CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 2 juli 1940

 

 

Op een berg

 

Als ik een huis naar mijn wensch kon hebben, moest het op een heuvel staan in een vlak land. Nu bewoon ik maar een doodgewoon allemanshuis op den beganen grond. Doch dicht daarbij ligt toch een berg: mijn berg! Hij haalt wel tien meter waarom al de bergen van uren in den omtrek jaloersch op hem zijn. Op dien berg mag ik gaarne toeven; vooral tegen den avondval. Als ik daar zoo peinzend over de velden naar den einder staar, blijft er ook wel eens een toevallige wandelaar staan: waar één mensch kijkt, kijken meerderen - zoo zijn wij menschen nou eenmaal! Maar hij ziet niemendal en vervolgt zijn weg, meewarig in zich zelf lachend om dien dwaas, die in het niets zijn behagen vindt.

Mensch, ge hebt er geen gedacht van wat een wereld er vanaf zoo'n berg aan uw voeten ligt opengespreid. Vlak hieronder staat gebogen, als de rug van een oude man, het nog niet rijpe koren, waarin ge drie soorten groen zult zien. Tegen den grond bij de zwarte aarde dat blauwige groen, dat een laten schaduw vangt. Daarboven de teedere band, waar nog wat licht in speelt en boven, over de geneigde arenzee, een gulle plets van de zon, die aanstalten maakt spoedig het gordijn voor haar bedstee dicht te schuiven. Rechts van mij vlakt vierkant een aardappelveld naast een frissche wei. In dat aardappelveld ligt een geheim verborgen. De planten staan netjes gerijd in rechte rijen maar aan den voet van mijn berg maakt iedere baan een onlogische bocht. Dat werd met opzet zóó gedaan want het ware gemakkelijker geweest de rijen maar recht door te trekken. Waarom deed die boer dat zoo? Als ge schuin over den akker kijkt, werkt dit lijnenspel weldadig. Maar daarom pootte die boer zoo niet! Waarom dan wel? Met mijn boekenverstand kan ik dat geheim niet vatten. Straks, als ik den boer ontmoet, zal ik het hem vragen... Het doeningske van dien boer hurkt verder weg, onder een scheef gezakt strooidak. Daarnaast zie ik een schuur en er boven uit een paar hooge boomen, die van dezen kant al wat donker tegen de lucht beginnen te staan. Een schilderijke, waar ge een lijstje om zoudt zetten!...

En dan komt den einder! Dat is wel het grootste mysterie van al. Wanneer hij grauw ziet, als de asch van mijn sigaar, schijnt de zon voor de menschen, die aan den anderen kant van den hemel wonen. Dat is óók goed, ieder zijn part, niet waar! Maar liever toch zie ik hem zooals nu, op een klaren avond met hier en daar een drijfwolkske. Dan immers luidt de feestklok voor de menschen van onzen kant. Nu ziet ge het grootste wonder der wereld. Er is van dat rood waar ge uw vingers in soppen wilt - ook al wist ge, dat gij ze branden zoudt. Er is geel, dat in oranje vervloeit, er is van dat blauw, waar Onze Lieve Vrouw haar mantel van maakt maar dan met een tikje rood er door, er is... het heele palet van Onzen Lieven Heer, Die het eens breed heeft uitgesmeerd. Schijnbaar zoo maar ondoordacht en onberekend. Een schilder zou het - gesteld, dat hij het kon - niet zóó brutaal wagen, al durven schilders dan ook veel! Toch ligt er geen streek verkeerd. En als het palet langzaam wordt ineengeschoven, de kleuren in elkaar oplossen, dan nóg blijft de harmonie.

Een uur kunt ge staan kijken naar dit vergaan zonder dat uw oogen er zat van worden. Geen wonder ook! Ge weet, dat het nu feest in den hemel is. Vandaar, dat het licht van de kroonluchters zoo schoon door de gebrandschilderde hemelglazen naar de menschen op de aarde zeeft. Begrijpt ge nu waarom ik een huis op een heuvel wensch?...

 

CANTECLEER