CuBra
Inhoud Bloemlezing
HOME

Print Pagina
Onder redactie van Ed Schilders

Deze pagina kwam tot stand met behulp van Jaap Engelsman en Ewoud Sanders

Copyright 2007

Klik hier om een bijdrage te leveren

CuBra Bloemlezing

 Uit het raam

Jacques den Haan

Uit het raam

 

Nee, dit gaat niet over dat belegen grapje van het dorpstoneelgezelschap - Uw vader herinnert het zich nog wel - het gaat hier over een beroepskwaal. Uit het raam staren is een hebbelijkheid, die ten nauwste met het schrijverschap verbonden is, maar het is tevens een kant ervan, die gewoonlijk wordt doodgezwegen, terwijl over de „inspiratie", die het de kunstenaar mogelijk maakt zijn groots gedicht zonder één verschrijving op de pagina

te gieten, nog steeds met eerbied gefluisterd wordt; die ook bezorgt hem zijn hoog aanzien. Uit het raam staren is niets om eerbied voor te hebben, het is een soort voorbereidende

werkzaamheid, die ik altijd nog wat gênant vind: de melkboer waart trouwhartig rond in kou en regen, het bestelautootje van zelfs de kattebakcentrale suist bedrijvig voorbij, de nijvere stofzuigt, wast af, zet koffie .. . de schrijver staart beschaamd uit het raam.

Het is de beroepskwaal van de criticus, die na de lectuur van het te bespreken werk zijn gedachten erover moet ordenen, zijn aanpak moet bepalen Het is de kwaal van de romanschrijver, ook al vertelt hij zijn publiek blijde, dat hij iedere dag om vijf uur opstaat, een verse punt aan zijn potlood slijpt en zich fris aan het beschrijven stort van de groeiende genegenheid - of is het reeds liefde? - van Jantje voor Antje en wat er precies allemaal

tégen zat. „Van vijf uur tot negen uur! Dan heb ik nog een hele vrije dag voor me!" Uit het raam staren is er nooit bij... Ik ben nòg altijd kinderlijk nieuwsgierig hoe dat toch bij „grote denkers” werkt. Of liever werkte, want het denken als vak raakt uit de tijd - zit blijkbaar

geen boterham meer in. „Denken” die grote denkers dagelijks van twee tot vier bij voorbeeld? met het hoofd in de hand? starend uit het raam? of denken zij schrijvend of schrijven zij denkend?

Voorbereidende werkzaamheden onder het schedeldak moeten er zijn, zelfs al schrijft de auteur „uit het hart”, „van mens tot mens” of hoe dat allemaal heet. Er zijn er die deze peinzensarbeid verrichten op wandelingen – de Romantiek, die voor ons de Natuur ontdekt heeft, was daar sterk in: Rhijnvis Feith piekerde blijkbaar het best, gezeten op een grafzerk in het bleke maanlicht – anderen onder het houthakken, tuin-omspitten, patience-leggen,

maar ik denk dat de meesten doorgewinterde uit-het-raam-kijkers zijn.

Een Amerikaans schrijver heeft eens verzucht: „Het is zo jammer, dat mijn vrouw niet begrijpen kan, dat ik ook werk als ik uit het raam kijk”. Het is een constatering, die mij gelukkig niet aangaat: ik màg uit het raam kijken, maar die, naar ik weet, de Nederlandse literatuur tenminste één veelbelovend auteur gekost heeft. Die veelbelovende zat, jaren geleden, op een reclamebureau aan miskenning te lijden. Hij had het schrijverschap in zich,

maar om écht miskend te worden moet er toch eerst iets geschieden, eerst iets opgeschreven worden en aan de typografen overhandigd. Dus zei hij de reclame vaarwel en trok zich op een goede morgen op zijn kamer terug, hoog boven het kindergeruis en het ijdele gerucht der

wereld. Hij ging een roman schrijven! Toen hij op die verheven kamer een aantal uren had doorgebracht, zei zijn vrouw, met een wat verlegen gegiechel: „Kom, ik zal hem eens een kopje koffie gaan brengen en eens kijken hoever hij al is”. Vèr was hij evenwel nog niet. Op

het grote vel zo hatelijk blanke papier stond alleen maar de eerste regel van wat blijkbaar met een autobiografische inslag was opgezet: „Mooi was ie niet...” De ontwerper van dit proza staarde uit het raam …

Zij heeft dat natuurlijk niet genomen en hij is tegenwoordig een groot man... in de reclamewereld.

