CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 25 april 1941

 

 

Gure voorjaarswind

 

April loopt op zijn laatste beenen. De Mei voelt zich al zenuwachtig worden voor haar hernieuwd debuut. Moest ge nu niet de glorie van de Lente zingen? Een klaroen steken, dat het daverde tot in de vier hoeken van de wereld? Zeker moest ge dat! Daarom is het zoo'n zot gezicht u zelve te ontdekken met uw beide beenen naar een warmen haard, die zuinig aan zijn laatste portie kolen zuigt. Gelukkig maar, dat hij slechts zuigt. Ge hebt immers ook kachels, die lijk spaaiers eten kunnen. En dat komt thans zeker niet van pas. Niet voor de kachels en ook niet voor de spaaiers, tenzij op extra bon!...

Eind April en veel te koud!... Zing nu als gij het kunt! Ge tuurt liever naar buiten door het raam. Peinst hoe de dingen konden zijn en hoe zij in den lijve voor u staan. De Noordenwind holt door de straat met een asem van ijs en een zuur gezicht, dat beslist van een oude vrijster moet zijn afgekeken. Hij grijpt met een linkschen zwaai van zijn slungeligen arm een losgeschoten venster vast, dat kreunend tegen den muur aanslaat. Hij rakt, gelijk een jonge hond, achter een buitelend stuk papier en achter den hoed van den mijnheer, die zich verrassen liet. "Goed gewerkt; dat zit zoo in uw aard!" zoudt ge zeggen tot den wind wanneer het najaar was doch nu hooren deze vlegelstreken hier niet thuis!

Blijf af ook met uw schrale vingers van de bloemen in mijn tuin! Ziet ge niet hoe de rose tulpen en de gele narcissen met dolgesolden kop haast wezenloos te zwiepen staan? Merkt ge niet hoe de onschuldige viooltjes zich doodsbenauwd, met ingetrokken schouders, vaster op de aarde dringen als wilden zij er zich verbergen? Gij zijt brutaal en arrogant nog bovendien! Gij tart de bloemen met de menschen in het huis, waar gij niet hoort. Ongevraagd zijt gij er binnengedrongen om dagen lang het hoogste woord te voeren hoewel niemand u een antwoord geeft. Ge slaat een dwaas figuur in ons versch geschilderd huis, dat onder zijn zonnewijzer in vergulde letters den schoonen naam van "Lente" draagt. Maar ik geloof, dat gij niet goed genoeg zijt opgevoed om u daarvoor te kunnen schamen. Wat méér jammer is voor u dan voor mij!...

Gure wind, die als vrijbuiter door dit voorjaar jaagt, luister naar mijn raad: rol gauw uw matten op, sleep al de wolkenklodders, welke als friezen voor den kobaltblauwen hemel hangen mee en laat het rijk alleen aan de zon. Die goede, oude zon met de warmte en verkwikking, waarop de menschen en de bloemen zoo lang reeds zitten azen...

 

CANTECLEER