CuBra
INHOUD COOLS
HOME
AUTEURS

DEEL 1 - VERHAAL 1 t/m 10
Jan Beenen, J. Ayolt Brongers, Fons van Buuren, Ivar Castelijn, G.J. Cramer, Anton Eijkens, Joep Eijkens, Kees Hendrikse, Martin Hulsenboom, Jeanette Janssen

Boekenvriendschap

JAN BEENEN

Bij het doorbladeren van een oude agenda viel mijn oog op de datum 3-9-1986. ‘Afspraak met Jack’, stond er geschreven.

Een paar dagen daarvoor had ik Jack voor het eerst ontmoet. Ik was in die tijd werkeloos en ging ’s morgens met mijn hond wandelen in de bossen bij de Trappisten. Op een bospad kruiste hij mijn weg. Een kleine man met zijn fiets aan de hand. We raakten aan de praat en binnen vijf minuten ging het gesprek alleen nog over boeken. Jack was sinds kort met de VUT en vertelde mij dat hij als classicus werkzaam was geweest. Ik vertelde hem dat ik werkeloos was en plannen had om ooit nog eens een winkeltje te beginnen in tweedehands boeken. Meer dan plannen had ik toen niet. Wel bezocht ik frequent de antiquariaten in Tilburg en die ver daar buiten. Jack was meteen geïnteresseerd en over en weer vertelden we wat we zoal lazen.

Een paar dagen later zocht ik Jack thuis op. Hij liet mij zijn uitgebreide bibliotheek zien en vertelde mij een aantal smeuïge verhalen over hoe hij aan een aantal van die boeken gekomen was. Een van de oudste boeken die hij liet zien, was een originele druk van Plantijn. Jack had dit boek te midden van het grof vuil op straat gevonden. Mij zijn later op verschillende manieren boeken in het bezit gekomen, maar zo’n ‘geluk’ heb ik nooit gekend.

Jack is nog altijd mijn bijzondere boekenvriend. Zijn gezondheid belet hem nog met de fiets naar Tilburg te komen. Maar nog menigmaal stopt nu een taxi voor mijn winkel en brengt hij mijn een bezoek. En vaak hebben we het dan over die eerste, bijzondere ontmoeting.


 

Een poëziealbum met een bijzondere herinnering

 

J. AYOLT BRONGERS

 

Op de slechtste dag van mijn leven stierf, nog jong, mijn vrouw. Je leven en dat van je

kinderen krijgt een wending: het oude vertrouwde wordt een herinnering en na een paar jaar ontmoette ik mijn tegenwoordige echtgenote.

Bij zo’n ontmoeting spreek je over het heden en de mogelijkheden voor de toekomst.

Het gesprek gaat ook over het verleden en je zoekt naar gemeenschappelijke vrienden, die wij niet vonden; wij waren in verschillende, overigens voortreffelijke, steden opgegroeid en opgevoed.

We kwamen bij elkaar thuis en de eerste maal dat ik bij haar kwam, kon ik natuurlijk

niet nalaten om in de boekenkast te kijken. Bijna niets is immers leerrijker: toon mij Uw

boekenkast en er is gespreksstof te over.

Temidden van een mooie collectie literatuur stond een duidelijk ouder boekje met een

zeer zwak ruggetje; het vroeg erom nader bekeken te worden.

Het was het poëziealbum van de grootmoeder, naar wie zij vernoemd was. Tussen 1890 en 1898 was het gevuld met de voor en onder kinderen gebruikelijke gedichtjes.

Traditiegetrouw opent moeder het album, gevolgd door een zusje. Dan is er een bladzijde opengelaten, ongetwijfeld eens bestemd voor vader, die echter aan zijn plicht niet is toegekomen.

De familie blijkt regelmatig binnen Noord-Groningen te verhuizen. Op 6 april 1894 zijn

er twee teksten die mij opvallen. De ‘domie’ van Vierhuizen Klaas Onnekes en zijn vrouw Dievertje Hendrika Onnekes-Brongers, een zuster van mijn grootvader, hebben twee tegenover elkaar liggende bladzijden van goede wensen voorzien.

Wat verderop staat het gedicht van hun dochter Eilina Johanna Onnekes; later Huizenga-Onnekes. Er gaat een schokje van herkenning door mij heen: dat is mijn, toen elf-jarige, tante Line. Het dominees-echtpaar heb ik niet gekend, tante des te beter. Op haar schoot zittend, heeft zij mij historische en folkloristische – haar fort – verhalen verteld; ook leerde zij mij de beginselen van genealogisch werk met stambomen en zo.

