Een menselijke ster

 

Louis Hoes haalde ooit het Nieuwsblad van het Zuiden met een aardig artikel over zijn kikkers. Het waren, geloof ik, boomkikkers die hij uit de Rauwbraken had meegenomen omdat ze bedreigd werden door het oprukkende spuitzand van een toekomstig industrieterrein. In zijn bescheiden tuin had hij voor de dieren een mooi moerasje aangelegd. En elk jaar zette hij de door hem gekweekte kikkers uit in 'gezonde sloten' in en rond Tilburg. Ik vond hem een schoolvoorbeeld van iemand die in alle eenvoud een eigen aards paradijsje weet te scheppen.

Dat hij ook ooit een goede turner was geweest, hoorde ik pas later. Er bleken prachtige fotootjes van bewaard. Oók uit de oorlogsjaren toen hij in Duitsland min of meer gevangen zat, begreep ik, en er het beste van wist te maken als lid van een soort rondreizende circusact.

Zijn oudste zoon wist meer en schreef:

'Nadat mijn vader 15 was geworden is hij begin 1934 door mijn grootmoeder bij de textielfabriek van Laurens Janssens (Lauke Tod) aan de Gasthuisstraat afgeleverd. Jongens zoals hij werden daar intern opgeleid zodat ze na een aantal jaren het werk konden gaan doen waar ze het meest geschikt voor waren. Op die leeftijd is hij ook gaan sporten; worstelen en wielrennen. In 1938 werden velen in de textiel ontslagen. Ik heb begrepen dat de ontslagpremie bestond uit een treinkaartje naar Duitsland en misschien ook uit een adres. In dat jaar is hij met enkele Tilburgse lotgenoten naar het Ruhrgebied getrokken. Aanvankelijk werkte hij daar in een staalfabriek in Düsseldorf. Later heeft hij lichter werk weten te vinden. Hij is onder meer onderhoudsschilder geweest. De situatie van de Nederlandse gastarbeiders moet veranderd zijn na de bezetting van Nederland. Hoe precies is mij onbekend. Ze woonden in kampen. Ik heb begrepen dat in de bedrijven zowel krijgsgevangenen, gewone gastarbeiders als mensen van de Arbeitseinsatz werkzaam waren. Er waren diverse verhalen over jongens, die ongeoorloofd verlof opnamen omdat er thuis wat aan de hand was en dat met hun leven moesten bekopen. (Prikkeldraadverlof). De fabrieksarbeiders werden ook ingezet om puin te ruimen na bombardementen.

In Duitsland maakte mijn vader kennis met het turnen en maakte er studie van. Met een bevriende Dordtenaar en een Maastrichtenaar vormde hij een acrobatiektrio. Met hun act namen ze deel aan het 'fronttheater'. Nadat Brabant bevrijd was is hij met een aantal lotgenoten aan een voettocht naar huis begonnen. Ze hebben er een half jaar over gedaan dankzij de vele omwegen die de oorlogsvoering met zich meebracht. Op het Duitse platteland werden ze meestal goed behandeld. Bij wijze van clou vertelde hij steevast dat ze bij het betreden van het vaderland door een Groningse boer werden beroofd.

Bij thuiskomst is hij weer in de textiel gaan werken. Hij sloot zich aan bij de gymnastiekvereniging Olympia en daarna bij Dionysius. Hij heeft het niveau keurturner gehaald en is een opleiding gaan volgen om les te kunnen geven. De heer Sparidans van Dionysius, een gedreven promotor van de lichamelijke oefening, beschouwde hij als zijn mentor. Bij Dionysius ontmoette hij ook mijn moeder, die er bestuurslid was. In 1949 is hij als gymnastiekleider (trainer) bij De Spartanen aangesteld en heeft daar 10 jaar les gegeven. Aanvankelijk werd er op zondag ook nog met een kleine selectie in de parochie Koningshoeven getraind. Er was daar een turnzaal met toneelpodium achter café Langerijt. Ik ben vanaf een jaar of drie vaak meegenomen. Hij had me geleerd los op zijn hoofd te staan. Bij 'uitvoeringen' was ik dan de kers op de taart, een pyramide van drie lagen acrobaten. In 1959 is hij als trainer begonnen bij Pro Patria in Sprang-Capelle'.

'Bevorderaars van de 'lichamelijk opvoeding', zoals mijn vader, waren tegen 'topsport'', zo besluit de zoon zijn mooie terugblik. 'Evenwicht, 'gezonde geest in gezond lichaam', was alles. Niet verwonderlijk dat hij zich later zo goed thuis voelde bij de yoga.'


Louis Hoes overleed in 1988, 69 jaar oud.