordeelscène met wafelbakster. Paneel, ca. 1530. Städel Museum, Frankfurt am Main. foto Museum Boijmans Van Beuningen

 

 

Genre

De voorstellingen van het dagelijks leven vonden in de zeventiende eeuw een hoogtepunt in zogenaamde genrevoorstellingen die we kennen van bijvoorbeeld Johannes Vermeer en Pieter de Hoogh. Overigens werd de term ‘genre’ voor dit type schilderijen pas in de negentiende eeuw voor het eerst gebruikt.

Museum Boijmans Van Beuningen besteedt met deze expositie voor het eerst aandacht aan de pioniers van het genre. Dat maakt zestiende-eeuwse schilderkunst ineens een stuk interessanter. Behalve schilderijen van deze pioniers die dit betoog illustreren zijn er ook veel prenten te zien, zowel uit de eerdere periode als uit de tijd van de schilders die centraal staan.

Bijzonder is ook dat is geput uit de rijke collectie toegepaste kunst waarover het museum beschikt, met daarin veel middeleeuwse en vroegmoderne gebruiksvoorwerpen. Deze objecten, aangevuld met enkele bijzondere bruiklenen vormen – naast de schilderijen waarop dergelijke objecten zijn afgebeeld – een mooie illustratie van het ‘dagelijks leven’ van de zestiende eeuw. Tot de bruiklenen in dit onderdeel behoren enkele stokbeurzen – geldbeurzen met een stokvormig, houten handvat – die erg zeldzaam zijn en een keuze uit een grote privécollectie tinminiaturen, zogenaamd poppengoed.

 

 

Pieter Baltens, Boerenkermis met opvoering van de klucht ‘Een cluyte van Plaeyerwater’. Paneel, ca. 1570. Rijksmuseum, Amsterdam. foto Museum Boijmans Van Beuningen

De man in het ‘deftige gezelschap’ rechtsonder is de gildekoning. Op zijn borst draagt hij een zilveren ‘papegaai’ aan een ketting om zijn hals.

 

 

Bruikleenpositie

Deze expositie heeft een paar jaar aan voorbereidingstijd gevergd. Omdat ook Het Noordbrabants Museum al jaren bezig is met het aanvragen van bruiklenen voor de grote Jeroen Bosch expositie in 2016, het Prado in Madrid later in 2016 een expositie wijdt aan Jeroen Bosch en het Kunsthistorisches Museum in Wenen over enkele jaren een expositie over Pieter Bruegel de Oude organiseert, hebben deze musea onderling afspraken kunnen maken over het uitlenen van topstukken die normaal gesproken nooit het museum verlaten.

Doordat Boijmans Van Beuningen schilderijen van Bosch en van Bruegel in de collectie heeft en deze kan uitlenen, beschikt het over een goede ‘bruikleenpositie’, zoals directeur Sjarel Ex het noemde. Daardoor kan het nu De Hooiwagen van Bosch uit het Prado en ‘De boer en de vogelnestrover’ van Bruegel uit Wenen tonen. De Hooiwagen en de werken van Jeroen Bosch uit de collectie van Boijmans Van Beuningen zijn samen met andere werken over enkele maanden te zien in Het Noordbrabants Museum.

 

 

Sebald Beham, Grote kermis. Houtsnede, 1535. Kupferstichkabinett Staatliche Museen zu Berlin, Berlijn. foto Museum Boijmans Van Beuningen