CuBra
Inhoud beroepen liedjes
Inhoud alle liedjes
Home
Inhoud dieren- liedjes
lnhoud feestliedjes
De scharensliep

Ben Hartman

Liedjes over beroepen - De boer (2)

Elke week een nieuwe aflevering op maandag (nog) geen muzieknotatie

2. De boer uit Etten

Deze klucht was vroeger in Schijndel heel bekend. Het hoorde tot het repertoire van Pietje Hellings, (1876-1976), Pietje was dus honderd jaar toen ie stierf!

Het lied was, uiteraard, ook buiten Schijndel bekend.

Rolf Janssen nam het lied op met als titel: ‘De boer van Ravels’ ( ‘We hebben gezongen en niks gehad’ ) en er bestaat een variant die heet: ‘De boer van Petten’ ( ‘Liederen en dansen uit West-Friesland’, pag. 125 ).

 

 

Muzieknotatie zie onder

 

 

1.

Er kwam een boer uit Etten, zeg vrienden wilt verstaan

Die naar de Tilburgse merte om varkens wilde gaan

Zijn vrouw die gaf hem geld, hij sprak: ik ben gesteld

Nu ga’k vandaag op zwier en ik neem mijn plezier.

 

Refrein:

Van liederom falderaldera, van liederom falderaldera

Nu ga’k vandaag op zwier en ik neem mijn plezier.

 

2.

Al op de markt gekomen, keek naar geen varkens om

Maar wel naar een mooi meisje, keek hij van achter om

Hij sprak het meisje aan, zeg wilde gij met mij gaan

Ik ben voorzien van geld, het meisje sprak: ik ben gesteld.

 

Refrein.

 

3.

Hij heeft haar meegenomen, de boer was uit de rouw

Een glaasje wijn gedronken, dacht niet meer aan zijn vrouw

Ze hebben de hele dag gezellig doorgebracht

Zijn geld was naar de maan, hij kon naar huis toe gaan.

 

Refrein.

 

4.

De boer dacht bij z’n eigen, hoe leg ik ’t nu aan

Hoe zal ik varkens krijgen, waar’k mee naar huis kan gaan

Ik heb mijn geld verteerd hetgeen mijn hart bezeert

Nu vrees ik mijn kwaai wijf, ik krijg haar nu op mijn lijf.

 

Refrein.

 

5.

De boer die was geslepen, o, wat een vieze grap

Wat heeft hij daar gekregen, een kater en een kat

Toen dacht hij op zijn gemak, die steek ik in mijn zak

Toen is hij naar huis gegaan, toen kwam er de pret pas aan.

 

Refrein.

 

6.

Zijn vrouw die aan hem vraagde, dat had hij niet verwacht

Hebt gij dan ook geen varkens, van de beste soort gebracht

Hij sprak zoals het hoort, al van de beste soort

Zij wist niet van die grap, het was een kater en een kat.

 

Refrein.

 

7.

Zij bracht dan zonder schromen, de varkens naar ’t kot

Wat heeft zij daar vernomen, een kater en een kat

De zak al open gedaan, zij kwamen eruit gegaan

Zij kropen langs maas en gat, het was een kater en een kat.

 

Refrein.

 

8.

Zij heeft haar man geslagen, al met een koekenpan

Ge hoeft er niets te vragen, gij weet er alles van

O, god wat droevig lot, geen varkens in mijn kot

Moest gij dan naar de markt al om een kater en een kat.

 

 

3. De boer en de ezel.

 

 

Deze klucht vond ik in een schrift dat ik ooit gekregen heb van Harrie Beex.

Christiaan van de Laar uit Esch heeft een aantal schriften volgeschreven met liedjes, vertelsels en voordrachten in het begin van vorige eeuw, en dat weten we omdat de heer van de Laar de datum en het jaartal noteerde onder een liedtekst. Al dit prachtig materiaal heeft hij eens aan Harrie Beex gegeven en die gaf het weer door aan mij!

Ik heb het lied nergens in volksliedboeken kunnen vinden en ik weet ook niet of de tekst ooit op een los liedblad is verschenen!

Ik kan u dus ook niet van dienst zijn met een melodienotatie.

 

1.

Zeg vrienden tot vermaak blijf hier een weinig staan

Wat vieze rare zaak ik u zal zingen gaan

Van enen lompen boer, die met zijnen ezel voer

Te Rijsel op de markt, wat vieze rare grap

De klucht moet zijn beschreven, want zij is de moeite waard

van la drie tralala (bis).

 

2.

Hij is op de markt gekomen met zijn kar en ezelbeest

Daar heeft hij toen vernomen hoe een ieder was bevreesd

Voor ziekten en gevaar, van ’t een hier en d’ander daar

Hoe Rijsel was gesteld, ’t is om bevreesd te zijn

Hoe Rijsel was beladen met de pokken groot en klein

Van la drie tralala (bis).

 

3.

De boer begon te beven, als hij op de ezel docht

Hij is niet lang gebleven als hij had zijn waar verkocht

Hij heeft zijn vrouw verteld hoe Rijsel was gesteld

Ach vrouw wat ongeval wacht ons beest op stal

Ik vrees dat onze ezel ook de pokken krijgen zal

Van la drie tralala (bis).

 

4.

De vrouw was heel verslonden sprak: ach man geloof me vrij

dan is ons beest geschonden want het is zo’n lieve prij

hij wordt geviceteerd dan daar geapprobeerd

de pokken staan al vlug op ’t beestje zijnen rug

twee bultjes vers gebeten van een vlieg of een mug

van la drie tralala (bis).

 

5.

De boer zonder wachten liep naar een dokter ras

Mijnheer had geen gedachten, dat ’t voor de ezel was

Hij leidt hem in de stal, hier staat mijn beestje al

En of gij ’t zegt of niet, dat beestje lijdt veel verdriet

Gij moet de smid gaan halen want dat is mijn ambacht niet

Van la drie tralala (bis).

 

6.

De smid is gene kwezel, doch de boer is half zat

De meester en de ezel waren beide even bat

Men schrijft dan op papier, een stoopje Luvensbier

Gekookt heel vigelant met vijgen en krent

Zo doet men dat remedie in des ezels fondement

Van la drie tralala (bis).

 

7.

De vrouw die haalt een kussen, heeft dat op de vloer gelegd

De ezel om te rusten wordt daarop zijn hoofd gelegd

En toen sprak deze vrouw, al met zeer grote rouw

Geburen toch geloofd, dat beestje heeft pijn in ’t hoofd

De ezel door de pokken is van zijn verstand beroofd

Van la drie tralala (bis).

 

8.

De ezel door verwarmen als hij had zijn zuipen beet

Door het roeren van zijn darmen liet hij een frisse scheet

De man riep met spoed: zeg vrouw heb goede moed

Hij streelt hem over zijn gat, zeg beestje scheid nog wat

En al de buren wensten hem proficiat

Van la drie tralala (bis).

 

9.

De man liep naar boven, sprak: och vrouw we zijn verlost

We mogen de Heer loven, doch het heeft geld gekost

Ach man dat is een leer, rijdt naar die stad niet weer

Houdt onze ezel rein van markten groot en klein

Zolang als de pokken nog in de stad van Rijsel zijn

Van la drie tralala (bis).