Nieuwe
Tilburgse Courant - zaterdag 12 april 1941
Paschen!...
Wanneer ge wandelt door den kring van het
jaar zooals ik nog al eens pleeg te doen, blijft ge
vanzelf bij Paschen staan. Paschen!... Ge moet dat
woord, als het in zwarte letters hier voor u springt,
niet lezen met uw gedachten maar hardop uitspreken met
uwen mond. Paschen!... Is het niet of er een juichkreet
u ontsnapt? Ja, nu weet ge het beslist: Paschen is in
onze taal het bestgeslaagde woord voor het schoonst
begrip. Paschen roept een wereld van gedachten op. Oude
gedachten, die telkens weer te voorschijn treden in een
splinternieuw costuum.
De Passie is voorbij... De schulden van
de menschen worden uitgeboet... Onze Lieve Heer is
glorievol herrezen gelijk Hij had voorspeld... De
klokken zijn uit Rome terug. Ze luiden, luiden de
vreugde uit! Ge zegt, dat gij er niets van hoort? Dat
oorlog de klepels vastgebonden houdt? Och kom, dat is
enkel maar de schijn! Klokken luiden altijd indien er
vreugde is, want echte feestklokken spreken niet met de
stem van het metaal maar met de klank van het hart. Uw
hart, mijn hart en de harten van alle menschen, die
weten te toeven in een doorgangshuis. Zóó luiden dus
tóch de klokken wanneer het Paschen en ook oorlog is...
Paschen brengt een boel schoone gewetens
mee en draagt nog vele andere dingen in zijn mars. Er
steekt bijvoorbeeld een flink stuk voorjaar bovenuit. De
menschen van de stad houden daar wel niet veel rekening
mee doch de dorpeling zegt met Paschen steevast zijn
overjas vaarwel. De Paschen doet de bladknoppen knappend
openspringen en hangt soms ook bruidsbloesems aan de
boomen uit. De Paschen schenkt het nieuwe pak voor den
man, de nieuwe hoed voor de vrouw, het nieuwe kleed voor
de dochter. En opdat de kleinsten niet vergeten zouden
zijn, stopt hij bontgekleurde eieren in den tuin. Zoo
ziet ge dus wel, dat Paschen is een feest voor de
grooten en voor de kleinen. Kon het anders dan dat de
naam van dit feest een juichkreet is?...
CANTECLEER