Foto's en tekst: Han van Meegeren

De beelden van het Beeldven

Kasteel Nemerlaer in Haaren heeft vreemde kostgangers gekend. De meest in het oog springende was de kasteelheer die het kasteel bewoonde van 1855 tot 1895; Jonkheer Donatus Theodore Albéric van den Bogaarde van Terbrugge (1829-1895). Laten we hem voor het gemak maar Donat noemen.
Deze Donat was een van de drie zonen van André Jean Louis van den Bogaerde, Belg en Gouverneur van Brabant, die het kasteel in 1831 kocht. De levensgenieter en vrijgezel Donat  heeft grootse plannen met het kasteel en de rest van het landgoed. In 1880 laat hij het kasteel geheel moderniseren in neo-renaissance-stijl. En de tuinen krijgen ook een facelift. Op het landgoed ligt een ven dat de speciale aandacht krijgt van Donat. Dit ven, in vroeger tijd Amerlaer geheten, en sinds begin 16e eeuw heette het Gagelrijsven. Dit Gagelrijsven koos de jonkheer uit voor twee verschillende doelen. Hij liet er een groot en een kleiner eiland in aanleggen. Het grote eiland voor zijn resterende wereldse tijd en het kleinere eiland voor een rustig hiernamaals. Op het grote eiland, dat met een houten brug verbonden werd met het vasteland, liet hij een theekoepel bouwen. Hier was het aangenaam verpozen op zijn oude dag. Op het kleine eiland liet hij een praalgrafkelder bouwen gemetseld uit bak- en natuursteen. Het werd ook nog eens opgesmukt met twee beelden. Deze beelden stelden een geheel naakte man en vrouw voor. Het moest Donat en zijn grote liefde Koosje Janssen, tevens zijn huishoudster, voorstellen.
In 1895 gaat het niet goed met Donat. Hij is ernstig ziek. Enkele uren voor zijn dood zegent de Abt van Berne het huwelijk tussen Donat en Koosje Janssen.


Donat en zijn geliefde Jacoba (Koosje).


Jacoba Janssen


Begraven zal Donat niet worden in de ongewijde grond van het Beeldven-eiland. Hij zal rusten in het familiegraf op het kerkhof van Heeswijk (ook kasteel Heeswijk behoort tot het familiebezit).

  
Bidprentje van Donat, hier Donas genoemd. Coll.: Wim van de Wouw


Oude prentbriefkaart van de achterzijde van het kasteel. Coll.: Wim van de Wouw

Het nagelaten testament biedt een grote verrassing: het kasteel moet de komende 68 jaar, dat is tot de tachtigste verjaardag van zijn jongste erfgenaam-neefje, blijven zoals het is met inboedel en al. Dit geldt ook voor het kasteel Heeswijk. In beide kastelen heeft de familie een ongelooflijk grote collectie kunst en antiek verzameld. De familie krijgt het voor elkaar dat de rechtbank besluit dat wel de inboedel de kastelen uit mag. Dit betekent een 10-tal veilingen met maar liefst zo’n 10.000 veilingstukken. De collectie van den Bogaerde verspreidt zich op deze wijze over de wereld. Een stuk uit de collectie is gelukkig voor een ieder in Brabant te bewonderen. Het is het zogenaamde Heeswijkse altaar uit 1520 dat te bewonderen is in de Antoniuskapel in de St. Jan te Den Bosch. Het werd door het rijk in 1901 aangekocht voor het lieve bedrag van 11.000 gulden.


Het Heeswijkse altaar in de St. Jan. Hieronder enkele detailfoto's 

Maar goed, de collectie is verdwenen en de kastelen staan leeg tot 1963. In dat jaar zal de Nemerlaer voor een symbolisch bedrag verkocht worden aan Stichting Brabants Landschap die het beheer onderbrengt bij een stichting onder leiding van Anton van Oirschot en zijn vrouw Carole Vos.

Terug naar de beelden. Kort na de dood van Donat schaatsen op een winterdag de studenten van het seminarie in Haaren rondjes op het ijs van het Beeldven. De vrome jongens zien de beelden die inmiddels hun naam geschonken hebben aan het ven. Ze besluiten dat dat zo niet kan in het Brabantse land. Zomaar twee naakten, dat is teveel van het goede. Ze slaan enkele delen(!)  van de beelden af en gooien ze op het ijs. Om hun actie te vervolmaken stoken ze een vuurtje onder de beelden zodat het ijs terplekke smelt. En weg zijn ze. Een beeldenstorm in Brabant is geschied.

De vrome rust keert terug op het Beeldven. Het water bewaart haar geheim en de eilandjes overwoekeren en worden door de jaren heen langzaam verbonden met het vaste land.

In de jaren 1992-1994 krijgt het Beeldven, in een succesvolle poging haar unieke vegetatie terug te krijgen, uitgebaggerd. En de eilandjes worden weer eilandjes. Bij het baggeren stuit men op de restanten van de beelden van Donat en Koosje.

De restanten vinden een plaats voor de ingang van kasteel Nemerlaer, vlak bij het kanon.

Enkele jaren gelden zijn ze verhuisd naar de achtertuin van het kasteel.

