Nieuwe
Tilburgse Courant - donderdag 27 februari 1941
Wakker
Langs alle vier de kanten der wereld
heeft de nacht de gordijnen dichtgetrokken. En gij ligt
daar midden tusschenin op uw bed, als een afgelegd lijk
met uw tien teenen naar omhoog. Traag schuiven de
minuten, die een ontvluchte slaap u als uren heeft
nagelaten. De duisternis staat over u heengebogen lijk
een zwarte huif. Doch een rare huif want ze heeft geen
eind of geen begin en ge steekt er overal uw vingers
door zoodra ge er naar grijpen wilt.
Er is een klokske, dat met een fellen
hartklop leeft. Elk slagje tikt gelijk een kraal tegen
zijn voorman aan, die eerder reeds geregen werd aan het
lang begonnen snoer van den tijd. Van welk uur vertelt
dat klokje op het kastje naast uw bed? Ge weet het niet!
Hoe staan de vingers op de groote klokken van de stad?
Ge luistert lang maar hoort geen enkelen slag. Misschien
is het om middernacht. Dan moeten er nu de spoken zijn!
Vandaar soms 't kraken van de trap? 't Kan één, of twee,
of drie, of vier, of vijf uur zijn, want al die uren
loopen hand in hand met den nacht. Uw gedachten zoeken
naar houvast doch vinden er geen. Wellicht moet het zoo
zijn want nu merkt ge pas wat voor een vreemd gevoel het
schenkt los te zweven in de ruimte van den tijd.
Ge denkt er niet meer aan, dat ge in
pyjama tusschen witte lakens ligt want ver stijgt ge
boven de normale dingen uit. Al wat eens belangrijk
scheen, lijkt nu voortaan banaal. Door vreemde energie
gewekt slaat uw geest fantastisch wijd zijn wieken uit.
Tot groote dingen waant hij zich in staat. Vlug, vlug,
geef potlood met papier en hij vangt hemelsche muziek of
een onsterfelijk vers in zijn onwezenlijke vlucht!...
Geef hem penseel met een palet vol verf en hij maalt het
schilderij, waarom het grootst genie vergeefs nog
vocht... Droomt ge nu of waakt ge nog? Maak baan, ruim
baan want een geest in-den-nacht-zonder-slaap is een
paard op hol! Of kan het doodgewoon "verhooging" zijn?
Dat moet ge maar eens aan den dokter vragen!...
Uit den toren der nabije kerk valt een
bedeesde slag. Toch schrikt hij nog van zijn eigen klank
en slikt daardoor den nagalm in. Wat beteekent één slag
in den nacht voor den mensch, die los leeft van al den
tijd? Half één... één uur... half twee... half drie...
half vier... half vijf?... Ge achterhaalt het niet, want
voordat gij besluit tot het ontsteken van het licht,
heeft de slaap zich weer over u ontfermd...
CANTECLEER