HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - mei 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

foto Piet den Blanken

 

Museumkwartier ’s-Hertogenbosch omvat het Noordbrabants Museum en het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch en is vanaf zaterdag 25 mei 2013 geopend voor het publiek. Ingangen bevinden zich aan de Verwersstraat 41 en aan De Mortel 4.

www.museumkwartiershertogenbosch.nl

www.hetnoordbrabantsmuseum.nl

www.sm-s.nl

 

De expositie Saenredam in Den Bosch is te zien t/m 21 juli 2013.

Pieter Saenredam, Stadhuis van Den Bosch, 10 juli 1632. Tekening, pen en aquarel, 46 x 31 cm. Rijksmuseum, Rijksprentenkabinet, Amsterdam

 

Jan de Hondt & Paul Huys Janssen, Pieter Saenredam in Den Bosch. Eindhoven: Lecturis / ’s-Hertogen-bosch: Noordbrabants Museum 2013, 128 pp., ISBN 978-94-6226-002-3, pb., € 24,95.

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – mei 2013

 

 

Museumkwartier ’s-Hertogenbosch opent groots

 

Het Noordbrabants Museum en het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch zijn vanaf nu ‘living together apart’. Met de opening op vrijdag 24 mei 2013 door prinses Beatrix is het Bossche Museumkwartier een feit. Het resultaat is een mooie symbiose van twee musea met elk een eigen gezicht en een nieuw stadspark op de koop toe.

 

door Lauran Toorians

 

Met een strakke tijdsplanning – en vooral door stevig aan die planning vast te houden – is het gelukt om het Noordbrabants Museum slechts twee jaar te hoeven sluiten om een ingrijpende verbouwing en uitbreiding te realiseren. Museumdirecteur Charles de Mooij is er terecht trots op en als ik hem dinsdagmiddag na de persbezichtiging bij de uitgang tref en feliciteer, beaamt hij dat hij een tevreden man is. Maar op één ding valt toch nog zijn kritische oog. Naast de deur hangt het bord waarop alle sponsors van het museum worden vermeld en dat hangt nog ietwat uit het lood. Dat kan natuurlijk niet en meteen is de directeur weer aan het werk. Ook bij grote projecten zijn het de details die het hem doen.

 

Entree aan De Mortel. foto Joep Jacobs/Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch

 

Het totale project behelsde ook de complete nieuwbouw en verhuizing van het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch (SMs), dat zowaar nog korter voor het publiek gesloten is geweest. Het resultaat is een geheel nieuw Museumkwartier met twee grote musea, die hier samen apart verdergaan. Het accent ligt daarbij op ‘samen’. Beide musea delen behalve hetzelfde bouwblok in de Bossche binnenstad, ook het overgrote deel van het facilitaire personeel, museumrestaurant en -winkel, bibliotheek en depots. Ze hebben weliswaar elk een eigen ingang, maar daarbij kan de bezoeker aan elke kassa een kaartje kopen voor het geheel, of voor een van beide musea afzonderlijk.

 

Corridor

Bovendien worden beide musea nu binnendoor verbonden door een overdekte corridor, die openbaar toegankelijk is en die dus ook kan fungeren als voetgangersverbinding tussen de Verwersstraat en De Mortel. De Museumtuin wordt daarmee eveneens deel van de openbare ruimte, zodat Den Bosch er ook een stadspark bij heeft gekregen.

Apart blijven de twee musea in hun tentoonstellingsbeleid, al zal zeker bij grote projecten wel worden gewerkt aan onderlinge afstemming. Naast het feit dat het Stedelijk Museum nu in een splinternieuw gebouw in de binnenstad huist, is hier ook de naam veranderd. Dat is voortaan niet meer de afkorting SMs, maar voluit Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch. Die langere naam zal nog wennen zijn, beamen ook medewerkers. De mogelijkheid dat het hele complex op termijn ‘gewoon’ Noordbrabants Museum gaat heten, is niet vooropgezet, maar wordt ook niet uitgesloten. Alleen al in ‘de volksmond’ ligt zoiets erg voor de hand en wie het wil voorkomen kan maar beter vanaf nu alleen nog de naam Museumkwartier in de mond nemen.

In een nog groter plaatje hoort ook de renovatie van de gebouwen aan de Waterstraat bij dit verhaal. Hier huizen onder meer Erfgoed Brabant en het Provinciaal Archeologisch Depot. Fysiek vormt dit hele complex een geheel, waarin alle onderdelen binnendoor met elkaar zijn verbonden.

 

Gouvernementsgebouw

Het oudste deel van het Noordbrabants Museum (dat als instituut al 175 jaar bestaat) is het uit 1768 daterende gouvernementsgebouw, dat oorspronkelijk ook fungeerde als woning voor de gouverneur, de voorganger van de huidige Commissaris van de Koning. In 1987 werd dit monumentale pand de behuizing voor het Noordbrabants Museum, waarvoor twee nieuwe museumvleugels werden aangebouwd. Dit geheel is nu dus grondig gerenoveerd en uitgebreid. De voormalige gouverneurswoning is daarbij in oude luister hersteld, met alle voor- en nadelen die dit heeft voor een museum.

