De
molenaar - deel 4 (vervolg)

5
- Molenaarsliederen uit eigen archief
In
de loop der jaren heb ik bar weinig molenaarsliederen opgenomen
bij mijn veldwerk.
Meestal
wat coupletjes die naar een molen of een molenaar verwijzen en een
klein aantal losse liedblaadjes met molenaarsliederen.
In
mijn verzameling losse liedbladen vond ik een molenaarslied op een
heel groot dubbelgevouwen liedblad (40 bij 52 cm.) met als
opschrift: ‘13 schoone liedjes, prijs 10 cent’.
Het
andere liedblad heeft als opschrift: ‘16 schoone liedjes’,
prijs 10 cent’.
Het
zijn allemaal prachtige, oude liedteksten; de drukker/uitgever
wordt niet genoemd, er is ook geen melodieaanwijzing.
De
inhoud van het molenaarslied, ‘de molenaar’, laat zich
gemakkelijk raden!
1.
Vrienden
ik zal u een kluchtje verhalen
Luister
toe en blijf wat staan
Hoe
een mooi meisje is gevaren
Dat
zo gaarne wou wandelen gaan
Zij
ging wandelen voor haar plezier (bis)
Langs
een klaar water aan een rivier
Al
in een scheepje vol van plezier
Van
onder en boven en dan weer hier.
2.
Zij
ging uit wandelen voor een molen
Waar
zij een molenaar zag
Zij
sloeg haar bruine oogjes naar boven
En
zij wenste hem goedendag
Goeden
dag! Riep zij molenaar hier
Komt
eens van boven en spreekt mij eens hier
Al
in mijn scheepje vol van plezier
Van
onder en boven en dan weer hier.
3.
De
molenaar kwam naar beneden
Hij
gaf er het meisje enen lonk
Hij
vroeg of zij gemalen wou wezen
Of
zij dat hem niet toe en stond
Hij
lag haar op zijn molensteen
En
maalde haar driemaal achtereen
Al
in een scheepje vol van plezier
Van
onder en boven en dan weer hier.
4.
Als
nu zijn koren was gemalen
En
zijn molen wou niet meer gaan
Toen
begon dat mooie meisje te vragen
Of
hij wezen wou haar man
Wel
neen, sprak deze molenaar hier
In
‘t trouwen heb ik geen plezier
Maar
wel in jouw scheepje vol van plezier
Van
onder en boven en dan weer hier.
In
de jaren 70-80 van de vorige eeuw nam ik in Vorstenbosch
(
mevrouw Mieke van Grunsven- van der Zanden) en in Schijndel
(mevrouw Janske van de Wiel-Verhagen en mevrouw Kivits- van den
Heuvel) het volgende lied op: ‘ Moeder mag ik trouwen gaan’.
Een
jongeman zag in de stad een meisje wandelen en nodigde haar meteen
uit op zijn molen.
Ik
sprak, ach meisje hoor eens hier
Op
mijne molen (2x)
Ik
sprak, ach meisje hoor eens hier
Op
mijne molen is zoveel plezier.
Bij
het malen van grof en fijn
Zullen
wij drinken (2x)
Bij
het malen van grof en fijn
Zullen
wij drinken een glaasje wijn.
Dit
drinken van een glaasje wijn moet u niet letterlijk opvatten, het
staat symbool voor een liefdesspel.
Het
meisje moet echter aan haar moeder vragen of ze mag trouwen,
moeder vindt haar te jong waarop het meisje vraagt hoe oud haar
vader en moeder waren toen die trouwden.
Die
waren echter ook op zeer jonge leeftijd getrouwd, bekende moeder
eerlijk:
Vader
die was achttien jaar
Ik
was er twintig (2x)
Vader
die was achttien jaar
Ik
was er twintig, ja dat
is waar.
De
conclusie van het meisje is duidelijk:
Moeder
dan ben ik oud genoeg
Om
te gaan trouwen (2x)
Moeder
dan ben ik oud enoeg
Om
te gaan trouwen, ja morgen vroeg.
Moeder
waarschuwde haar dochter voor het huwelijk in het algemeen en met
een molenaar in het bijzonder. Het moest echter toch een molenaar
zijn voor het meisje want, en dat is inmiddels wel bekend, die
kunnen zo lekker malen!
Nu
mijn kind dan trouw je maar
‘t
zal je berouwen (2x)
Nu
mijn kind dan trouw je maar
Maar
toch met gene molenaar.
Ja,
een mulder moet het zijn
Die
kan er malen (2x)
Ja,
een mulder moet het zijn
Die
kan er malen heel grof en fijn.
Vervolgens
loopt het thuis volledig uit de hand!
Het
meisje kwam er na een maand al achter dat ze met een kwaaie man
was getrouwd die haar schopt en slaat en dat vertelt ze aan haar
vader.
Vader,
ik heb er zo’n kwaaie man
Hij
doet mij niets dan (2x)
Vader,
ik heb er zo’n kwaaie man
Hij
doet mij niets dan schoppen en slaan.
De
vader werd vervolgens boos op zijn dochter vanwege haar slechte
partnerkeus en sloeg met de bezemstok op haar kop.
Hierop
beloofde het meisje dat ze weer spoedig naar haar man toe zou
gaan.