Jacques den Haan – uit: ‘Uit het raam’, in: Jacques den Haan staart uit het raam (1962)

S. Carmiggelt

De jonge vrouw heeft zich inmiddels ontdaan van haar lichtblauwe, verre van opzienbarende jurk. Daaronder draagt ze de schier symbolische minima die zendelingen vroeger in de oerwouden begonnen uit te delen voordat ze de bijbel opensloegen om echt ter zake te komen. Ze heeft zich uitgestrekt, weerloos ten prooi aan de zon. En aan mijn blik. Maar was het niet

Shaw, die zei: 'Een schrijver werkt als hij uit het raam kijkt'?

S. Carmiggelt – uit: ‘Amsterdam’, in: De rest van je leven (1979)

Ed Schilders

Raam

 'Een schrijver werkt als hij uit het raam kijkt.' Deze stelling komt voor in het verhaal 'Amsterdam' van S. Carmiggelt. De schrijver, die in vele andere verhalen de juistheid van de stelling bewezen heeft, vroeg zich daarbij af of zij in oorsprong bedacht werd door George Bernard Shaw: 'Was het niet Shaw die zei…’

Waarschijnlijk niet. De meest waarschijnlijke kandidaat is Burton Rascoe, en die zal ook wel bedoeld worden door Jacques den Haan als hij schrijft: 'Een Amerikaans schrijver heeft eens verzucht: 'Het is zo jammer, dat mijn vrouw niet begrijpen kan, dat ik ook werk als ik uit het raam kijk.' (In: Jacques den Haan staart uit het raam; 1962.)*

In Casanova was a Book Lover, van John Maxwell Hamilton, las ik deze week een mij tot nu toe onbekend bewijs voor de stelling. Een schrijver in New York trok eenderde van de huur van zijn appartementje af van de belasting. Bij controle bleek dat zijn werktafel te dicht bij de ijskast stond om voor werktafel te mogen doorgaan; hij kon er ook aan eten, en dan is het een eettafel, en die zijn niet aftrekbaar. Maar het ergste was dat zijn werkruimte geen eigen muren had. Dat kon ook niet volgens onze auteur, want dan zou hij niet meer door zijn twee ramen naar buiten kunnen kijken.

Hamilton vertelt het verhaal als voorbeeld van de moeilijke financiële omstandigheden waaronder veel schrijvers werken. Ik werd vooral getroffen door die ramen. Het uitzicht als kantooruitrusting. Iedere schrijver begrijpt dat. De aftrekpost werd geweigerd.

Ed Schilders - in: de Volkskrant van 06-07-2001

* 'What no wife of a writer can ever understand is that a writer is working when he’s staring out of the window.'

Burton Rascoe – geciteerd, zonder bronvermelding – in: Fred Metcalf, The Penguin Dictionary of Humorous Quotations (1986)

Het gaat om de Amerikaanse journalist, redacteur en criticus Burton Rascoe (22 oktober 1892 - 19 maart 1957). Het citaat komt op het internet voor in diverse vormen: 

“What no wife of a writer understands is that a writer is working when he's staring out the window.”

“What no wife of a writer can ever understand is that a writer is working when he's staring out the window.”

"What no wife of a writer can ever understand is that a writer is working when he's staring out of the window." (Zie ook volgende citaat.)

Ed Schilders

Het citaat van Rascoe werd al aangehaald in 1935, al waren daarvan in Google Books geen details -- bronvermelding bijv. -- zichtbaar te maken. Diverse bronnen geven ongeveer deze formulering:

Dit citaat is afkomstig uit Shake Well Before Using van Bennett Cerf (1948).

Jaap Engelsman

Illustratie: Elliott Banfield

S. Carmiggelt

Uit het raam keek ik neer op een man die, gezeten in een klapfauteuil, het water van de Stadhouderskade beviste. Wie de hengelsport de hartstocht der geduldigen noemde, weet ik niet meer, maar hij had gelijk. Urenlang zat de man, geheel roerloos.