 

Zaal met bloemstillevens. foto Marc Bolsius/Noordbrabants Museum

 

Zoals ook al voor de verbouwing het geval was, is hier de kunst uit de zestiende tot en met de negentiende eeuw ondergebracht, met meer ruimte en een betere schikking van de geëxposeerde werken. Op de begane grond in de zalen die naar de nieuwbouw uit 1987 (en van nu) leiden, pakt het museum uit met een breed overzicht van de diverse leden van de van oorsprong Tilburgse schildersfamilie Knip.

Op de etage en in de andere vleugel hangen hier de Brabantse meesters uit (vooral) de zeventiende eeuw en de Noordbrabantse barokschilders als Van Tulden, Willeboirts Bosschaert en de in Parma overleden Bosschenaar Jan Soens. Hier ook topstukken als de ‘Vier Jaargetijden’ van David Teniers, werken van de Bruegeltelgen en de vele bloemstillevens die het museum in tijden van verzamelwoede bij elkaar bracht.

Hoogtepunt in dit laatste genre is uiteraard het grote bloemstilleven van Jan Breughel de Oude. In een enkele zaal – met name bij de wandtapijten – wreekt zich dat de kamers van het voormalige paleis een gegeven zijn waar de inrichter zich naar moet schikken. De zaal is in dit geval zo klein en vol, dat het onmogelijk is om voldoende afstand van de werken te nemen om die goed te kunnen zien.

 

Jeroen Bosch

Wat uit dit deel van het museum verdween is de geschiedenis van Brabant en van ’s-Hertogenbosch, die hier eerder sterk was opgehangen aan de figuur van Jeroen Bosch en zijn tijd. De hele afdeling geschiedenis – dus ook de grote maquette van Den Bosch – verhuist naar de nieuwe Brabantzaal op de verdieping van de grote expositiezaal uit 1987. Deze zaal is echter nog niet ingericht, zodat dit deel in de totale presentatie nog ontbreekt.

 

Archeologie met drie thema’s, elk in hun eigen ‘schil’. foto Piet den Blanken

 

Wel gereed is de compleet nieuw ingerichte afdeling archeologie. Afgezien van een ‘tijdlijn’ met objecten die zich uitstrekt langs de hele lengte van de zaal en die reikt van vroege steentijd tot volle middeleeuwen (ongeveer 1200), is deze ruim bemeten zaal geheel gewijd aan de Romeinen in Noord-Brabant. Echt verrassend is dat niet, want de Romeinen spreken tot de verbeelding en er zijn uit de provincie vele spectaculaire vondsten, waarvan er hier nogal wat te zien zijn.

Toch is het ook jammer, want archeologie is veel meer dan Romeinen, ook in Noord-Brabant. Zowel voor eerdere periodes als voor de middeleeuwen hebben archeologen in de afgelopen eeuw de kennis van het Noordbrabantse verleden verrijkt met prachtige vondsten en bovendien kennen verschillende steden in de provincie – Den Bosch niet in de laatste plaats – zeer actieve gemeentelijk-archeologische diensten die prachtige resultaten boeken. Een overzicht daarvan was hier zeker op zijn plaats geweest.

De presentatie die er nu is, over de Romeinen, is sterk gericht op het onderwijs en is verdeeld over drie thema’s: wonen en werken, religie en het leger. Blikvangers zijn daarbij vanzelfsprekend de Romeinse villa van Hoogeloon, de rijke graven uit Esch, de tempel van Empel en het Romeinse fort en de brug over de Maas in Cuijk. Bij die presentaties zijn wel wat kanttekeningen te maken.

 

Maquette van de tempel van Empel. foto Piet den Blanken

 

Uitleg

Om te beginnen zou iets meer uitleg bij de objecten veel bezoekers welkom zijn. Hier overheerst duidelijk de vormgeving en de conservator die van mooie dingen houdt, maar weinig voeling lijkt te hebben met het archeologische verhaal. Bij zegeldoosjes uit Empel dient de bezoeker niet alleen uitleg te krijgen over wat een zegeldoosje is en waarvoor het dient, maar ook te vernemen dat precies deze zegeldoosjes ertoe hebben bijgedragen dat we nu aannemen dat heel veel Bataven konden lezen en schrijven. Bij de volstrekt unieke mengkraan uit de villa van Hoogeloon moet worden verteld dat het een mengkraan is, en moet hij zo in de vitrine liggen dat je dat kunt zien.

En bij de bouwfragmenten uit Maren-Kessel (Lithse Ham) nemen archeologen al lang niet meer aan dat die afkomstig zijn van de tempel van Empel. Nee, er waren twee tempels aan de Maas vlakbij elkaar, de ene in Empel en de andere in Maren-Kessel. En dat de maquette van de tempel van Empel met een knappe projectie in vlammen opgaat, ziet er spectaculair uit, maar lijkt mij niet conform de archeologische gegevens. De tempel werd in de laat-Romeinse tijd gesloopt, niet aangestoken.

