Kerstmis
Twee feesten in de maand december waren en
zijn nog hoogtepunten van het jaar, behalve bij ons thuis dan. Voor Sinterklaas zongen we
ons uit de naad, maar hij reed nooit bij ons, omdat we op 5 en soms 6 december hard
moesten werken; iedereen ook ik, al was ik pas zes. Ik moest de roomboter- en
banketletters opstapelen, nadat Arina ze in kartonnen dozen had gepakt. Als alle letters,
staven, speculaasvrijers, chocolade- en suikerbeestjes bezorgd waren, was iedereen zo moe,
dat zelfs de ouderen niet aan pakjesavond zouden toekomen. Toen ik moeder vroeg:
"Waarom rijdt Sinterklaas nooit bij ons?", Antwoordde ze: "Doruske, wij
werken voor Sinterklaas, bezorgen zijn pakjes, want Sinterklaas met al zijn knechts kan
veel, ontzettend veel, maar aan alle mensen op één avond iets rijden, dat kunnen de
Pietermannen zelfs niet. Bij ons rijdt Sinterklaas niet, maar komt het kerstkindje."
Ik vond dat sindsdien zo gewoon, dat wij
geen Sinterklaasavond vierden, dat ik niet teleurgesteld was, dat ik op kostschool geen
pakje van thuis ontving. De jongens, vooral die van mijn klas, hadden zoveel medelijden
met me, dat ik overvloedig in hun overvloed deelde.
Dan Kerstmis dat was nog eens een feest.
Daags ervoor was het wel druk, maar er waren daarna nog twee vrije dagen. Het hele gezin
ging na het werk naar de nachtmis. In de kerk hadden al onze kinderen een taak: mijn
oudste broer blies mee met de fanfare, mijn zusjes zongen in het dames- of meisjeskoor, ik
bij het knapenkoor. Harri, die geen wijs kon houden, was misdienaar. Moeder zat in de kerk
en vocht tegen de slaap. Vader ook, hij had ongeveer twintig uur gewerkt aan één stuk in
de bakkerij. En het duurde zo lang in de nachtmis, een lange preek, veel gezang,
fanfarespel en drie missen achter elkaar. De mensen in de kerk namen het onze vader en
moeder niet kwalijk dat ze wel eens in slaap vielen, zelfs wat snurkten, ze begrepen het
wel en waren heel blij dat hun kerstbestelling veilig in hun kelder lag.
Na de nachtmis gingen de heren
voor de nog warme oven staan, soms zongen we dan een kerstliedje of mijn oudste broer het
Ave Verum. Moeder en de meisjes maakten de kersttafel klaar: warme wijn met een snee
kerststol en een eierkoek. Sfeervol was de maaltijd in de kamer: de kerststal verlicht,
kaarsjes ervoor en op de uitgetrokken tafel de grammofoon aan met een kerstplaat (45
toeren). Van de gesprekken in zon nacht herinner ik me totaal niets meer, maar de
sfeer ruik ik nog.
Ik keek in de kerststal en zag het
halfblote Kindje Jezus in zijn krib liggen. Wat zal die het koud krijgen, als de kachel in
de amer straks uitgaat. Het vroor buiten wel niet zo hard en het had ook niet gesneeuwd,
maar toch. Ik wist uit ervaring hoe koud je het hebt als je in je blootje staat. Moeder
waste me elke zaterdagmiddag in de warme bakkerij en dan rilde ik nog als een rietje.
Toen niemand op mij lette en ik zogenaamd
naar de wc ging, pakte ik in een greep het Kindje uit de kribbe en stak het in mijn zak.
Van de warme wijn vooral, viel ik bijna om van de slaap. Wat vader nooit deed, deed hij
deze kerstnacht. Hij tilde me van mijn stoel, droeg me naar boven, kleedde me uit en
stopte me in mij bed; heel even kneep hij in mijn wang. Hij was mijn kamertje nog niet
uit, of ik sprong uit bed, pakte het Kindje Jezus uit de zak van mijn broek, zocht op de
tast het gaatje in zijn rug, stak er mijn pink in en kroop in bed. Ik wilde het kindje zo
vasthouden, want het mocht voor geen goud uit bed vallen. Ik viel onmiddellijk in slaap.
Met onze hele klas liepen we door de
wei; het was nacht maar niet zo donker, veel sterren en maanlicht. We trokken naar de
eendenkooi; in het huisje van de kooiker brandde licht. De deuren van de werkplaats
stonden open. Het was net een kerststal, "neen, het is er een". Maria keek
helemaal niet blij, zo ernstig. Sint Jozef die op de meester van Harri leek of op vader,
want die twee waren net broers, liep rond alsof hij iets zocht. "Jezus komt zo,"
zei hij fluisterend tegen Maria. Boven op de nok van het dak zat Harri met een spandoek.
Ik kon nog niet lezen; ik schreeuwde naar hem: "Wat heb je erop geschreven?" Hij
schreeuwde terug: "Vrede op aarde!" Ik keek in de kribbe, geen kindje. Cor, mijn
vriend, die naast me stond, fluisterde in mijn oor: "Als er geen kindje is, kan er
geen vrede op aarde zijn." Hij keek naar de nok van het dak en riep naar Harri:
"Doe dat ding maar weg."
Plots stond ik weer in de wei en zag het
Kindje Jezus lopen, half bloot, alleen een luiertje aan. Ik dacht nog, wat zal die het
koud hebben en riep: "Je moet naar huis komen van je moeder." Ik liep naar hem
toe, hij pakte mijn pink vast. Sint Jozef zag ons, rende naar ons toe, tilde het kindje op
zijn schouder en bracht het naar de werkplaats. Hij legde hem in de kribbe en streelde
heel even zijn wang. Het Kindje Jezus spreidde zijn armpjes open. Nu zou er weer vrede op
aarde zijn. Maria keek mij glimlachend aan en aaide heel even over mijn bol. In de verte
hoorde ik roepen...het was mijn moeder.
Ik sprong uit mijn bed. Toen ik in mijn
nachthemdje de kamer in liep, vroeg ze mij op de man af: "Waar is het kerstkindje,
Doruske?" Ze keek me ernstig aan. "In mijn bed, hij zou het maar koud krijgen
hier in de kamer s nachts." Ik rende naar mijn slaapkamer, stak mijn pink in
het gaatje, liet het kindje nog een keer ronddraaien op mijn pink en bracht het naar
moeder die hem in de kribbe legde. Moeder keek me aan, glimlachte en aaide over mijn bol.
Toen ik door de kamer naar de gangdeur
liep, zag ik dat de tafel vol cadeautjes lag, sommige waren in sinterklaaspapier verpakt. |