CuBra
Inhoud beroepen liedjes
Inhoud alle liedjes
Home
Inhoud dieren- liedjes
lnhoud feestliedjes
De scharensliep

Ben Hartman

Liedjes over beroepen 

Elke week een nieuwe aflevering

De molenaar - deel 1

 

De molenaar in het volkslied.

 

De molenaar heeft in de loop der tijden een belangrijke rol gespeeld in het (volks)leven van de Nederlander.

Niet voor niets zijn er daarom zoveel uitdrukkingen en spreekwoorden die betrekking hebben op de molen en de molenaar.

‘Dat is koren op zijn molen’, ‘de molen naar de wind keren’, ‘‘n klap van de molenwieken krijgen’, ‘dat zullen we God en de molenaar laten scheiden’, ’alle molenaars zijn geen dieven’, etc.

Ik kom hier later nog op terug in het laatste hoofdstuk van deze bijdrage.

 

De molenaar is van oudsher ook een belangrijke, zo niet beruchte, figuur in het volkslied.

Hij blijkt een echte schuinsmarcheerder te zijn, om het maar voorzichtig uit te drukken.

Hij verleidt meisjes en nodigt ze uit op zijn molen om met hen te ‘malen’. In een van de molenaarsliedjes komt de zin voor: ‘hij legde haar op een molensteen en maalde haar driemaal achtereen’.

U zult geen onvertogen woord tegen komen in de liedteksten die straks gaan komen, de molenaarsliederen staan dikwijls bol van de metaforen; maar iedereen begrijpt donders goed waar het om gaat, waar het de molenaar om te doen is of waar het meisje op uit is dat een molenaar op zijn molen gaat bezoeken!

 

Molenaarsliederen zijn oud, ze komen al voor in de 16de eeuw en dan met name in het Antwerps Liedboek uit 1544.

Het interessante is ook dat sommige hiervan zo’n lange overlevingstijd hebben gekend.

Eind jaren zestig van de vorige eeuw zijn er door de mensen van het Volksliedarchief in Amsterdam, en dan met name Ate Doornbosch, 5 veldopnames gemaakt van een lied dat ook voorkomt in het Antwerps Liedboek: ‘Het was een meysken vroech opghestaen’.

De veldopnames gebeurden bijna allemaal in Noord-Oost Groningen.

Ik zal verderop in dit betoog tekst en uitleg geven over dit lied.

 

In deze bijdrage zal het accent liggen op de liedteksten.

Toch zult u bij enkele teksten wèl een melodienotatie tegenkomen. Ik denk namelijk dat sommige molenaarsliederen nog best bruikbaar zijn, in die zin dat ze zingbaar zijn en gemakkelijk te begrijpen, zonder al te veel ingewikkelde symboliek.

 

Ik wil deze bijdrage over de molenaarsliederen niet in een keer publiceren, het zou een veel te uitgebreide publicatie worden en dat gaat ten koste van het concentratievermogen en van de interesse van de lezer.

Na vijf afleveringen zult u aardig op de hoogte zijn van het reilen en zeilen van de molenaar in het volkslied vanaf 1544 tot heden ten dage?

 

 

Voor de volgende indeling heb ik gekozen:

 

1. Wat is het Antwerps Liedboek (A.L.)?

 

2. Twee molenaarsliederen uit het A.L. met tekst en uitleg.

 

3. Drie molenaarsliederen uit het Antwerps Liedboek met tekst en

uitleg.

 

4. Molenaarsliederen in latere publicaties.

 

5. Molenaarsliederen uit eigen archief.

 

6. Uitdrukkingen, gezegdes en spreekwoorden over de molen

en de molenaar.

 

 

 

1. Wat is het Antwerps Liedboek?

 

Het Antwerps Liedboek heet eigenlijk:

 

‘Een Schoon Liedekens-Boeck in den welcken ghy in vinden sult veelderhande liedekens, oude en nyeuwe om droefheyt ende melancolie te verdryven’.

Item hier sijn noch toeghedaen meer dan veertichderhande nyeuwe liedekens die in gheen ander liedekensboecken en staen, hier achteraen vervolghende.

