CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 25 september 1940

 

 

Wind

 

Hoort, hoort, daar rijdt de wind!... Als een dolle kozak komt hij aangedraafd over de velden aan den achterkant van mijn huis. Die velden zijn lang en breed en ruim gelijk een koopmansgeweten. Naar zulke velden draagt ge graag uw liefde uit - niet vanwege dat geweten, maar omdat daarover de gedachten zoo lenig en gezwind naar de roepende einders varen, welke altijd vol mysterie zijn... En ook de wind, die over zoo'n vlakte van zoo'n einder komt, is uw vriend want in zijn adem waait de geur der vreemde landen en van de groene zeeën, waarin de continenten drijven als de plompen van het heelal.

Nooit zijn de kuren van dien wind voor mij te dol!... Ziet hem nu in toomelooze vaart den slanken populier bespringen, die als een groote orgelpijp rijst op het erf van gindsche boerderij. Hij blaast er fel doorheen en al de kleine blaadjes, welke anders te vibreeren staan, klapperen nu in de maat lijk vleugeltjes van honderdduizend engeltjes, die voor het eerst uit vliegen gaan. Uit eerbied maakt de boom een revérence maar weg is alweer de wind. Met één sprong zit hij nu over de schutting van uw tuin, beukt met zijn hoofd tegen de muren van uw huis, die weigeren te wijken en dan grijpt hij, als een jonge hond in overmoed van jeugd, met zijn tanden het waschgoed op den draad. Hij slaat uw late asters neer met een forschen zwaai van zijn vuist, waarin gespannen leven bruist en zweept 'n reeds gevallen blad in een wilden carrousel. Dit blad draagt hij mee op zijn tocht over de wereld tot het ergens liggen blijft in de dakgoot van 'n huis in een vreemde stad. Een poëet zonder naam, die juist het wrakke venster van zijn mansarde sluit, ziet hoe het valt en de inspiratie is geboren...

Nou groeien het blad van uw tuin en de wind van de vlakte achter uw huis in eeuwige verbondenheid tot een gedicht te zamen. De tijdschriften zullen het wel weigeren, een nieuwe kans op roem zal wel voorbijgaan, maar misschien toch heeft de dichter, toen hij zijn pen doopte in den gloed van zijn hart, voor korten tijd den tocht van het zolderkamertje vergeten zooals ook menschen, die van felle winden houden, den kant der schaduw te vergeten schijnen. Wellicht toch was het goed daaraan wat méér te denken...

 

CANTECLEER