HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 6 - december 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

  Jaap Tempelman (1937) werkte als leraar Nederlands door heel Nederland, eindigde in rectorfuncties in Gelderland en Friesland en woont in Drenthe. Hij bewaart goede diensttijdherinneringen aan Noord-Brabant (Oirschotse Heide en Loonse en Drunense Duinen). Hij publiceert sinds de jaren zestig in Maatstaf, De Revisor, Nieuw Wereld Tijdschrift, De tweede ronde en in bundels en bloemlezingen.

 

Onder het kopje ‘Uit het buitenland’ zet de redactie van Brabant Cultureel / Brabant Literair de deur op een kier voor inzenders van buiten Noord-Brabant. Waar we normaal eisen dat een inzender een band met deze provincie heeft (door geboorte, studie, werk, er te wonen of hoe dan ook) stellen we ons ruimhartig op. Uiteraard blijft enig ‘linkje’ met Noord-Brabant gewenst, hoe miniem ook.

 

 

©Brabant Cultureel – december 2015

Uit het buitenland: Andermans leven

 

door Jaap Tempelman

 

Nog onlangs overkwam me het wonder, of liever twee keer een wonder. Des morgens in het grauwen van een kille herfstdag kwam ik een klein donker gekleurd meismensje tegen onder een wintermuts. Ik groette haar beleefd, bleef echter in de verwachting dat ze een van de vele kersverse asielzoekers zou zijn die her en der in naburige dorpen onderdak hebben gevonden. Zij knikte en ik besloot dat zij mijn taal niet verstond.

We kuierden beiden in elkaar tegengestelde richting het park rond en moesten elkaar logischerwijs nog een keer ontmoeten. Nu stonden we ervoor stil. Zij trok de muts af en schudde het haar los, lange zwarte lokken. Te warm voor een muts, sprak ze in mijn heldere moedertaal. We wisselden woorden uit en zij vertelde dat ze op een bovenverdieping in de winkelstraat alhier hokte en wat geld verdiende met het vertalen in en uit het Spaans, Frans, Duits en Engels van gebruiksaanwijzingen en bijsluiters. Een onverwachte ontdekking. Ik beloofde haar op te zoeken en een dichtbundeltje mee te brengen, vanouds beproefd middel tot het dooien en veroveren van bevroren harten. Zij heet Nathalie en ik zong met Gilbert Becaud: La Place Rouge était vide / Devant moi marchait Nathalie. Ze kende het chanson.

Ik ben benieuwd wat ze nog meer weet, want ik taal enkel nog naar haar geest. De tijd heeft afgedaan dat ik geleidelijk geestverrijking voor lichaamsbeheersing verruilde. Ik ben een oude man met snode herinneringen en weet me voortaan dienovereenkomstig te gedragen: rustig in gestes, kalm in bewoordingen. Mijn gegroefd gelaat, de matte ogen en het eerste grijs rond mijn oren vertellen genoegzaam hoe laat het is.

Kloeg het waarschijnlijk half-Molukse meisje slechts over haar ten gevolge van een griep, met hevig hoesten gepaard, pijnlijk gekneusde ribben – zulks brengt een gesprek in de buitenlucht al spoedig op volle toer – nog in de nanoen van dezelfde dag geviel het dat ik Noortje in een markwinkel zag. Ik kende haar van terloopse ontmoetingen met de hond. Dit Noortje, goedogende moeder van twee dito kinderen, stortte sprekenderwijs haar hart uit. Zij had een ‘burn-out’ te verwerken gekregen na haar ontslag als winkelbeheerder. In haar stortvloed van woorden wist zij zich door mij aangemoedigd, vermits ik niet onder stoelen en banken had gestoken hoezeer ik haar vocabulaire en dictie bewonderde.

Haar ogen, aanvankelijk blinkende, werden door mijn aandachtig luisteren zachter en zachter en bevestigden haar zelfportret als ogenschijnlijk sterke, echter wezenlijk uiterst kwetsbare vrouw. Familiedrama lag ten grondslag daaraan. Vader zoop en moeder ging bij hem weg, moest werken voor de kost en zij voerde jarenlang zorg en voogdij over een jonger broertje, een zusje was reeds in een psychiatrische instelling opgenomen.

Ik heb naar beide vrouwen die dag, naar de een veel korter dan de ander, aandachtig geluisterd. Mijn blik krijgt dan die van een goede herder die alles begrijpt, want diep in de ziel kijkt. Ik doe er voortdurend vrijwel het zwijgen toe, zo nu en dan met een geringe aanvulling uit eigen hartengrond, maar o zo geserreerd en miniem. Het is of de woorden van de ander nog soepeler komen. Ik luister en tracht het belangrijkste te onthouden, totdat ik thuis achter de schrijftafel zit en het verdriet en gemis van de meisjes onbeschaamd en genadeloos gebruik om er een gedichtje van te maken. Ik heb beide vrouwen zich geestelijk laten uitkleden om eigen poëtische masturbatie te vergemakkelijken. Hoe vertel ik dat ’s hemels poortwachter straks?