S. Carmiggelt – uit: ‘Het dagelijkse leven’, in: Je blijft lachen (1976)

 

Naarmate de jaren klimmen word ik 's ochtends steeds vroeger wakker. Terwijl mijn vrouw nog slaapt, ga ik naar de keuken, maal koffie in een apparaat dat huilt als een gewond dier en pers sinaasappelen uit met behulp van een perpetuum mobile dat me de snelheid waarmee het gaat weer afneemt door het opeisen van de tijd die nodig is om het schoon te maken. Zo blijft alles omslachtig bij het oude. Als ik gereed ben ga ik voor het raam zitten en kijk uit op het stadsplantsoen voor de deur. Het zijn gelukkige momenten: de dag is wel aangebroken,

maar je hoeft nog niks.

S. Carmiggelt – uit: ‘Honden’, in Slenteren (1975)

De compositie van het verhaal getuigt weer van een geheimzinnig raffinement. Het plotseling invoegen van een beschrijving van bomen, of een jeugdherinnering of een volstrekt moedeloos uitzicht uit het raam, dat mij een geestelijke maagbloeding bezorgt, werkt allemaal enorm in dit verhaal vol woeste tederheid dat drijft op een stroom van constant ingehouden haat.

S. Carmiggelt – in een brief aan Gerard Reve (2 juli 1971) over De taal der liefde; in: Met de neus in de boeken (1979)

Ochtend. Ik zit rechtop in bed en kijk uit het raam. Bewolking met kans op regenbuien.

S. Carmiggelt – uit: ‘Mensen – groot en klein’, in: Gewoon maar doorgaan (1971)

Het is mooi weer. En daarom erg plezierig voor het raam te zitten en doelloos naar buiten te kijken.

S. Carmiggelt – uit: ‘Amsterdam’ in: Bemoei je d’r niet mee (1978)

Proza

„U bent onrustig, meneer!" sprak een glimworm, die met zijn lantarentje juist de ronde deed, „ik heb méér jonge lieden uit het raam naar de sterren zien kijken! Het zou mij niets verwonderen, als ik U zoo eens bezie, wanneer U ook verzen schreef."

Godfried Bomans – uit: Eric of het klein insectenboek (1941)

'Wat betreft... de liefde...,' sprak de Vorstin. Er heerste een langdurig zwijgen. We keken beiden roerloos uit het raam.

'De liefde...,' sprak de Vorstin zachtjes voor zich heen, als in een mijmering.

Gerard Reve – uit: Een circusjongen; Verzameld Werk deel 3 (1999)

Ik zat aan de wijn, of in de wijn liever gezegd, en bestudeerde, uit het raam turend, de toppen van de hoge iepen aan de overkant tegenover mijn woninkje aan de Plantage Parklaan.

Gerard Reve – uit: Moeder en zoon; Verzameld Werk deel 3 (1999)

 

Opnieuw zat ik alleen in een verlaten, leeg huis, waarin ik, ja hoor, nog anderhalf etmaal 'helemaal alleen voor mezelf' had om te 'schrijven', maar waarin ik voornamelijk, al drinkend, naar buiten zoude zitten kijken. Helaas was het inderdaad zo, en zoude het nog wel enige tijd zo blijven, dat in mijn leven veel en langdurig uit het raam werd getuurd.

Gerard Reve: uit: De vierde man; Verzameld Werk deel 4 (2000)

De lezer van een boek kan uit het raam kijken en nadenken, de bioskoopganger niet.

Gerard Reve: uit: ‘Ik heb niet voor niets geschreven’, in: Verzameld Werk deel 6 (2001)

'Toen in 1931 het gebouw aan het Hekelveld werd ingericht, werd op de zetterij parket gelegd. Parket! De mensen op de werkvloer hadden bij de Arbeiderspers recht op parket, vond Van der Veen. Maar Van der Veen liet ook matglas in de ramen van de zetterij zetten. Alleen de bovenste strook was van gewoon glas. Daar kon je door naar de lucht kijken. Gewoon op de stad uitkijken, kon niet. Anders gingen de zetters maar uit het raam kijken in plaats van werken, vond Van der Veen.