Een oud boekje bracht ons gespreksstof en nader tot elkaar.


 

Afgeschreven

 

FONS VAN BUUREN

 

Openbare Leeszaal en Bibliotheek - Zandvoort, zegt het stempel op de titelpagina. Vijftien delen Bilderdijk. Gekocht, niet om de schrijver, wel vanwege de prijs. Vijfenveertig jaar terug, f. 3,75, op de Botermarkt in Haarlem. Zo vulde je je studentenboekerij.

Busken Huet, een deel Litterarische phantasiën (3de dr. Amsterdam, 1874), verwijderd uit de Stadsbibliotheek en Leeszaal - Haarlem. Was dat ook op de Botermarkt? Waarschijnlijk wel.

Maar het verfomfaaide Zondagsrust van Frans Coenen Jr., kartonnen kaft met zwartlinnen rug, uit MDCCCXXCVII – zo staat te lezen in het fraaie uitgeversmerk van de oude Veen: L.J. V. (Labor - Integer - Vincit) – dat zal wel van het Waterlooplein komen. Of was het de Oudemanhuispoort? Uit de Poort komt in elk geval Couperus’ Fidessa (2de dr.), verschenen bij dezelfde Veen in de ‘Gele Bibliotheek’, nog met de oorspronkelijke band van André Vlaanderen. Jammer, dat het niet de Pracht-Editie is, ‘Met teekening van Jan Toorop’, zoals achterin wordt vermeld. Maar – troost – daar was dan als boekenlegger niet het kaartje van Waschinrichting ‘De Ster’ aangetroffen, waarop J.H.F. Sigman ‘Aanbevelend’ zegt: ‘Zie onze concureerende prijzen van 30 cent per K.G. gemangeld en gesteven en opgemaakte wasschen naar billijke prijzen, franco gehaald en bezorgd’.

En deel V van de Verzamelde Werken van Van Deyssel, Beschouwingen en kritieken, 3de druk, waar snuffelde je dat voor twee kwartjes vandaan? In ieder geval niet rechtstreeks uit de Leesbibliotheek N.V. Mag. ‘De Bijenkorf’ - Amsterdam, waar het blijkens een ingeplakte strook en een bibliotheekband-met-bijenkorf eens op de plank heeft gestaan.

Het intrigerendst, tussen tientallen andere ‘kwartjesboeken’, blijft Menschenwee, roman van het land (1903) door Is. Querido, ooit aangeschaft in ‘Veldzicht’, Rijksopvoedingsgesticht voor jongens, te Avereest. Daar evenwel ook weer afgeschreven. Rijksopvoeding.

Op het verlanglijstje voor haar elfde verjaardag noteerde de oudste kleindochter: ‘Met opa naar De Slegte’. Zo kan het ook. Bijgeschreven.


 

Literaire ongehoorzaamheid

 

IVAR CASTELIJN

 

Er zijn boekhandels en antiquariaten die ik mijd omdat ze, in mijn ogen, de grenzen van het ontoelaatbare hebben overschreden. Dat ontoelaatbare heeft meestal te maken met commercieel gedrag.

Plaatsvervangende schaamte maakt zich van me meester als de dag na het overlijden van een gewaardeerd auteur, etalages worden gevuld met diens boeken, waarbij de prijzen nog snel even zijn ‘geactualiseerd’.

Maar er bestaat nog iets ergers. Er zijn boekhandelaren die hun producten opzettelijk

beschadigen om ze tegen een lagere prijs aan de man te kunnen brengen. Zo heb ik

bijvoorbeeld bij Donner in Rotterdam en ’t Ramsjgat in Dordrecht geconstateerd dat stapels actuele literaire uitgaven zijn voorzien van een stiftstreep aan de onderzijde van het boekblok. Deze producten (een handelaar die bewust op deze manier met literatuur omgaat verkoopt geen boeken, maar producten) zijn daarbij iets lager geprijsd dan de onbewerkte exemplaren van concurrerende winkels.

Nu zijn er mensen die boeken kopen, enkel vanwege de inhoud, en dus niet zeuren over een streepje hier of een scheurtje daar. Op deze manier geraken dus ook de opzettelijk verminkte boeken (eenmaal overgegaan van handelaar naar kunstminnend individu verandert een product weer in een boek) in het circuit van antiquariaten.

