CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 7 juni 1941

 

 

Onweer!

 

Ge wist wel, dat het komen moest! Niet voor niets lag uw hond als dood voor zijns meesters huis, kregen de musschen een flauwte op het dak en was de boord om uw hals, waarvan gij de maat toch zoo nauwkeurig kent, twee nummers te nauw! 't Is gekomen! Het onweer! Sluipend als een tijger naar zijn prooi. Ge weet niet waarom onweeren, die over grof geschut beschikken, steeds zoo grillerig beginnen. Doch ze doen het nu eenmaal. Net als de kwade gewetens. Die hebben het onweer klaar gesmeed achter den dweil van het wolkenpak. Wat evenmin van openhartigheid getuigt. Maar wie komt met snoode plannen ook zoo maar voor den dag! Dat doen geen menschen en geen onweders.

Hoort, er worden voor de proef al een paar donders uitgegooid. Vallende kegels in een spel al zijn ze het nog alle negen niet! Geen slecht begin, alleen een weinig alledaagsch! Dat moet beter worden hoor! Wie donderen wil, hij dondere goed gelijk alles wat ge doet ook goed gedaan moet zijn. Ze raken vrij snel ingegooid. 't Tumult slaat tot een helsch spektakel uit. Er storten honderd groote huizen in en al de ruiten breken stuk. Ai, wat een kets! Afgebeten als een snauw! Een steenen bal op een betonnen vloer. Hij stoot niet eens een echo uit! Doch eer gij dit ervaart, zit reeds een andere slag zijn voorman in den nek. Zoo gaat het keer op keer.

Iedere donder heeft een bliksem tot gezel. Die smijt zijn speren van witgloeiend metaal in een venijnigen flits loodrecht naar de aarde toe. Dit zijn de bliksems, die de menschen en de dieren dooden. Ge vraagt: Wie zal het offer zijn? Een koe in de wei of een boer met een zeis in het open veld? Een ziel stijgt naar den hemel! Een ziel struikelt in de hel. Is het niet in uw stad dan in uw land. Niet in uw land dan ergens op de wereld. Is het niet door het onweer dan ligt een andere oorzaak klaar. Maar in de seconde van dien fellen slag en scherpe schicht blaast een mensch den laatsten adem uit. Ge kunt daarvan verzekerd zijn! Misschien is het 't meisje uit Constantinopel, dat ge eens ontmoette in den sneltrein tusschen Brussel en Parijs... Misschien uw vriend in Hindoestan, wiens laatste brief nog op een antwoord wacht... Misschien de zwerver met den witten baard, die omstreeks Paschen overnachtte in uw schuur... Wie, die het u zeggen zal? De bliksems en de donders zeker niet. Zij lachen om uw romantiek. En wellicht ook hebben zij gelijk. Evenals de menschen, die lachen om gedachten, welke een verstandig man wijselijk voor zich zelve houdt...

 

CANTECLEER