De
bakker
Hoewel
we het lied van de onnozele bakker niet veel optekenden, blijkt
het toch een populair lied geweest te zijn.
De
bakker heeft een oogje op een aardig meisje maar durft er zelf
niet op af te gaan.
Hij
laat dit over aan z’n kameraadje en dat had hij niet moeten
doen, want die gaat er uiteindelijk vandoor met datzelfde meisje.
We
tekenden het lied op bij mevrouw Schelle-Habraken uit Udenhout in
1977.
Muzieknotatie zie hieronder
1.
Er
wou ene bakker uit vrijen gaan
Van
liederom, ledderom tralala
Er
wou ene bakker uit vrijen gaan
En
hij durreft zelvers niet (2x)
2.
Hij
ging het zijn kameraad vraqen
Van
liederom, ledderom tralala
En
hij ging het zijn kameraad vragen
Of
hij er uit vrijen wou gaan (2x)
3.
Een
mooi kleed zal ik u schenken
Van
liederom etc.
Een
mooi kleed zal ik u schenken
Als
gij het mooi meisje bepraat ( 2x)
4.
Al
tussen tien en elleven
Van
liederom etc.
Al
tussen tien en elleven
Kwam
hij aan ´t venstertje staan (2x)
5.
Hij
sprak, ach heel lief konijntje
Van
liederom etc.
Of
waakte gij of slaapte gij
Of
witte gij wie ik ben ( 2x)
6.
´k
kom voor den bakker uit vrijen
Van
liederom etc.
´k
kom voor den bakker uit vrijen
Want
hij durft zelf niet ( 2x)
7.
Ik
heb liever jou in oew hemdeke
Van
liederom etc.
Ik
heb liever jou in oew hemdeke
Dan
den bakker mee al zijn goed (2x)
8.
´t
Werd zaterdag, zondagmorgen
Van
liederom etc.
´t
werd zaterdag, zondagmorgen
En
´t meske dat werd de bruid (2x)
9.
Daar
stond den onnozelen bakker
Van
liederom etc.
Daar
stond den onnozelen bakker
En
ze lachte hem vriendelijk uit (2x)
We
vonden een variant in: ‘Limburgse Liederen’ , verzameld door
Lambrecht Lambrechts en uitgegeven te Gent in 1936. We hebben het
hier over Belgisch Limburg.
Onder
de tekst en de melodie schrijft Lambrechts:
Dit
lied werd te Hoesselt gezongen door een dienstmeid uit Werm. De
tekst heeft, mij dunkt, een Hollandse kleur en kan niet oud zijn.
De melodie schijnt wat meer waarde te hebben.
1.
Laatst
ging er een bakker uit vrijen
Maar
zellef en durref d’hij niet
Vijftig
gulden zal ik u geven
Sa, fal-de-ri, tra-la-la-la
Vijftig
gulden zal ik u geven
Als
gij mij dat mooi meisje bepraat.
2.
De
jongen die wachtte niet langer
Om
naar dat mooi meisje te gaan
En
hij riep: lief Mieke, slaapte gij?
Ach
bakker, waar blijft ge zo lang.
3.
En
ik ben voorwaar genen bakker
Enen
bakker en ben ik niet
Maar
ik ga voor den bakker uit vrijen
Want
zelf en durft hij niet.
4.
Gaat
gij voor den bakker uit vrijen
En
durft hij zelver niet
Zo
vrijt liever maar voor uw eigen
En
voor den bakker niet.
5.
En
hoe zou ik durven vrijen
Die
geen geld of goederen heeft
Ik
zie u veel liever in uw hemdeken
Als
den bakker met alle zijn goed.
6.
Het
werd woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag
Maar
’s zondags was Mieke de bruid
En
nu stond den bakker te kijken
En
hij was zijn lief Mieke kwijt.
7.
Oorlof,
jonkmans en dochter
Stuurt
nooit enen anderen uit vrijen
Maar
vrijt altijd voor uw eigen
Maar
voor een ander niet.l
In
de jaren '70 van de vorige eeuw kreeg ik een variant van de
onnozele bakker toegestuurd door het Volksliedarchief in
Amsterdam.
Er
wordt niet bij vermeld waar het lied is opgenomen, er staat wel
een voetnoot bij:
Nederland
en Vlaanderen.
Over
de ouderdom valt weinig te zeggen: het grote aantal tamelijk
uiteenlopende varianten doet vermoeden dat het al in de achttiende
eeuw bekend zal zijn geweest.
Let
vooral op de leuke melodie die bij dit lied hoort!
1.
Daar
zou eens een bakker uit vrijen gaan
Van
diedel, diedelorum die falderaldera
Daar
zou eens een bakker uit vrijen gaan
Maar
zellevers duft-ie niet.
2.
Hii
sprak er zijn kameraadje aan
Van
diedel etc.
Hij
sprak er zijn kameraadje aan
Of
die er eens henen wou gaan.
Zo
gaat het verder met couplet 3 t/m 6.
3.
Des
avonds aan het slaapvensterraam
Vroeg
ze: waar kom jij nu nog vandaan?
4.
Ik
kom vrijen voor dat bakkertje
Want
zellevers durft-ie niet.
5.
Als
je vrijt, vrij dan voor je zelleven
Maar
voor een ander niet.
6.
Want
ik zie jou liever in je nakende hemmetje
Dan
die bakker met al zijn geld.

Rolf
Janssen tekende het liedje op bij de heer J.Vos in Oss.
Op
de mert daor wont ‘nen bekker
En
dien bekker ha ‘ne sik
En
dien sik kreeg op z’n mieter
Mee
‘ne grote krentenmik
Laot ‘m mar gaon, laot ‘m mar gaon
Want
dieë sik hee niks gedaon (2x)
De
‘sik van d’n bekke’ komt ook voor in een potpourri die
gespeeld werd door Mie de Fiedel en d’re meens uit Tilburg.
Rolf
Janssen schrijft hierover in zijn boek: ‘We hebben gezongen en
niks gehad’ op pag.23:
Volgens
verschillende mensen die hen nog ooit hebben horen spelen,
brachten zij vaak een potpourri, waarin - waarschijnlijk-
de volgende liedjes voorkwamen:
‘Op
de mert’, ‘Mie Katoen komt morgen noen’, ‘St.Job’,
‘Jan Toerlezjoer’, ‘Den Bult’.
Muzieknotatie zie hieronder
|