Nieuwe
Tilburgse Courant - vrijdag 28 juni 1940
De avond
komt
Iedere dag heeft vele schoone uren. Maar
d'allerschoonste liggen aan het eind. Dan immers komt de
avond aangetreden op zijn veeren voeten, voorzichtig
alsof hij door een porseleinkast schreed. Elken dag
opnieuw zie ik hem vanuit de hoeken van mijn kamer zijn
tocht over mijn land beginnen. Door de jaren heen ben ik
met hem vertrouwd geraakt en ik heb hem lief gekregen,
omdat hij aan de menschen zijn zoete gaven van rust en
bezinning schenkt. Wel te verstaan: aan de goede
menschen! Voor de kwade gewetens is hij een torment, dat
beukt en bonst op de gegrendelde deur van hun ziel om
pas af te laten als de haan den ochtend openkraait.
Ziet toch welk een staatsie den avond van
vandaag zijn uittocht vergezelt! Onze Lieve Heer knipt
één voor één de sterren aan nadat reeds lang voordat de
schemering over de landen gleed de avondster daartoe het
sein gegeven heeft. D'avondster, de helderste aller
sterren, die Vergilius Vesper noemde en waaraan de Ouden
den naam van de godin der schoonheid en der liefde, dit
is: Venus, schonken. Bewust van haar waardigheid wenkt
zij in het Westen als een baken, waarnaar de andere
sterren zich richten moeten. De vogels in het bosch
zwijgen van ingetogenheid en de stilte zelf ligt met
ingehouden adem te luisteren naar het wonder, dat voor
den millioensten keer over de wereld komt. Nooit te
vroeg en nooit te laat...
Het lijkt mij zoo, dat dit het uur is,
waarop dichters hun verzen schrijven. Doch dichter zijn
we allemaal al sterven er ook vele menschen zonder dit
ooit te weten. Dichter zijn gij en ik maar ook de boer
achter den ploeg, die over den akker schouwt en zich
vermeit in de rechte voor met haar vetten glans van den
zwarten grond, dien hij zoo pas doorbladerd heeft als
een groot boek. Daarom is de avond het uur van ons
allen! En hebt gij nooit gevoeld hoe hij over u een
mildheid bracht, die u onweerstaanbaar dwong iets
schoons te zeggen of iets goeds te doen omdat gij dan
den dag weer mocht zalig prijzen? Misschien is die
uiting u niet gelukt. Wist gij niet wat of hoe! Geen
zelfverwijt behoeft u daarvoor te knagen. Gedenk
slechts, dat er ook dingen zijn, die ge niet uiten moogt
omdat ze - als ze worden losgelaten uit de geslotenheid
van uw gemoed - vervluchtigen lijk aether. Daarom moet
ge zulke dingen altijd bewaren als een kleinood in de
gouden schrijn van uw hart. Niemand zal ze u daar
ontstelen!...
CANTECLEER