Ik maak me in deze tweedehands boekenzaken regelmatig schuldig aan literaire

ongehoorzaamheid. Zodra ik een ‘gestreept’ boek bespeur, controleer ik of er bij de

prijsvermelding iets staat over dit bijna verborgen gebrek (elke betere boekverkoper waarschuwt de klant voor ontdekte gebreken). Is dit niet het geval, en helaas heb ik nog nooit melding zien maken van een stiftstreep, dan plaats ik het werk terug in de kast, maar dan met de streepzijde naar voren; de slechte zijde waarvan de boekverkoper zich heeft laten zien.


 

Een moeilijke start

 

G.J. CRAMER

 

Precies tien gulden had ik. En het was zomer 1942 en opruimingstijd. De grote boekhandels in onze stad had ik al enkele keren afgesnuffeld, maar de keus was moeilijk. Tot ik als het ware ‘voor de bijl ging’. Daar lag het… ‘De wonderen van het heelal’: een pil van bijna 500 bladzijden met circa 1000 afbeeldingen en 24 fraai gekleurde platen, van uitgeverij Sijthoff, Leiden. Voor ƒ 9,50.

Als ik dat zou kopen, hield ik nog een maandgeld over ook! Na nog een nachtje tobben, stapte ik de winkel in.

"Mag ik dat boek daar nog eens even inkijken?"

"Natuurlijk, alsjeblieft."

Herkent u dat moment? Je staat op het punt de beslissing te nemen, maar zet eerst nog even alle zaken op een rijtje. Doen… of toch nog even wachten?

Maar als ik nu niet doorzet… Ja, doen!!

Met een lichte bibberhand geef ik het weer aan de verkoper met – zo achteloos mogelijk – :

"Ik wou dat wel meenemen."

"Heel graag", pakt het in en zegt: "dat is dan tien-gulden-vijftig."

Alsof ik een natte dweil in m’n nek kreeg!

"Tien-gulden-vijftig? Maar er stond toch negen-gulden-vijftig op?"

"Ja, maar dat was een foutje; het moet echt tien-gulden-vijftig zijn."

"Maar ik heb maar tien gulden, mijn hele spaargeld…"

Waarschijnlijk heb ik toen het meest hulpeloze gezicht getrokken wat de goede man ooit had gezien bij een klant, want na enige aarzeling: "Nou, dan delen we het verschil en houden we het op tien gulden."

Ik was wel blut, maar zo begon mijn boekenbezit. Ik heb het nog en wil het voor geen prijs kwijt.


 

Dagboeknotities 13 januari 1983 

 

ANTON EIJKENS

 

Antwerpen in de regen. Zonder de marktkramen ligt de Vrijdagmarkt met Catharina,

patrones van de kleerverkopers, er triest bij. Maar achter de gevel van het Plantin-

Moretushuis gaat de boeiende wereld van de aartsdrukkers Plantijn en Moretus open.

In de Correctorenkamer klim ik op het uitgesleten bankje van de lessenaar waarop Justus Lipsius gezeten heeft, bezig met het drukklaar maken van Latijnse geschriften.

Verderop, in een met bijbels volgestouwde kamer, ontdek ik een zeventiende-eeuws

genreschilderij van een naamgenoot, F. Eijkens (1603-1693): een in clair-obscur

geschilderde zogende Maria in een krans van fruit en bloemen.

’s Avonds thuis herinner ik me, dat Maurice Gilliams in Vita Brevis zijn notities over

Antwerpen opgenomen heeft: een evocatie van een haven- en vaderstad zoals men alleen kan schrijven als men er geboren en getogen is. In deel II (pagina 114) lees ik:

"Als men het koopmans-hardvochtige Antwerpen hoopt te ontvluchten, dan is er geen beter toevluchtsoord denkbaar dan het Plantin Museum, waar men met zijn dromen alleen kan zijn. Het is daar een stille wereld van bestorven dingen: oude folianten en missalen, stoffige drukpersen en koperplaten, rode vloertegels en petroleum-groene ruitjes."


 

De eerste keer

 

JOEP EIJKENS

 

Ik meen dat hij Van der Zalm heette en zijn zaak ‘De Gouden Ring’. In de Noordstraat was het, misschien wel op dezelfde plek waar nu speelgoedtreintjes worden verkocht door een winkelier die tegen het eind van het jaar altijd heel aanschouwelijk campagne voert tegen alcohol in het verkeer. In elk geval was het het eerste antiquariaat waar ik ooit een voet over de drempel zette.

