CuBra
Inhoud beroepen liedjes
Inhoud alle liedjes
Home
Inhoud dieren- liedjes
lnhoud feestliedjes
De scharensliep

Ben Hartman

Liedjes over beroepen - Scharenslijper

 

Elke week een nieuwe aflevering op maandag met muzieknotatie

Muzieknotatie zie hieronder

De Scharenslijper

 

1.

Mijn vader is een scharensliep

Eerlijk aan zijn brood kon komen

Die men niet te na en riep

Als hij niets had meegenomen

Jammer dat zo'n eerlijk man

Zonder krukken niet gaan en kan

Van falideridera, huttteremie van solia.

 

2.

Mijn moeder heeft een appelkraam

't is een vrouw van goed fatsoen

ze laat niet op haar tenen trappen

ze kan ook oude kleren lappen

maar als ik niet naar durre zinnen fluit

speelt ze dadelijk haar blokjes uit

van falideridera etc.

 

3.

Dan heb ik nog een oude tant'

die ik ook niet mag vergeten

die heeft aan de waterkant

dertig jaar in 't hok gezeten

en dan ook nog boven dat

de ijzers op de rug gehad

van falideridera etc.

 

4.

Dan heb ik nog een oude nicht

Dat moet nog wat harder klinken

Die kan alle dagen wel

Voor 40 centen koffie drinken

En nog van den overschot

Jenever op de koffiepot

Van falideridera etc.

 

5.

En hoe het met mijn broeders gaat

't is te lang om te vertellen

er zijn er drie of vier soldaat

de andere kan ik niet bestellen

maar wacht er moet er nog ene zijn

't is de knecht van ?

van falideridera etc.

 

6.

En hoe het met mezelve gaat

Luistert nu maar al te gader

Ik ben het kindje van mijn moeder

En het zoontje van mijn vader

Ik heb den aard naar allebei

Oh, wat steekt er veel deugd in mij

Van falideridera etc.

 

Mevrouw Schelle-Habraken uit Udenhout zong dit lied voor ons in 1977.

Ik vond het lied, en ik denk dat dit de originele versie is, in ‘Honderd Oude Vlaamse Liederen’, door Jan Bols, Pastoor van Alsemberg. Uitgegeven te Namen in 1897.

Ik laat tekst en muzieknotatie volgen zodat u beide versies kunt vergelijken.

Mevrouw Schelle-Habraken, zo blijkt, slaat het eerste couplet over!

U kunt dan zien dat haar ‘hutteremie van solia’ een verbastering is van het Vlaamse ‘ut, re, mi, fa, solia’, ofwel do, re, mi, fa, sol.

In Vlaanderen noemen ze de eerste noot van een toonladder ‘ut’, wij zeggen: ‘do’.

Muzieknotatie zie hieronder

 

1.

Vrienden allen, groot en klein

Liefhebbers van wondre dingen

Op-sa-sa, ri-de-ri-de-ra

Wilt hier wat aandachtig zijn

‘k Ga van mijn familie zingen

Op-sa-sa, ri-de-ri-de-ra

Dan zult gij zien aangeduid

Uit wat edel bloed ik spruit

Fal-la, ri-de-ri-de-ra, ut, re, mi, fa, so-li-a.

 

2.

Mijn vader was een scheresliep

Eerlijk aan zijn brood gekomen

Dien men nooit terug en riep

Als hij niets had meegenomen

Spijt is ’t dat zulk edel man

Zonder krukken niet voort en kan.

 

3.

Mijn moeder heeft een appelkraam

Zij kan oude kleren lappen

’t Is een vrouw van goede naam

Zij laat niet op haar tenen trappen

Maar als ’t naar haar zin niet draait

Seffens heeft z’haar blokken uit.

 

4.

Hoe het met mijn broeders gaat

’t Is te lang om te vertellen

Daar zijn er drie of vier soldaat

De andre kan ik niet bestellen

Wacht, er is nog één die gaat

Vuilnis rapen langs de straat.

 

5.

‘k Heb ook nog een ou’ matant

Die ik hier niet mag vergeten

Zij heeft langs de waterkant

Twintig jaar op ’t kot gezeten

En dan nog eens boven dat

’t Ijzer op de rug gehad.

 

6.

Mijn nicht is een deftig mens

O, dat moet wat harder klinken

Als zij maar voor twintig cents

Alle dag kan koffie drinken

En dan van den overschot

Genever uit de koffiepot.

 

7.

Nichten en kozijns met ’t gros

Men zou er de straat mee schuren

Scheef en mank en scheel en ros

Allerliefste creaturen

Allemaal van groot beslis

Lijk mijn heel familie is.

 

8.

Maar wie dat ik zellef ben

Vrienden, luistert al te gader

‘k Ben het kind van moederken

En het zoontje van mijn vader

‘k Heb den aard naar allebei

O, wat steekt er deugd in mij.

