CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 6 augustus 1940

 

 

Één uur in den nacht en oorlog

 

Het is één uur in den nacht en oorlog. De klokken van alle kerktorens vertellen het u. Niet dat van den oorlog maar dat van het ééne uur. Zij slaan dit met een ijlen slag, die alweer dood is als gij nog op den nagalm wacht omdat ze niemand storen willen. En ook al daar ge als klok geen twee keer klinken moest indien ge het uur moet melden, dat het eerst zich wendt naar den nieuwen dag. Één uur in den nacht is heel gewoon, oorlog daarentegen ongewoon. Gij weet, wat beide bij elkander zeggen wil... Dan ronkt over de huizen het dreigende "woeoe-woeoe!" van de vreemde vogels met strakke vleugels, die de menschen en de musschen onder de daken rillen doen.

Één uur in den nacht is heel gewoon. De verduisterde stad vlakt gelijk een donker water maar de ronkende vogel, tegen een hemel als zwart verduisteringspapier met motgaatjes van sterren, gooit breeduit kringende rimpels in dat stille meer. De menschen liggen nu in bed en slapen... Dit is een gedachte, welke u voor de tweede helft bedriegt omdat ze alleen zit vastgehaakt aan het eene uur van den nacht en niet aan den oorlog. De waarheid toont een ander gezicht. De menschen richten zich tot een timmermanshoek overeind in hun bed en de vrouw zucht tot den man: "Daar zijn ze weer!"... Dan luisteren ze en denken aan den koffer en het valies, dat gereed staat in den gang, die nu uitmondt in een leege straat... Het geluid is over het huis gegaan als een koude hand, waaraan geen arm en geen lichaam zit. 't Kon ook de reutel van een waanzinnige geweest zijn. Snel sterft het uit... De man en de vrouw liggen nu weer achterover in het kussen. Thans strijkt die hand over een ander huis in een andere stad. Zal zij ook hier aarzelen of toeslaan met een helsch laweit?

Waarom haalt gij daarover nu, als de menschen slapen moeten, zoo'n zorgen in uw hoofd? Toeslaan kan zij toch altijd om één uur in den nacht, op alle uren van den nacht, op alle uren van den dag! En 't behoeft daarvoor geen oorlog te zijn! Maar zij slaat niet vóór uw tijd daar is. Op welke hoek die wacht? Dat weet niet gij, en dat weet niet ik. Zet daarom altijd in den gang, die uitkomt op de smalle straat van de stad van alle menschen uw koffer klaar voor de kleine reis als daad van wijze voorzorg; thans nu het oorlog is, morgen als de vrede er zal zijn.

 

CANTECLEER