Eerst zag ik alleen maar boeken maar toen toch iets van een kassa of tafel waarop een

stapel boeken stond waarachter de eigenaar zat, een vrij gezette man met een alpinopetje op, al kan ik er dat laatste wel bij verzonnen hebben in de loop der jaren. Want hoe goed kijk je naar antiquaren?

Ik geloof niet dat ik een boek gekocht heb. Maar dat was niet belangrijk. Belangrijker was dat ik ontdekte hoe de wereld teruggebracht kon worden tot een huis vol boeken en uiteindelijk tot een enkel boek.


 

Koos

 

KEES HENDRIKSE

 

Soms kom ik er weer een tegen. Op het schutblad staat in potlood, klassiek handschrift, ‘nu 1,45’ of, ook weer herkenbaar als aanbieding ‘nu - 75’. Die van ƒ 1,45 is zo’n mooie Stolsuitgave, destijds aangeschaft in het boekenwinkeltje van Koos Versteeg in de Museumstraat.

Versteeg heeft in Dordrecht een legendarische naam, ik heb hem ontmoet in zijn nadagen als boekhandelaar. Hij verkocht uitgeversrestanten en misbindingen en zou zijn nering nooit modern antiquariaat genoemd hebben.

Het zal 1966 geweest zijn en ze moet vast een keer tegenover me gestaan hebben. Ook voor haar was het de eerste kennismaking met het boek. Een ontmoeting die een liefde voor het leven zou worden.

Ik kocht er Bloems Quiet though sad (Stols, tweede druk, ‘nu - 45’) en was domweg

gelukkig in de Museumstraat. Een decennium geleden ontmoette ik Media Vita de grote

liefde van mijn tweede Hälfte des Lebens. Wij inventariseerden ons, nu gezamenlijke,

boekenbezit. Literatuur, Stols, Querido, en in verscheidene uitgaven met potlood ‘nu - 95’.

En dan de herkenning, nee, ik kende niet haar gezicht terug, maar we zagen beiden dat pandje in de Museumstraat, met dat gangetje. Met de Memoires van Churchill in

pocketeditie en boterhampapiertjes om ingenaaide exemplaren heen gevouwen, alles voor kwartjes en daalders. Waar ik de verzamelde werken van Roland Holst en Bloem kocht en waar ik, ongeweten, tegenover haar stond die ik, ‘als ik één ding begeer’, graag ‘tot het laatste te beminnen’ wens.


 

Hype of hoop?

 

MARTIN HULSENBOOM

 

Als een donderslag bij heldere hemel verspreidt zich door de oase in de Llano Estacado de doordringende geur van andijvie.

"Och, Tinneke, zit je híer?"

"Hm?"

"We waren je al buiten aan het zoeken. Het eten staat klaar."

In gedachten nog aan de zijde van Old Shatterhand kruip ik onder de huiskamertafel uit en leg mijn boek op het dressoir. Eten. Een kwestie van even doorbijten. Over een half uurtje verdwijn ik immers weer in mijn eigen wereld, een wereld waarin ik in alle rust en opperste gelukzaligheid mijn leeshonger kan stillen.

Vele jaren en ontelbare werelden later zit ik aan het bed van Paul. Voorlezen is het

onbetwiste hoogtepunt van het avondritueel. Hij lacht onbedaarlijk om Winnie de Poeh en spert vol verbazing zijn ogen bij De merkwaardige reizen, avonturen en veldtochten van Baron Münchhausen. Stilletjes koester ik de hoop dat Paul op zekere dag van een

aandachtige luisteraar zal veranderen in een onverzadigbare lezer.

Die dag blijft echter schrikbarend lang uit. Mijn boekenkast – waar ú, als ware bibliofiel,

best ‘jij’ tegen mag zeggen – keurt hij geen blik waardig. Zelfs de Leesleeuw maakt geen boekenwurm van hem.

Sinds enkele weken lijkt Paul evenwel te zijn bekeerd: "Lezen is vet!"

Als betoverd heeft de inmiddels 11-jarige in een mum van tijd Harry Potter en de steen der wijzen verslonden. Ook het tweede deel ligt amper één week na aankoop al uitgelezen op de salontafel.

