Ik
al arm haasje
1)
Ik al arm haasje al in het groene woud
Ik
word gejagen, door bossen voortgestouwd,
Door
al de edellieden
Die
om mij henen vlieden,
Al
ben ik dan maar een onnozel dier,
Ik
heb hier op deez’ aarde gans geen plezier. (2x)
2)
Ik eet niets anders als nat gras ende groen
Waar
kan ik dan nog minder schade aan doen,
Om
mij wat te verzadigen
Eet
ik van die groene bladeren,
Dan
drink ik nog al tot mijn groot plezier,
Een
teugje schoon water uit die klare rivier. (2x)
3)
Ik prijs de jagers, de jagers van de jacht
Die
komen wel bij dage, maar nimmer bij de nacht,
Maar
dan die lompe boeren
Die
komen mij beloeren,
Met
koperdraad en strikken, o, zo groot,
Zo
brengen zij het arm haasje ter dood. (2x)
4)
Dan gaan zij in een ronde staan
En
vragen: wiens hondeke heeft het nu gedaan?
De
een die zegt de zijne
De
ander zegt de mijne,
Maar
wie me dan ook heeft, dat baat er mij ook niet,
Want
ik al arm haasje leef voort in ’t verdriet. (2x)
5)
Maar dan schep ik nog eens goede moed
Omdat
ik word gegeten al van het edel bloed,
Op
zilveren servetten
Waar
zij mij dan nederzetten,
Zij
drinken op mij de koele wijn,
Kan
er wel een properder diertje zijn? (2x)
6)
Zo menig jonge dame en schone jonge vrouw
Die
dragen van mijn velleke, ’t is ook goed voor de kou,
Aan
handen en aan armen
Om
zich wat te verwarmen,
Dan
dragen ze nog zo menige schone hoed,
Al
van mijn velleke, zo zacht en zo zoet. (2x)
De
tekst van dit lied stelde ik samen aan de hand van drie
veldopnames.
In
Loosbroek nam ik 6 koepletten op, in Best 5 en in Vorstenbosch 7.
De
melodieën stemmen vrijwel overeen, de voorkeur gaat uit naar die
uit Loosbroek omdat die het beste past bij deze gereconstrueerde
tekst.
Dit
lied van het arm haasje stamt af van een lied dat gedrukt is op
een los liedblad. Deze liedblaadjes werden uiteraard gemakkelijk
verspreid en 'vlogen' zo stad en land door.
Vandaar
dat deze losse liedblaadjes al spoedig 'vliegende blaadjes' werden
genoemd.
De
bekendste drukkers/uitgevers van vliegende blaadjes waren vader en
dochter van Paemel in Gent(B).
Leander
van Paemel (ca.1778-1846) heeft een reeks van 80 genummerde
vliegende bladen op de markt gebracht.
Zijn
dochter Isabella, geboren in 1807 in Gent, zette het werk van haar
vader voort.
Lied
nr.31 uit die genummerde reeks heet: 'Liedeken van het haesken'.
Als
beginregel wordt opgegeven: 'Ik arm haesken in 't wilde woud' en
de melodie-aanduiding is: 'Klaes in den kandelaer is zoo prat'.
Dit
lied telt 30 koepletten!
De
6 koepletten van bovenstaande veldopnames zijn terug te vinden in
dit 30 koepletten tellende lied van het los liedblad uit de 19-de
eeuw.
De
melodie van het lied stamt waarschijnlijk uit de 17-de eeuw.
Een
hele mooie variant, zeker voor wat betreft de melodie, van dit
klachtlied van de haas staat in
'Limburgse
Liederen', Lambrecht Lambrechts, Gent 1936.
Dat
lied volgt nu.
Ik
ben een haas
1)
Ik ben een haas en ik leef in het veld
Ik
offer mijn jong leven aan ’t geweld,
Bij
dagen en bij nachten
Gaan
zij naar mij trachten,
Zij
trachten naar het zoete leven van mijn
Ben
ik niet een armoedig haasken alleen.
2)
Ik loop de bergen op en af zo snel
Ik
wacht mij van de boze honden wel,
Tot
in de nederdalen
Waar
zij mij achterhalen,
Dan
loop ik eens hoog en dan weer eens leeg
Ik
beef voor de jager en zijn geweer.
3)
En als zij mij dan hebben verslaan
Dan
vragen zij: wiens hond heeft dit gedaan?
De
ene zegt de mijne
De
andere zegt de zijne,
Maar
ach, wiens hond het heeft gedaan of niet
Ik
armoedig haasken blijf in ’t verdriet.