 

Mevrouw P. Heessels- van Maaren uit Schijndel heeft een prachtige collectie liedschriften en losse liedbladen, u bent haar naam al eerder tegengekomen op deze Cubra-site.

Al dit materiaal komt van haar moeder: Maria den Otter uit Boxtel.

Het lied van de scharensliep was ook bij haar bekend, zij schreef het in een liedjesschrift en boven de tekst staat: Bokstel, 2 februari 1907.

Muzieknotatie zie hieronder

 

De nu volgende tekst lijkt op de Vlaamse variant maar herbergt toch wel wat interessante verschillen.

 

1.

Zeg vrienden in het groot en klein

Zeg vrienden van zo’n rare dingen

Kom, wil mij eens aandachtig zijn

Ik wil mijn familie eens gaan bezingen

Het zal u worden uitbeduid

Waar dat een ieders bloed uitspruit.

 

2.

Mijn vader was een scharensliep

Zeer deftig aan de kost gekomen

Omdat men hem terug beriep

Als hij iets had weggenomen

Zeer jammer dat zo’n deftig man

Niet zonder stelen leven kan.

 

3.

Mijn moeder had een appelkraam

Daarbij kan zij goed kleren lappen

Zij was een vrouw van goede naam

En liet zich niet op tenen trappen

Maar als men ’t bij haar had verbruid

Trok ze terstond haar klompen uit.

 

4.

Mijn oudste broer werd flink soldaat

Later koopman in oude kleren

Hij werd armoedig in zijn staat

En ging behoorlijk stelen leren

En nu hebben zij die schalkse guit

Voor twee jaar achter het slot geduid.

 

5.

Nu heb ik nog een zusje fijn

Dat mag ik daarbij niet vergeten

Zij is er in de maneschijn

Met ene Fransman weggestreken

En nu zit zij, die zatte griet

Alleen te wenen in haar verdriet.

 

6.

Dan heb ik nog een oom en tant’

Die mag ik ook al niet vergeten

Die hebben aan de waterkant

Ruim tien jaar achter het slot gezeten

En boven dat, ik zeg nog wat

Het brandmerk op de rug gehad.

 

7.

Nu heb ik nog nichten en neven met de gros

’t is allemaal een en ’t zelfde…..(woord niet te lezen in liedjesschrift!)

Krom, lelijk, scheef en aardig ras

Men zou er zelfs de straat mee schuren

’t Is allemaal een en ’t zelfde beslis

Gelijk mijn hele familie is.

 

8.

En wilt gij weten wie ik ben

Hoor dan mijn vrienden altegader

Ik ben het zoontje van mijn moe

En het kindje van mijn vader

En ik gelijk aan allebei

Dus steekt er niet veel goeds in mij.

Muzieknotatie zie hieronder

 

Het nu volgende lied trof ik aan in een liedjesschrift dat toebehoorde aan Johanna Verhagen uit Gemonde, zij woonde in de Besselaar. Zij noteerde de tekst op 11 juli 1912.

Aangezien mevrouw Schelle-Habraken hetzelfde lied voor ons zong, maar met een iets afwijkende en onvolledige tekst, weten we nu toch op welke melodie de volgende tekst gezongen kan worden.

 

1.

Toen ik nog jonger was van jaren

Liep ik met mijn slijpersteen

In mijn vak zeer goed ervaren

Trok ik naar alle landen heen

'k liep overal in 't rond

of ik niets te slijpen vond

vanaf de vroege morgen

tot aan de avondstond.

 

2.

Overal werd ik geprezen

Maar 't meest bij 't schoon geslacht

Moest er een schaar geslepen wezen

Dadelijk werd aan mij gedacht

Men riep: waar is die man

Die scharen slijpen kan

En 'k zette zonder vrezen

Mijne voet al op de span.

 

3.

Eens kwam ik een meisje tegen

't kind wou naar zijn winkel gaan

't schoon (ofschoon) zij was heel verlegen

want zodra ze mij zag staan

was 't eerste wat ze zei

ach slijp die schaar voor mij

'k liet dit geen twee maal zeggen

maar deed het vlug en blij.

 

4.

'k Heb door mijn scharenslijpen

menigeen tot vriend

en gelijk gij kunt begrijpen

ook al aardig geld verdiend

dat kwam al dat ik riep

als ik met mijn wagen liep

met moed uit volle longen

en getrouw maar scharensliep.

 

5.

Ieder mocht mij gaarne lijden

Daar ik vriendelijk was en ree

Ik mocht mij in vele gunst verblijden

Met mijn werk was men tevree

Ik was altijd content

En als een knappe vent

Bij rijken en bij armen

Steeds om mijn vak bekend.

 

6.

Nu ben ik te hoog van dagen

Ik laat het slijpen in den brand

Ik zette sinds lang mijn wagen

En mijn steen al aan de kant

Maar als ik hem nog had

Hij wier weer opgevat

En ik ging weer opnieuw aan 't slijpen

Zowel in dorp als in stad.


De scharenslijper - 3 muzieknotaties bij bovenstaande teksten

Afbeelding