 

En onder het titelblad staat:

 

Dese liedekensboecken vint men te coope tAntwerpen onder Onser Liever Vrouwen toren tot Jan Roulans.

 

De mensen die Antwerpen een beetje kennen weten nu wel waar het liedboekje te koop was!

 

 

 

Waarom dan de naam Antwerps Liedboek?

 

Het boekje werd gedrukt te Antwerpen in 1544 door drukker Jan Roulans.

Hij gaf het heel eenvoudig uit: 221 liedteksten, in beginsel alfabetisch geordend, dicht op elkaar gedrukt in, zoals dat heet, octavo oblong ( een liggend formaat kleiner dan een prentbriefkaart), zonder muzieknotatie en zonder illustraties afgezien van een houtsnede op het titelblad.

Het is een van de grootste verzamelingen wereldlijke liederen uit het Europa van die dagen en de vroegste verzameling van een dergelijke omvang die in druk verscheen.

Het moet een populair boekje zijn geweest, want het is minstens viermaal herdrukt. Toch is slechts één compleet exemplaar bewaard gebleven, naast fragmenten van twee latere drukken.

Dit enige, volledige exemplaar ligt in de Herzog August Bibliotheek in Wolfenbüttel, in Duitsland dus.

 

Het Antwerps Liedboek is geen verzameling van één auteur of dichterskring: de samensteller heeft bijeengebracht wat hij te pakken kon krijgen. Daardoor geeft het liedboek zo’n mooi, veelzijdig beeld van de wereldlijke liedcultuur van Antwerpen in de jaren dertig en veertig van de zestiende eeuw.

De liederen laten een grote verscheidenheid zien in thema’s, het belangrijkste onderwerp is de liefde in al haar verschijningsvormen.

Een bijzondere categorie vormen ambachtelijke coïtusliederen, die willen amuseren door dubbelzinnige beschrijvingen van seksuele handelingen in vaktermen als ‘malen’ en een ‘slotje vijlen’.

 

Hoe de drukker Jan Roulans precies aan de liederen is gekomen, is niet te achterhalen.

Het merendeel van de teksten zal hij hebben overgenomen uit schriftelijke bronnen: gedrukte liedblaadjes en pamfletten alsmede handgeschreven boekjes en blaadjes.

 

In juni 1546 werd het Antwerps Liedboek verboden, het waarom is niet helemaal duidelijk.

Het liedboekje kwam terecht op de Index Librorum Prohibitorum, een lijst van verboden boeken.

 

De inhoud van het Antwerps Liedboek werd ook bekend in Noord –Nederland.

Een groot aantal liederen is terug te vinden in het Aemstelredams Amoreus Lietboeck uit 1589 en in het Haerlems Oudt Liedtboeck dat gedurende de zeventiende eeuw tientallen malen werd herdrukt.

 

Tenslotte:

Deze, zeer summiere, informatie van het Antwerps Liedboek haalde ik uit de uitgave: Het Antwerps liedboek, deel 1 en 2, uitgegeven door Uitgeverij Lannoo te Tielt in 2004. ( ISBN 90 209 55233 )

Er horen twee cd’s bij met een selectie van de liederen, uitgevoerd door o.a. muziekgroep ‘Camerata Trajectina’ en het ‘Egidius Kwartet’.

 

De samenstellers van deze prachtige publicatie zeggen in het nawoord:

Deze editie is na ruim anderhalve eeuw Antwerps Liedboek-onderzoek de eerste publicatie van alle teksten met- voor zo ver mogelijk- alle bijbehorende muziek.

 

 

 

2. Twee molenaarsliederen met tekst en uitleg.

 

 

2a.

Een nyeu liedeken van Claes Molenaer of:

Claes Molenaer en zijn minneken. (A.L. lied 15)

 

Uit de tekst van dit lied blijkt al meteen wat voor een figuur Claes Molenaer is en wat we kunnen verwachten in de volgende molenaarsliederen.

Er is echter nog geen sprake van een molen of het malen.