4)
Gij graven en gravinnen welgemoed
Die
dragen over mij de hogen moed,
Om
handen en om armen
’s
Winters te verwarmen
Zij
dragen over mij de hoge moed
Omdat
er mijn velleken zo zachtjes voelt.
Het
haasje
1)
Er liep een haas door bos en struiken (2x)
Het
haasje liep, liep, liep al in een strik. (2x)
2)
Er kwam een man door ’t bos gereden (2x)
Die
‘t haasje mee, mee, mee naar huis toen nam. (2x)
3)
Daar moest het met de kinderen spelen (2x)
Het
haasje had, had, had een groot verdriet. (2x)
4)
Op zekere dag toen allen sliepen (2x)
Liep
’t haasje weg, weg, weg en nam de vlucht. (2x)
5)
’t Haasje was toen heel erg blij (2x)
Nu
loopt het weer door bos en struiken. (2x)
Tot
zover Mevrouw van Ballekom-Blommers uit Schijndel,1982.
Een
uitgebreide versie van dit lied namen we op in Boxtel bij Mevrouw
van de Wijdeven-van de Dungen. Bij haar gaat het niet over een
haas maar over een aapje.
De
melodieën van beide opnames zijn hetzelfde en zijn afkomstig van
een Frans liedje: ' Le petit navire’.
(Zie:
‘Zangzaad voor Kampeerders ‘)
We
vonden het lied nog in "Limburgse Liederen" van
Lambrecht Lambrechts.
Woorden
en melodie zijn identiek aan die uit Boxtel.
Het
aapje
1)
Een aapje liep door bos en struiken (2x)
Helaas
het liep, liep, liep al in een strik. (2x)
2)
Daar kwam een man door ’t bos gereden (2x)
Die
’t aapje mee, mee, mee naar huis toe nam. (2x)
3)
Daar moest het met de kinderen spelen (2x)
En
’t meende dat, dat, dat ’t zijn broerkens zag. (2x)
4)
Het ging somtijds ook mee ter schole (2x)
En
allen, aap, aap, aapten ’t aapje na. (2x)
5)
Doch als de kinderen groter werden (2x)
Toen
moest het schei, schei, scheiden van zijn broers. (2x)
6)
Toen moest het ganse dagen slaven (2x)
En
ook al ka, ka, kamerknechtje zijn. (2x)
7)
Het moest daar wassen, plassen, schuren (2x)
En
ook de pot, pot, pot doen en zo voorts. (2x)
8)
Op zekeren nacht toen allen sliepen (2x)
Sloop
’t aapje weg, weg, weg en nam de vlucht. (2x)
9)
Toen liep het weer door bos en struiken (2x)
Helaas
het liep, liep, liep al in een strik. (2x)
Heer
Langoor wou op reis gaan
Heer
Langoor wou op reis gaan, op reis gaan voor plezier
Ging
recht uit naar Parijs aan, wel twintig uur van hier,
Hij
droeg een vuurrood jasje, zijn vest was blauw geruit
En
achter uit zijn broekje, daar stak een staartje uit.
Daar
liet de boer zich horen, wat was dat voor gerucht
Heer
Langoor spitst de oren, en zetten’t op de vlucht,
Ging
recht door moddersloten, och, och wat ongeluk
Heer
Langoor brak twee poten, en ’t broekje scheurde stuk.
Broer
en Zus, Toon en Regine Gevers uit Loosbroek, zongen dit
schoolliedje voor mij in 1982.
Ik
ben vaak bij hen op bezoek geweest om liedjes op te nemen, zij
kenden er zeer veel en waren daar ook enorm trots op.
Ze
vonden het prachtig dat iemand belangstelling had voor hun
repertoire en waren dikwijls zo enthousiast dat ik af en toe
nauwelijks de kans kreeg om mijn cassetterecorder aan te zetten
voordat ze gingen zingen!
Een
aapje.
1.
Een aapje wou eens lollig zijn
2.
Hij beet in de billen van de kapitein
3.
De kapitein werd vreselijk boos
4.
Hij stopte het aapje in de poederdoos
5.
De poederdoos was veel te wit
6.
Hij stopte het aapje in de kolenkit
7.
De kolenkit was veel te vies
8.
Hij stopte het aapje in het theeservies
9.
Het theeservies was veel te mooi
10.
Hij stopte het aapje in de apenkooi
11.
De apenkooi stond open
12.
Het aapje kon weer lopen.
Dit
liedje werd in Oss door Rolf Janssen gezongen in zijn
schoolperiode. |