Gerard Mulder – uit: De val van de Rode Burcht (1980)

In 1951 stierf mijn vader, tachtig jaar oud. Mijn moeder bleef verlaten achter op haar fraaie Haagse etage en keek uit het raam.

Annie M.G. Schmidt – in: ‘Benen’, uit: Wat ik nog weet (2002)

Geachte heer dus. Allereerst mijn excuses voor mijn late reactie op uw vriendelijke brief. Het is nog maar de vraag of mijn antwoord vanavond rondkomt, want nu moet ik weer even uit het raam kijken, omdat het buiten lente is. En voor de hoeveelste keer nu alweer niet? Toch blijft zij altijd weer nieuw; ondanks al die oude, steeds dezelfde dingen waar het hedenavond weer van wemelt, als je goed kijkt.

Kees van Kooten – uit: ‘Geachte Heer’, in: Meest modermismen  (1989)

Ik staar uit het raam. Er staat een vlierbessenboom in bloei.

Daarachter zie ik de rode toppen van een eik.

Frans Pointl – uit: De kip die over de soep vloog (1989)

Van onze vader kunnen we ons niet veel herinneren. Onze moeder zegt dat het niet

zo was, of ze praat eroverheen, of ze kijkt zwijgend uit het raam en luistert naar muziek, maar onze vader was een struikrover.

Arnon Grunberg – Uit: De heilige Antonio (1998)

Als meneer Andreotti binnenkomt, dan sta ik niet meteen op...

Nee.

Dan blijf ik zitten. En kijk gewoon uit het raam...

Ik zou hem wel thee kunnen geven, maar...

Nee.

Ik blijf zitten. En kijk gewoon uit het raam.

Harrie Geelen – uit: ‘Dat ik niet mors’, in: Ooms en tantes tantes en ooms

Niets beters te doen hebbende, vermaakte ik mij gedurende haar afwezigheid met uit het raam te zien, hetwelk het uitzicht had op de niet verre van daar aan de overzijde van den weg gelegene kerk, een kloek gebouw, met twee verdiepingen en transen en van een tamelijks

spits voorzien.

Jacob van Lennep – uit: Ferdinand Huyck (1840)

Mathilde tuurde uit het raam, zwijgend en de oogen vol tranen.

Louis Couperus – uit: Eline Vere (1889)

Poëzie

(...)

De ochtend na het feest komt

met overgeven, zweven en staren uit het raam.

De stad daarbuiten wordt door god

waanzinnig uitgelicht:

een mastershot.

Lennaert Nijgh – in: ‘Music to jerk off by’, uit: Tekst en uitleg (1990, p. 144)

 

't Is zondag, 'k mag niet naar buiten.

'k Verveel me, 'k verveel me kapot!

Ik kijk uit het raam in mijn zondagse kleren,

want dat moet zo van God.

Hans Dorrestein – uit: ‘Zondag’, in: Je bent een liegbeest (1979)

 

'Destijds... ach ja, toen had ik nog mijn ruiten
Mijn waardigheid, mijn reden van bestaan
Nu komt geen mens me openen of sluiten
Ik kijk nog slechts met tegenzin naar buiten
En binnen is het ook niets meer gedaan'

Drs. P. - 'Venster', in: Venster - Blik op het Nederlandse plezierdichten (2007 - oorspronkelijk in de Haagsche Courant november 1992)

Illustratie: Elliott Banfield

Goethe

'Goethe in Rom zum Fenster hinauslehnend' (1787). Aquarel met krijt van Wilhelm Tischbein. Tischbein tekende Goethe in hun gezamenlijke woning aan de via del Corso in Rome (sedert 1973 Museum Casa di Goethe). De aquarel bevindt zich in de collectie van het Freies Deutsches Hochstift in Frankfurt.

Wat Goethe zag?

'Frau am Fenster' (1822). Caspar David Friedrich; olie op linnen.

Nationalgalerie Staatliche Museen zu Berlin.

Maar uiteindelijk...


Uit: Maurice Robert - Code de la bibliophilie moderne (1936 - zonder

vermelding van illustrator)