In dankbare herinnering aan Henk Kuiper (1951-2014)

Joep Eijkens

 

 

 

 

Eigenlijk had ik al afscheid van hem genomen op die mooie dag in oktober, afgelopen najaar. Hij verbleef toen al enige tijd in hospice De Sporen. En een hospice, dat wist je, daar kwam een mens niet levend meer uit.

Hij had een goede dag, die laatste keer dat ik hem zag. Tot mijn verrassing maakten we niet zomaar een ommetje rond het huis maar een aardige boswandeling van een uur of anderhalf.

Thuisgekomen schreef ik onder meer:

Henk maakte niet de indruk doodziek te zijn. Hij praatte veel, vooral over de strijd die hij een groot deel van zijn leven gevoerd had tegen reclame en de in zijn ogen valse voorlichting vabn de gemeente Tilburg als het om het behoud van stadsnatuur gaat, de eeuwenoude linde van de Heuvel op de eerste plaats. Ik vroeg hem of hij een mogelijk verband legde tussen enerzijds zijn jarenlange, vaak tevergeefse strijd, anderzijds zijn ziekte. Hij leek te schrikken van die vraag, zei dat hij zich datzelfde ook wel eens afgevraagd had, en leek te neigen naar een bevestigend antwoord. Ja, het kostte hem nog altijd moeite om die strijd op te geven, hoewel hij ook wel wist dat het beter was om los te laten.

En tijdens onze ontmoeting bleek dat ook keer op keer, want steeds weer kwam hij terug op zijn stokpaardjes. Hij vertelde me dat het al begonnen was op de middelbare school toen hij zich afzette tegen het roken van zijn broer en tegen reclame die het roken aanprees als mannelijk en ook vrouwen probeerde te verleiden. Niet het behoud van de natuur stond voorop in zijn strijd tegen reclame en consumptiemaatschappij, maar de mens - zo begreep ik hem althans.

(...)

We liepen de bossen in rond het hospice. Henk met z'n stok, maar het ging goed. Bij een tamme kastanjeboom gekomen begon hij meteen kastanjes te rapen en bij een linde vertelde hij over de Tilburgse lindeboom. Een stukje verderop plukte hij tot mijn verbazing de rode besjes van een taxusboom en at die nog op ook. Waren die dan niet giftig? "Als je de pitjes maar niet dooorslikt". En zo at ik, volkomen vertrouwend op zijn kennis, mijn eerste taxusbesje. Het smaakte zurig en fris.

We hoorden een roodborstje en meesjes en zagen een sperwer en een buizerd. Maar ook allerhande paddestoelen waaronder zelfs groene knolamanieten. Hij maakte, denk ik, een grapje - hij had een speciaal soort humor - toen hij opmerkte dat die dodelijk giftige amanieten een uitkomst zouden zijn als hij het niet meer zag zitten. Op de man af vroeg ik hem of hij geloofde in een hiernamaals. Hij antwoordde dat één ding van ons zou overblijven na onze dood: 'een verbondenheid met alles' - tenminste, als ik zijn woorden goed onthouden heb. 'Verbondenheid met de natuur' had ook gekund; in elk geval heeft hij een dergelijke band altijd in sterke mate gehad. Op zeker moment sprake hij er ook zijn verwondering over uit dat hij al heel zijn leven had mogen genieten van de natuur.

(...)

We liepen verder dan ik had gedacht, helemaal tot het vervallen landhuis van Heidepark-Vredelust. Ik maakte een paar foto's, toch een beetje geremd om hem te vragen te poseren of om hem quasi spontaan even vast te leggen toen hij weer taxusbesjes begon te plukken.

Terug liepen we langs 'De Schaapskooi', zo te zien een soort kinderboerderij voor bewoners van Amarant. We keken naar meesjes en hoorden tot ons plezier opeens het karakteristieke 'Kroekroe!' van een zwarte specht. Opeens klonk een geluid dat mij aan een straaljager deed denken. Maar Henk wist meteen wat het was: een heteluchtballon. En inderdaad zagen we er nog net eentje boven de bosrand verdwijnen. Henk vertelde dat hij zelfs zonder iets te horen vaak wist dat er bepaalde vogels in de buurt waren. (Misschien omdat hij zo goed hun biotoop kende?).

We raapten nog wat beukenootjes, hij fanatieker dan ik, en keerden terug naar zijn kamer. Hij was moe maar had genoten.

(...)

Ik nam afscheid en zei tot ziens. Hij drukte me de hand met zijn grote hand, een warme hand.

 

In de daarop volgende maanden hoorde ik dat het nu eens naar omstandigheden redelijk met hem ging, dan weer slecht, heel slecht. De natuur kan mooi zijn, Henk wist het als de beste, getuigde ervan in prachtige foto's, en leerde ook anderen ervan te genieten. Maar de natuur kan ook wreed zijn, gruwelijk wreed en Henk moest het ondervinden.

Na weken niets meer over hem vernomen te hebben kwam het bericht dat hij gestorven was op 1 april.

(Voor het vervolg, zie onder de laatste foto).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 7 april namen familie, vrienden en bekenden in groten getale afscheid van hem. Het was een mooi afscheid, mede onder leiding van Marlieke van Woerkom, lange tijd Henks levenspartner. Het eerste deel van de bijeenkomst vond plaats in de uitspanning Bosvreugd Cultuurbos aan de Reeshofdijk. Daar werd de kist met zijn lichaam op een oude bakfiets geplaatst - oude herinnering aan 1980 toen Henk zijn ideale staat Huttonia verhuisde van Tilburg naar een braakliggend stuk land (een vuilnisbelt?) in Goirle en niet meer in een hutje woonde maar in een bakfiets.