Het
lied eindigt dan met een sneer naar de tekstdichter:
Al
wie dit liedje heeft gedicht
Krijgt
ene bult (2x)
Al
wie dit liedje heeft gedicht
Krijgt
ene bult en een apengezicht.
In
‘Straatmadelieven’, pag. 46, van Tjaard de Haan,staat een
variant van dit lied, het heet daar: ‘ Opper mijn molen’.
Deze
variant heeft een dramatisch einde, getuige de laatste drie
coupletten:
Vader,
ach, schei uit te slaan
‘k
Zal er wel weer naar mijn huisje gaan.
Toen
zij bij haar huisje kwam
Zag
ze hem hangen al voor het raam.
‘t
Meisje liep al op en neer
Kuste
zijn lippen, maar ‘t hielp niet meer.
Haar
man heeft zich dus verhangen en in het achteraf commentaar bij dit
lied zegt de Haan dat er nog een laatste strofe zou zijn van een
variant, met de woorden:
Toen
nam zij haar schietgeweer
Schoot
haarzelven er ook bij neer.
Het
lied was ook in de Kempen bekend, een bijna identieke tekst en
melodie staat in:
‘
Liederen en dansen uit de Kempen’, pag.117.
Het
volgende lied nam ik op in Best bij mevrouw Walravens-Hellings,
geboren in 1936 te Schijndel.
In
slechts een coupletje, het zevende, is er sprake van een molen,
maar in varianten komen we o.a. een molenaarszoon tegen.
Ik
laat de hele tekst volgen en daarbij een muzieknotatie.
En
daar achter in die velden.
(de
verdronken erfenis).
1.
Daar
achter in die velden
Daar
staat een herenhuis
Daar
gingen er drie al uit het wandelen
En
dat was voor mij een kruis.
2.
De
eerste was mijn vader
De
tweedemijn zoetelief
De
derde zal ik maar niet noemen
Want
die schreef mij brief op brief.
3.
Ach
moeder, lieve moeder
Geef
mij een goede raad
Sla
uw bruin oogjes naar beneden
Als
een jongeling voor u staat.
4.
Acht
moeder, lieve moeder
Die
raad is mij niet goed
Geef
mij maar vijftienhonderd gulden
‘t
is de helft van mijn vaders goed.
5.
Die
vijftienhonderd gulden
Waar
mogen die toch zijn
Die
heeft j evader al verzopen
In
jenever, bier en brandewijn.
6.
Heeft
mijn vader die verzopen
In
jenever, bier en brandewijn
Dan
mogen wij de goede god belonen
Dat
wij niet zo’n dronkaards zijn.
7.
Daar
achter in die velden
Daar
staat een molen fijn
Die
draait van de morgen tot de avond
En
die draait zo drommels fijn.
8.
Daar
achte in die velden
Daar
ligt een waterplas
Ik
wou dat ook die lieve jongen
Daar
maar in verdronken was.
In:
‘Liederen en dansen uit West-Friesland’ staat een identieke
tekst.
Hier
kun je eigenlijk al meteen uit concluderen dat dit lied d.m.v. een
los liedblad verspreid is geraakt.
En
dat wordt nog eens bevestigd door een publicatie in ‘Het
straatlied’, een bundel teksten van losse liedblaadjes,
verzameld en uitgegeven door D. Wouters en J. Moormann in1933.
Hier
heet het lied: ‘Het klagende meisje of de moeilijke keus’.
In
de ‘Kroniek van de Kempen’, deel 9, staat een korte variant
opgetekend door Harrie Franken in Asten.
Het
eerste couplet luidt:
Daar
achter in die velden
Daar
staat een molenaarszoon
Die
draaide van de morgen tot de avond
En
die draaide zo wonderschoon.
Ik
kom later graag nog eens terug met dit lied op deze Cubra-site.
Er
wordt in diverse liedboeken veel geschreven over dit verhaal van
de verdronken erfenis.
Jaap
Kunst zegt hierover in zijn boek ‘Terschellinger Volksleven’ :
Gelijk
men ziet, zijn verband en logica tussen de eerste twee en de
overige vier strofen van dit lied verre te zoeken. We hebben hier
te maken met een geval van contaminatie, versmelting van twee
verschillende liederen, welke ongeveer dezelfde aanvangsregels
bezitten.
Ik
vond nog een molenaarscouplet en wel in het lied:
‘Mijn
moeder wou me geven’.
Het
hele lied kunt u trouwens vinden op deze Cubra-site, ook bij de
beroepenliedjes.
U
kent het thema wel, er zijn veel varianten.
De
moeder zoekt een man uit voor haar dochter en die wijst bijna alle
huwelijkskandidaten af.
Ook
de molenaar of mulder:
Mijn
moeder wou me geven ‘n mulder al met geweld
‘n
mulder om mee le leven en dan alleen om ‘t geld
O,
nee, o, nee, zo’n kijk-in-de-wind
Die
steelt uit iedere zak ‘n pint
En
dan en dan en dan, wat moet ik met zo’n man.
Totdat
zij, in dit geval, een boer ontmoet en die kiest zij tot haar man:
Mijn
moeder wou me geven ‘n boer al met geweld
‘n
boer om meet e leven en dan alleen om ‘t geld
O,
ja, o, ja, zo’n rijke boer
Die
wil ik wel hebben bij mij op de vloer
En
dan en dan en dan, en eindelijk heb ik ‘n man.
|