Johannes Baptist de la Salle
door: Thea van Blitterswijk

 

Klassikaal onderwijs, lessen die worden gegeven in de moedertaal, preventief te werk gaan in plaats van achteraf te moeten straffen, uitgaan van de behoeften van de leerling. In onze oren klinkt het allemaal heel gewoon en vooral ook modern. Toch werden deze pedagogische basisbeginselen al rond 1680 ingevoerd en uitgeprobeerd door Johannes Baptist de la Salle. Kort na zijn priesterwijding in 1678 komt hij door zijn werk in contact met iemand die in Reims een armenschooltje had opgericht. In die tijd was er nog geen sprake van leerplicht en van opleidingen voor leerkrachten had nog nooit iemand gehoord. De la Salle zocht twaalf idealisten bij elkaar, richtte de Congregatie van de broeders van Christelijke scholen op en begon een veldslag om de rechten van het schoolkind. Klassen werden opgezet op basis van leeftijd, zijn Broeders kregen een degelijke vorming op de kweekschool die in 1687 werd opgericht. Priesters werden uit de school weggehouden, die waren opgeleid voor de kerk, niet voor het onderwijs.

De geestelijkheid voelde zich natuurlijk ernstig aangetast in haar macht en zij spanden samen met leken om De la Salle van te laten ontslaan als hoofd van zijn congregatie omdat hij onmenselijk streng zou zijn. Een andere bedreiging werd gevonden in de noviteit van het Frans als onderwijstaal. En boeren en arbeiderskinderen gingen leren lezen en schrijven. Gratis onderwijs gaven de broeders, nota bene in gevangenissen en ook aan volwassenen.

Johannes Baptist de la Salle had al zijn krachten nodig om de tegenstand uit de omgeving te weerstaan. Wat hem bleef inspireren was de overtuiging dat Gods liefde vooral de kant kiest van de zwaksten in de samenleving. En wat biedt betere kansen om te komen tot verbetering van de omstandigheden dan degelijk onderwijs?

Johannes Baptist de la Salle stierf op 7 april 1719 en werd bijgezet in het moederhuis van zijn congregatie in Lembeek. In 1900 volgt zijn heiligverklaring.

 

Feestdag:       7 april

 

Afgebeeld:       in ordeskleed, zwarte toga met mantel en wit befje, meestal met                      kinderen en lang golvend haar.

 

Patroon:          leraren, onderwijzers, pedagogen, schoolbroeders en christelijk                      onderwijs.