 

Wim van de Wouw, wonende op de Kievitsblek gelegen pal tegenover het Beeldven, maakte mij opmerkzaam op het mooie verhaal van het Beeldven. Hij nodigde mij uit een samen te gaan kijken naar wat er nog over is op de eilandjes. Op dinsdag 5 juni 2007 spraken wij af om af te varen. Zo gezegd zo gedaan. Op de afgesproken tijd arriveerden Gemma en ondergetekende op de Kievitsblek alwaar Wim en Cor zaten te genieten van het zomerse weer in de stacaravan achter de boerderij. Tot mijn verrassing zat Wim te lezen in ‘Die verkeerde wereld van  Anton Roothaert, dat momenteel als feuilleton verschijnt op CuBra.


Wim en Cor heten ons welkom.


De boot had Wim de vorige avond al klaargelegd in het ven en al snel gleden wij stilletjes richting het kleine eiland. Wim op zijn bijna tachtigste als volleerde punteraar stuurde de boot aan. Wim kent het ven als geen ander. Hij is op de Kievitsblek opgegroeid en heeft er gezwommen, gestroopt, paling gevangen en verder al die zaken die God toen nog niet verbood. In zijn arbeidzame leven was hij als beheerder van het Brabants Landschap verantwoordelijk voor het wel en wee van het Beeldven.


Op het kleine eiland zijn de restanten te zien van het nooit gebruikte praalgraf. Een gemetselde tombe die nu natuurlijk wel vol aarde en begroeiing zit. Ook liggen er blokken natuursteen die gezien de gaten die er in zitten waarschijnlijk de sokkels zijn geweest waarop de beelden van Donat en Koosje gestaan hebben. Het is een verstild geheel. Hier komt nooit iemand en de natuur gaat zijn gang.


Dit lijkt op een sokkel van een van de beelden

Op naar het grotere eiland. Hier heeft ooit de theekoepel gestaan. Nu is het begroeid met zaailingen en bosbessen (heerlijk, ze waren juist rijp). Van de theekoepel is niets meer te zien. Alleen enkele kuilen verraden dat hier ooit iets gestaan heeft. Wel zijn er restanten te zien van een oude beukenhaag die hier ooit de nodige windstilte en schaduw gaf.

Je kunt je goed voorstellen dat Donat hier graag gezeten heeft met zijn Koosje.


De verlagingen in de grond duiden op een bebouwing in het verleden.

Het was een schitterende middag. Wim en Cor bedankt!

Een dag later heb ik gebeld met Carole Vos, de kasteelvrouwe van Nemerlaer. ‘Bestaan die restanten van die beelden nog?’. 'Ja hoor die liggen achter het kasteel in de tuin. Echter ze zijn nu helemaal overgroeid en dat is zo mooi dat ik dat niet wil kortwieken. Kom in de herfst maar eens hier om foto’s te maken.' Die heeft u dus nog van mij tegoed. Ik zal er melding van maken als de foto’s hier gepresenteerd worden.

Met dank aan: Wim en Cor van de Wouw

Bronnen:

-   Anton van Oirschot e.a. – Encyclopedie van Brabant, 1986

-   Website van het IVN te Oisterwijk

-   Website over het Groene Woud

-   Website Stuipandloper

 


De expeditieleden: Wim van de Wouw, ondergetekende en Gemma Geux

NB: Bij het onderzoek naar bovenstaand verhaal viel het mij op dat zelfs van een relatief jong verhaal (een eeuw oud) er al zo veel verwarring is omtrent namen en plaatsbepalingen. Een greep:

- Is het Kivitsblek,  Kievitsblèk of Kievitsblek? genoemd naar de heer Kievit, Kivits of Kievits?

- Is het Donat, Donatus of Donas (zie bidprentje?

- Liggen de resten van de beelden op de Nemerlaer of zoals ik ergens las op Heeswijk?

- Is het Nemelaer of Nemerlaer?

- Is het Antoon of Anton van Oirschot?

Af en toe heb ik noodgedwongen keuzes moeten maken.


Aanvulling 6-12-2007:

Zoals eerder in dit artikel vermeld heb ik moeten wachten tot het groen zijn winterse afmetingen bereikt heeft voor ik foto's kon maken van de restanten van de beelden die ooit het beoogde graf versierden. Op 3 december 2007 ben ik naar kasteel Nemerlaer gegaan om samen met Carole Vos te kijken wat er resteert. De stukken beeld liggen pal achter het kasteel en bleken geheel overwoekerd met klimop.


Onder deze klimopbergjes moeten de restanten liggen.

Na het hier en daar weghalen van de klimop kwamen twee damesbenen te voorschijn met ik schat het onderlijf bedekt met een lendendoek. Het aanzien van deze restanten deden mij meteen begrijpen dat de seminaristen dit tot hun daad heeft doen leiden.

Onder een ander hoopje klimop kwam een soort zuiltje tevoorschijn. Carole merkte op dat ze niet helemaal zeker is of dit ook van het eiland vandaan komt. Maar het is wel gevonden in de tuin van Nemerlaer bij die andere stukken.

Ik dank Carole Vos voor de gastvrijheid.