CuBra
Inhoud kluchten
Inhoud beroepen- liedjes
Home
Inhoud dieren- liedjes
lnhoud feestliedjes

Ben Hartman

Kluchten en feestliederen

Elke donderdag een nieuwe aflevering

De molenaar

 

 

Een kluchtig lied tussen een boer en een molenaar.

 

Dit lied staat in een liedbundel met de eigenaardige titel: ‘Stroop om te zweten’, beroepen en ambachten in het Oud-Nederlandse lied.

De melodieën worden slechts aangeduid met ‘stem’ of stemme’, en dan moet iedereen maar weten hoe deze melodie gezongen moet worden!

Onze klucht wordt gezongen met als stemme: ‘Als ’t begint’.

 

De samensteller van de liedbundel is M.A. Prick van Wely en de uitgever is: W. van Hoeve te ’s-Gravenhage.

Datum van uitgave is niet bekend.

De herkomst van deze klucht is ook bekend: ‘De Schiedamse molenaar’, Amsterdam, 1767

 

Wilt u meer weten over molenaarsliederen, raadpleeg dan de beroepenliedjes op deze site.

 

1.

Molenaar waar zijn uw zakken

Wij hebben meel van noden

Wij wouden zo gaarne bakken

Wij zitten zonder broden

Mijn liefste boer en mijn liefste maat

Klimt op de molen en jouw meel is klaar

De boer kwam op de molen, bij mijn zolen

De boer kwam bij de molenaar.

 

2.

Wel de drommel zal jou halen

Je hebt mijn rogge gestolen

Waar zou ik u voor betalen

Daar ik het u had bevolen

Wel jouw zeldere weekse korendief

Jij hebt mijn meel en mijn zakken lief

Ik ga niet van de molen, bij mijn zolen

Voordat ik krijg al mijn gerief.

 

3.

De molenaar beet op zijn tanden

Sprak: boer wilt zo niet klappen

Of ik grijp u met mijn handen

En gooi u van de trappen

Ziet, zei de boer, hier blijf ik staan

Hebt gij het hart, raak mij eens aan

Al zouden wij op de molen, bij mijn zolen

Samen eens in de rondte slaan.

 

4.

Zie, zei de boer, nou word ik dol

Ik raak bijna uit mijn zinnen

Nu raakt eerst mijn kop op hol

Allons, wilt maar beginnen

Ik zal jou, olijken molenaar

Niet wijken voor jouw groot misbaar

Ik ga niet van de molen, bij mijn zolen

Voordat ik heb mijn zakken klaar.

 

5.

Zij begonnen daar te vechten

En trokken uit haar messen

De boer zei: ‘k zal jou berechten

Al waar je al met zijn zessen

Hij gaf hem daar al van de knooi

Braaf van de Rotterdamse fooi

En daar al op de molen, bij mijn zolen

Kreeg elk zijn part, dat gaat zo mooi.