Nieuwe
Tilburgse Courant - vrijdag 23 december 1938
Leve de
gemeenplaats!
Groote vreugde heeft mijn gemoed beroerd
sinds m'n onafscheidelijk lijfblad - actueel als altijd
- mij wederom het bestaan onthuld heeft van een "aloude
Hollandsche ijssport", die nogwel "hoogtij viert". Deze
vreugde was zoo groot omdat zij in herinnering riep een
arsenaal van cliché-uitdrukkingen, welke mij reeds
honderden malen in geestesvervoering brachten door hun
onmiskenbare originaliteit en plastieke kracht.
Verrijst immers de boerderij, die "in
lichterlaaie" staat niet plots voor uw geestesoog,
indien ze - als 't ware met één penseelstreek - als een
"kapitale" geschilderd wordt? Slechts "kapitale
boerderijen" bezitten de voor
brandverzekeringsmaatschappijen weinig prettige gewoonte
van tijd tot tijd "een prooi der vlammen" te worden.
Geen wonder ook want het "vuur vindt gretig voedsel" en
"grijpt met een groote snelheid om zich heen" zoodat
"aan blusschen niet te denken valt". Vandaar dan ook,
dat de brandweer, "die spoedig ter plaatse was",
"werkeloos moest toezien" of zich, in het uiterste
geval, "beperkte tot het nathouden der belendende
gebouwen".
Dat bij een dergelijk gebeuren in den
nacht de omgeving "zich baadt in een zee van licht"
behoort tot de dingen, waaraan geen twijfel bestaat. Er
kan niet genoeg gebaad worden in onze eeuw van hygiëne.
En in ieder geval beoefent die omgeving daarmede een
minder lugubere liefhebberij dan het slachtoffer van den
moordaanslag, dat "baadt in zijn bloed". Een
geruststelling mag het echter heeten, dat de politie den
dader niet minder dan "gevankelijk opgebracht" heeft.
Niets ter wereld is zóó "wis" als de dood
van een drenkeling. Gelukkig evenwel komt het
herhaaldelijk voor, dat een moedige voorbijganger "het
genoegen smaakte" hem "tijdig op het droge te brengen"
en daardoor van een "wissen dood" te redden. De beide
hoofdrolvertolkers van zulk 'n drama hebben in zoo'n
geval méér geluk dan de chauffeur van de autobotsing,
"die niet meer kon voorkomen worden".
Hebt gij, argelooze lezer, ook wel eens
opgemerkt hoeveel jubilarissen er op ons ondermaansche
rondloopen van wie men reeds bij voorbaat weet, dat het
hun "aan belangstelling niet zal ontbreken". En deze
voorspelling komt gewoonlijk dan nog uit ook, hetgeen
voor de broodetende profeten "voorwaar, een mooi
succes!" dient te heeten. Van de "gevoelige snaren", die
bij zoo'n feest "aan het trillen geraken", zwijgen wij
piëteitshalve maar...
Heb ik te veel gezegd toen ik hierboven
gewaagde van de originaliteit en het plastisch vermogen
mijner krantentaal. En heeft mijn hart zich aan een
verkeerde liefde "verpand"?...
CANTECLEER