Henks eigen liederen werden er gezongen, zijn mooie natuurfoto's getoond, er werd naar muziek geluisterd en natuurlijk waren er de vele herinneringen en terugblikken. Het meest trof me de korte toespraak van Henk Moller Pillot, Tilburgs bekendste bioloog - de biologieleraar die Henk en mij en zoveel anderen inspireerde op het St. Odulphuslyceum. Met het Huttonia-boek in de hand noemde Moller Pillot nog eens de drie regels die voor Henk, zeker in die eerste jaren, centraal stonden in zijn levensvisie: "Ten eerste: naar bezit streven is niet de weg om gelukkig te worden - en je moet je dat ook niet laten aanpraten, bijvoorbeeld door reclame. Ten tweede: contact met de natuur is een weg om in contact te komen met het wezenlijke. En ten derde: gelukkig word je niet door voor je zelf op te komen maar door op te komen voor elkaar."

Velen hadden bloemen meegebracht en kettingen van aan elkaar geregen bladeren van Henks lievelingsboom, om de bakfiets te versieren, zodat de kist bedolven raakte onder het groen.

De bijeenkomst eindigde met een ontroerende video waarin te zien en te horen was hoe Henk, liggend op zijn ziekbed, met een vaak zwakke stem het lied zong dat hij op muziek van Mendelssohn (uit 'Lieder ohne Worte') geschreven had, beginnend met de woorden:

Nu ik mijn leven overzie, wat heeft me voortgedreven?

Nu ik mijn leven plots voorbij zie gaan, wat deed ik me aan

En waarom zo ver gegaan, waar bleef ik zo verwoed naar streven?

En aldus eindigend:

Bron in mij, wat heeft mij bezield, God.

Kracht die mij voortdreef.

Eén weer ga ik verder nu met jou?

Met jou!

 

Even later reed de bakfiets met zijn kist door een ware erehaag van alle aanwezigen naar de uitgang van Bosvreugd. Maar alvorens de reis voort te zetten, vond er nog een bijzonder ritueel plaats. Twee fakkels werden ontstoken aan een zogeheten 'lindekaars' om het vurig geloof te symboliseren waarmee Henk Kuiper altijd gestreden had voor een betere wereld, voor mens en natuur. Dat geloof, zo was het idee, moest doorgegeven worden en zo geschiedde ook met de beide fakkels die van hand tot hand gingen waarna de groep op weg ging naar het crematorium. Het leek bijna een demonstratie, of beter nog: processie, zoals ze daar achter die haast feestelijk ogende bakfiets aanliepen.

Ook in het crematorium wisselden muziek en toespraken elkaar af. Stadsdichter Jasper Mikkers opperde een mooi idee: noem het nieuwe stadspark als dat er komt op het oude Van Gend & Loos-terrein naar Henk Kuiper en plaats daar ook de befaamde linde die Henk in 1994 redde bij het kappen van de eeuwenoude lindeboom op de Heuvel - een linde die anno 2014 gezond en wel voortleeft op de Ambrosiushof. Sterk kwam ook het gedicht over dat de Tilburgs stadsdichter als In Memoriam geschreven had onder de titel Roep de boomvalk na. Een lang gedicht boordevol namen van planten en dieren die onder meer voorkomen in Henks indrukwekkende boek Tilburg, daar leeft meer dan je denkt. En dat als volgt eindigt:

hij sloot de ogen

maar hij is niet weg

hij gaf ons gezichtsvermogen

hij is in alles wat we zien

 

(Wie het volledige gedicht wil lezen kan terecht op de website www.jaspermikkers.nl).

 

Bij het verlaten van het crematorium kregen de aanwezigen een In Memoriam-boekje èn een fraaie leporello met daarin de laatste tekst die Henk Kuiper de afgelopen maanden nog schreef. Ter ere van TILburg - De oudste vrijheidsboom van het land staat op de voorkant. Het is de geschiedenis van de Tilburgse lindeboom in kort bestek, gezien door de ogen van een man die tot op het laatst bleef vechten en geloven in zijn eigen weg. 'Hij verhardde in de ingeslagen weg en kon uiteindelijk nergens anders meer over praten', lezen we in het eerder genoemde In Memoriam-boekje. 'Dat heeft hem in zekere zin eenzaam gemaakt, hoewel talloze vrienden en sympathisanten hem bleven ondersteunen waar mogelijk'.

In de laatste regels van zijn laatste tekst zit nog de venijnigheid waarmee hij zijn tegenstanders steeds bekritiseerde. Maar gelukkig óók de overtuiging dat wat hem betreft de strijd niet tevergeefs is geweest:

De eeuwenoude boom van Tilburg overleeft alle streken, leugens, bedrog, mediamanipulatie en symbooldestructie van alle campagnes en citybranding en zal nog eeuwen symbool staan voor hogere normen en waarden, Vrijheid, Gerechtigheid, de waarde en overlevingskracht van wat leeft, de waarde van het Leven.

 

Veel aanwezigen gingen na afloop nog naar Bosvreugd om te genieten van een broodje en lekkere soep - zonder vlees uiteraard. En natuurlijk werd er nog volop nagepraat. Voor diverse oude bekenden uit de wereld van biologie, ecologie en natuurbescherming was het, zoals dat vaker gaat bij begrafenissen en crematies, een soort reünie. Ook was er nog een vrouw die ter ere van de overledene een korte dans uitvoerde, eindigend met een langgerekte zucht...