CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 18 oktober 1940

 

 

Winterasters

 

"Ik heb ze maar afgesneden", zegt uw vrouw... Wat doet ge daar tegen als het ongeluk toch gekomen is! Zult gij er over lamenteeren gaan, dat het de laatste bloemen waren van uw tuin?... Dat gij ze hadt willen koesteren als kleinoodiën omdat alleen nog zij uw hart gebonden hielden aan wat gij zoo met smart verdwijnen ziet?... 't Zijn klachten zonder baat. Uw vrouw en mijn vrouw kennen bloemen alleen als de dingen, waaruit ze haar boeketjes maken. Ge moet daarmee geen sentimentaliteiten bedrijven... Daar staan ze nu, mijn witte winterasters, in ons sierlijkst vaasje voor het raam, dat zijn gezicht steekt naar de straat. De menschen, die voorbijgaan, zeggen tot elkaar: "Ziet toch die schoone bloemen eens", maar ze weten niet, dat het de laatste zijn van mijnen hof. En dat is goed! Ge hebt in 't leven méér van die dingen, waar ge niet te veel van weten moet om er de volle charme van te ondergaan...

In alle tuinen bloeien nu de winterasters. In de rijkvoorziene hoven treft ge natuurlijk nog wel andere bloemen aan doch in mijn tuin bleven de asters het laatst alleen. Mijn tuin is ook maar een simpele tuin, dien ik enkel voor de kleine vreugden houd. Ge weet die zitten in het meten van den gang van de seizoenen. Als de crocusjes hun kelkjes beuren, ziet ge daarin de lente komen aangetreden met de fijne voetjes van een ballerina. Als het duizendschoon zijn warme kleuren strooit, jubelt de zomer er zijn weelde uit en zoodra de late asters neerslaan onder de vlagen van wind en regen zoodat gij ze stutten moet, speurt ge daarin reeds den tragen stap van den winter, die nu nog zoekend zwerft door al de lanen van den herfst.

Van de bloemen, welke thans bloeien in de tuinen der menschen, zijn mijn asters mij het allerliefst. In elk van haar leeft, onder het smettelooze kleed van witter nog dan het witste wit, een koningin, die hoort bij ieder bruiloftsfeest. Daarom moesten de bloemisten alle boeketten van alle herfstbruiden slechts van zulke asters maken. Maar wat bescheiden is, vindt op deze wereld geen voorname plaats. En bescheidenheid heet een deugd, die méér de asters dan haar meesters siert. Immers: door heel den zomer heen, wanneer het blauw, het geel, het rood en het paars van al de andere bloemen om den voorrang dringen, kijken zij rustig toe, zonder één drupke jalousie. Ze beiden kalm haar tijd. En zoodra die dan gekomen is - als bijna al wat zoo luidruchtig schreeuwde, ligt te vergaan - eerst dan pas spreiden zij haar kroon van niets dan wit om veel in schoonheid te verslaan. Zoo leeren ze u en mij hoe in eenvoud altijd nog het kenmerk van het ware woont, dat zich immer onderscheidt al duurt het soms wat lang...

 

CANTECLEER