 

Claes moet voor die heeren (het gerecht) verschijnen voor een wat onduidelijk vergrijp.

Die heeren vragen aan Claes:

 

Claes molenaer, een sake die wi u vraghen:

Die bonte cleederen die ghi draghet

Moechdijse wel draghen mer eeren?

 

Waarop Claes antwoordt:

 

Dese bonte cleyderen die ick draghe

Die gaf mi een so schoonen maghet

Si salder mi wel gheven meere.

 

Hierop kreeg Claes een soort oprotpremie om Brunswijk te verlaten:

( Brunswijk, in het Duits: Braunschweig, was een staat in het midden van het huidige Duitsland die bestond uit een aantal niet aaneengesloten gebieden. Brunswijk heeft bestaan van 1235 tot 1946.)

 

Si gaven hem penninghen in zijn hant

Claes molenaer, ghi moet gaen rumen tlant

Bruynswijck moet ghi nu laten.

 

Maar die nacht wordt Claes gevangen genomen en moet weer voor ‘t gerecht verschijnen.

En al smalend zegt Claes tegen de schout, het hoofd van het gerecht, en dan weet je meteen wat voor een persoon Claes is:

 

Heer schoutet, ghi hebt drie dochterkijn

Ghi meynt datse alle drie maechden zijn

mer lacen, si en zijn gheen van allen.

 

Die eene dat is mijn minnekin

Die ander draecht van mi een kindskind

Ende bi die derde hebbe ic geslapen.

 

Claes wordt tenslotte voor zijn ‘vergrijp’ terechtgesteld, hij moet hangen, en zegt vlak voor hij geblinddoekt het schavot opklimt:

 

In alle Bruyningen ( Brunswijk ) en staet niet een huys

Daer en gaet een jonge Claes molenaer uut

Oft een vrou molenarinne.

 

 

2b.

Een oudt liedeken of:

Die voghelkens in der wilder heyden. (A.L. lied 21)

 

De molen speelt hierin een belangrijke rol: als een plaats om de liefde te bedrijven.

In alle vier de strofen zegt de ik-figuur, die van zijn soeten lieve niet meer naar de molen mag gaan:

 

‘ Ick en mach niet meer ter molen gaen,

Hillenbillen metten jonghen knechten’.

 

Hillebillen kan betekenen rollebollen maar ook met de hielen tegen de billen slaan. De eerste betekenis heeft uiteraard de voorkeur in bovenstaande strofe!

 

In de derde strofe wordt duidelijk wat er zoal op de molen gebeurd op het gebied van de liefde; alles natuurlijk in metaforen uitgedrukt!

De molen staat voor het mannelijk lid, malen is geslachtsgemeenschap hebben en de molensteen?

Misschien kun je de onderste molensteen als het meisje zien en de bovenste molensteen de jongen, bij het vrijen?

 

Die een goede nieuwe molen heeft

Och, hoe wel mach hijse malen!

Wanneer hijse wel ghemalen heeft,

So leyt si wel also stillen.

Den oppersten steen die gaet of,

Den ondersten blijft in zijn rechten.

Ick en mach niet meer ter molen gaen,

Hillenbillen metten jonghen knechten.

Stampt, stamperken, stampt! Stampt, hoerenkind, stampt!

Stampt, stamperken, in de molen.

 

Naar aanleiding van deze laatste twee regels denkt Kalff in zijn ‘ Het lied in de Middeleeuwen’ dat we hier mogelijk te maken hebben met een danslied en dan met name een zogenaamde ‘ stampie ‘.

 

Kalff bedoelt waarschijnlijk een zogenaamde ‘Estampie’.

Dit is een vorm van instrumentale muziek uit de 13de en 14de eeuw, maar is ook een middeleeuwse dans.

Er is zijn echter geen originele dansbeschrijvingen overgeleverd.

In de etymologie van het woord ‘Estampie’ komt voor ‘Estamper’ en dat suggereert het stampen met de voeten.

Vanuit dit oogpunt zou Kalff gelijk kunnen hebben.

(Wordt vervolgd)