Het zoveelste slachtoffer van het alom aanwezige Potter-virus. Natuurlijk. Maar de manier waarop Paul de kaft streelt, zorgvuldig het leeslint corrigeert en met geloken ogen de geur van het papier opsnuift, lijkt méér te beloven. Als ik me niet vergis, ontwaar ik hier een ontluikende liefde voor het boek.

"Paul, het eten staat klaar!" Over een half uurtje mag ie weer naar Zweinstein.


 

Boeken

 

JEANNETTE JANSSEN

 

De boeken die me aanspreken zijn heel divers. Ik wil een paar voorbeelden noemen.

De dochters van Egalia van G. Brantenberg is een geweldig boek. Het gaat over een

omgedraaide wereld. De rol die in onze wereld door mannen wordt vervuld, wordt in Egalia door vrouwen vervuld en omgekeerd. Dit is tot in detail doorgevoerd. De hoofdpersoon (de jongen Petronius) heeft bijvoorbeeld nogal wat moeite met zich te bedamesen (hetgeen bij ons wel een beheersen wordt genoemd). En dat is niet netjes voor een jongen. Petronius wil zich gaan evrouwciperen en komt tegen de geldende normen in opstand. Hij schrijft een boek over een wereld waarin de rollen zoals ze in Egalia zijn weer omgekeerd worden. De mannen hebben de macht in plaats van de vrouwen. Hierdoor wordt het boek heel herkenbaar, want het is gewoon weer de patriarchale wereld zoals ik hem ken. Petronius komt erachter dat de macht niet uitsluitend bij één geslacht moet liggen maar verdeeld moet worden over beide geslachten. Al met al een grappig boek met een wijze les.

Heel anders dan de boeken van A.A. Milne over Winnie the Pooh. Of niet? Ook hier

grappige situaties. Winnie hoort iemand roepen en zegt tegen vriend Piglet (Knorretje voor de Nederlandstalige ouders onder jullie) dat hij niet moet kijken, want er zit een Jagular in de boom. Natuurlijk is het geen Jagular, maar het is Tigger (Teigetje dus) die niet naar beneden durft. Is de wijze les hier dat je niet onbezonnen risico’s moet nemen, zoals in een boom stuiteren zonder erover na te denken hoe je weer naar beneden komt?

Ik zoek niet echt naar de wijze les in een boek, maar ben wel altijd blij er een te vinden. Desnoods verzin ik hem zelf.

Een ander criterium dat een boek voor mij aantrekkelijk maakt is emotie. Ik lees een boek zelden vaker dan één keer en de herinnering aan de opgeroepen emotie is vaak het enige dat blijft hangen in mijn grijze massa. Ik weet dat Eline Vere van L. Couperus frustratie opriep. Omdat ik Eline telkens weer dezelfde foute beslissingen zag nemen. Heerlijk om onder het lezen tegen haar te roepen "nee, stom rund, je moet niet bij hem weggaan!". Diezelfde frustratie voelde ik bij meer naturalistische romans. En ooit huilde ik tranen met tuiten bij een meisjesboek waarin één van de vriendinnetjes ziek werd en stierf. Om Bridget Jones’s diary van H. Fielding heb ik vreselijk moeten lachen en soms schaamde ik me als ik iets in haar herkende. Bridget is wel erg suf als ze continu belt met de voice mail om te controleren of haar (ex-)vriend heeft gebeld. En uitgaande telefoontjes voert ze alleen via de mobiel uit angst de lijn bezet te houden. Zou ik ook zo suf doen?

Trouwens films vind ik ook het aantrekkelijkst als ze emoties kunnen oproepen. Dat ik ‘The discovery of heaven’ als film wel mooi, maar niet aangrijpend vond, komt ook door het gemis aan emotie dat de film opriep bij mij. Het verhaal zit knap in elkaar, maar het spel van de acteurs raakt me niet en de wijze les ontbreekt ook nog eens. Het boek ligt sinds kort op mijn nachtkastje. Ik hoop dat Harry Mulisch meer kan oproepen dan Jeroen Krabbé.

Misschien vind ik dat wel het fijnst aan het lezen van romans en het kijken van films. Het roept gevoelens bij je op. Ik leef graag even in de wereld van de hoofdpersoon en als ik het boek neerleg kan ik weer gewoon verder in mijn eigen wereld waar frustratie en verdriet lang niet zo lekker voelen.