Nieuwe
Tilburgse Courant - dinsdag 12 november 1940
Donker
De brug van de nachten, welke de menschen
dag noemen, zit aan twee kanten tusschen de duisternis
gevangen. Zoo is het altijd geweest doch ge merkt dit
thans eerst goed, doordat het donker voortaan zoo pal
staat in al de straten van de stad en des morgens nog om
uw woning sluipt als reeds de arbeid roept. Gij dacht,
dat aan het eind van den dag de avond lokte met een
feest van licht, maar ervaart nu tot uw spijt, dat er
noch avonden noch morgens zijn.
Dag-nacht, licht-donker!... Zoo trekken
de saamgebonden uren voorbij met den eentonigen gang van
den slinger van een groote klok... Het donker won
wellicht uw vriendschap niet en evenmin de mijne maar
toch zijt gij er nooit zoo mee vertrouwd geweest als nu.
Dit komt omdat ge er mee vechten moet wanneer het loert
op de spleten van uw raam, dat om verduistering vroeg.
Omdat het zoo hardnekkig aan de gevels van de huizen
kleeft. Wijl het bij iedere kier van een verlichte deur
u over misdaad schreeuwt. Omdat het overal verraderlijke
muren trekt, die gij pas weet te staan als sterren uit
uw bontgebeukte hoofd een polka voor uw oogen dansen.
Veel zijn dus de banden, die het bindt
aan u! Toch vind ik die relatie met het donker maar een
raar geval. We gingen zoo prat op het licht en tasten in
de duisternis!... We juichten het licht te hebben
uitgevonden en draaiden het uit!... Indien ge hier niet
van een dwaasheid spreken wilt dan zoekt ge naarstig
naar 'n verborgen zin. Dat heb ik ook gedaan en kreeg
tot resultaat, dat de zin van al dit donker is, dat de
menschen beter zullen leeren zien!...
CANTECLEER