Kortom: deze archeologische presentatie oogt prachtig en zal voor het onderwijs zeer bruikbaar zijn, maar verdient nog wel een nabehandeling met de stofkam.

 

Saenredam

Klein maar fijn en zeer geslaagd is de tentoonstelling ‘Pieter Saenredam in Den Bosch’ die te zien is een van de nieuwe zalen die werd toegevoegd aan de grote tentoonstellingszaal van Quist uit 1987. Uitzonderlijk in het vernieuwde museum ontvangt deze zaal geen rechtstreeks daglicht. Daarmee is deze ruimte bij uitstek geschikt voor het exposeren van prenten en tekeningen, maar ook voor bijvoorbeeld het vertonen van film.

Pieter Saenredam (1597-1665) is bij een zeer breed publiek bekend als de schilder bij uitstek van kerkinterieurs. Vaak zijn dat vrij kale interieurs die door de kunstenaar in detail zijn vastgelegd en waarbij het perspectief de grootste kunstzinnige uitdaging lijkt te zijn. Naast fanatieke liefhebbers zijn er dan ook tal van mensen die het werk van Saenredam ronduit saai vinden en hooguit van documentaire waarde. Veel van de interieurs die hij schilderde zijn immers sindsdien erg veranderd of zelfs totaal verdwenen, omdat de betreffende kerk werd afgebroken.

 

Slechts één schilderij ontbreekt en is als foto aanwezig. foto Piet den Blanken

 

Wat weinigen weten, is dat Saenredam in 1632 gedurende vrijwel de hele maand juli in ’s-Hertogenbosch verbleef. De stad was in 1629 in Staatse handen gevallen, waarna de katholieke eredienst was verboden en kerken en kloosters werden gesloten of in gebruik genomen voor de protestantse eredienst. Waarschijnlijk logeerde Saenredam bij de predikant Johannes Junius (1587-1635) die een achterneef van hem was.

Voor Saenredam was dit zijn eerste ‘tekencampagne’ buiten zijn woonplaats Haarlem en de tentoonstelling laat zien dat hij zijn tijd in Den Bosch goed heeft benut. Alle nu nog bekende werken die Saenredam in deze maand maakte, op één schilderij na, zijn bij elkaar gebracht. Dat is bijzonder, want het gaat vrijwel uitsluitend om tekeningen die verspreid zijn over tal van musea in binnen- en buitenland en die deels uitzonderlijk kwetsbaar zijn.

Een belangrijke tekening in dit verhaal is een ongesigneerd portret van Junius dat nu in Dresden thuis is en waarvan Jan de Hondt al in 1999 vaststelde dat Saenredam de maker moet zijn. Daarmee kreeg het ‘logeren’ in Den Bosch context en was het geen toevallig bezoek meer. Jan de Hondt is nu samen met conservator Paul Huys Janssen samensteller van de huidige expositie.

Wat ontbreekt is een groot schilderij van het interieur van het koor van de Sint Jan. Dit schilderij bevond zich waarschijnlijk al erg lang in een dorpskerk in Frans Baskenland, totdat de betreffende parochie het in 1937 verkocht aan de Amsterdamse kunsthandelaar D.A. Hoogendijk. Die vond er in Nederland geen koper voor, waarna het schilderij naar de Verenigde Staten ging en uiteindelijk in 1961 door een schenking terechtkwam in de National Gallery in Washington. In het Noordbrabants Museum is nu een reproductie op ware grootte te zien, plus het origineel van de tekening waar Saenredam het op baseerde.

 

Paaps

Opmerkelijk aan het schilderij (en aan de tekening) is dat het laat zien – of suggereert – dat in juli 1632 nog niet alle onderdelen van de ‘paapse’ aankleding uit de Sint Jan waren verwijderd. Zo staan er nog heiligenbeelden hoog tegen de zuilen en hangen er nog rouwborden. Of dat geheel realistisch is, is de vraag. Wat Saenredam in elk geval op het schilderij toevoegde is een groot altaarstuk. Het schilderij dat Abraham Bloemaert in 1615 voor het hoogaltaar maakte, was al meteen in 1629 uit de kerk verwijderd en dat heeft Saenredam dus nooit gezien. In zijn schilderij beeldde Saenredam hiervoor in de plaats een ander schilderij van Bloemaert af dat hij wel kende. Alsof hij de Sint Jan er nog één keer wilde laten uitzien zoals ze onder de katholieken was geweest.

Op de laatste dag van zijn verblijf in Den Bosch maakte Saenredam nog een haastige schets met pen en inkt op een lange strook papier. In snelle streken tekende Saenredam hier nog de vestingwerken gezien vanaf de brug bij de Hinthamerpoort. Het lijkt een getekend afscheid van de stad, in haast gemaakt omdat het reisgezelschap hem maande. Het was vrijdag en in Haarlem wachtten nieuwe afspraken. De tekening komt uit de verzameling van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en hoort dus tot de kerncollectie van het Noordbrabants Museum.