CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 12 juli 1941

 

 

Zomernacht

 

In Juli spelen de dagen de baas. Ze hebben zich al gewasschen en geschoren voordat de vroegste haan zijn morgengebed heeft afgekraaid. En des avonds drentelen zij tot laat - kwasi bezig - rond, gelijk een kind, dat steeds een uitvlucht zoekt om nog niet naar bed te gaan. Voor den nacht blijft er haast geen tijd om nacht te zijn. Hij krimpt ineen tot 'n trait-d'union, dat den eenen dag van den andere scheidt. Liever zouden ze ook dit geheel en al maar hebben weggelaten doch zooiets gaat nu eenmaal niet. Onderscheid moet er zijn!

Wat doet ge als die afgeknaagde nacht nog warm is bovendien? Gij legt de veertien kanten, die ge nu pas aan uw lijf ontdekt, om beurten op uw bed, ik zit in 't vierkant van mijn open raam en bespied van daar den nacht. Ergens, waar het water is, kwaken kikvorschen in koor. Ze doen het met geschoolden slag, waarin ge een betooverenden roller hoort, die meesterlijk de baspartij verzorgt. Het volle gezicht van de maan, welke, als een geblutst medaillon, uit den hemel hangt, maakt al de dingen blauw. Blauw is de kleur van het mysterie. Ze wischt de scherpe lijnen uit en zet er raadselen voor in de plaats.

't Eerste raadsel valt uit een blauwen toren, die als een opgerichten vinger uitsteekt boven een blauwe huizenzee. Hij is de eerste van de collectie torens, welke ik weet in deze stad. In het Oosten slaat er een direct wat schuchter terug. 't Kon wel een echo van den eerste zijn. Nu zullen dra ook alle andere slaan want het gekke van de torenklokken is, dat zij steeds hetzelfde doen. Hier dus niet: zooveel hoofden zooveel zinnen. Slechts in haar klanken zit verschil. Wat beduidt één klokslag door de meditatie van een zomernacht? 't Kan de helft zijn van elk uur maar ook het eerste na den middernacht. Ik zal het weten als ik op mijn horloge zie doch schooner lijkt het mij 't geheim geheim te laten.

Ergens in een ziekenhuis doet nu misschien een zuster haar rondgang langs de bleeke bedden in de groote zaal. Een, die niet slapen kon, vraagt om den tijd en breekt een illusie stuk. De tijd gaat nooit snel voor wie dat wenscht!... Op den heuvel in de hei vangt juist een conferentie van konijnen aan. Ze willen protesteeren tegen het rijper worden van het graan, dat hun in het voorjaar zulk een heerlijk voedsel schonk... Door het bosch sluipt de smokkelaar met een zware vracht, recht naar de hinderlaag waar de kommies hem loerend wacht... Zulke dingen gebeuren er in den zomernacht, telkens als de klokken één keer slaan. Zoo ziet ge wel, dat ge nooit alleen op de wereld zijt - ook niet des nachts al denkt gij dat dan dubbel gauw.

Een ander mysterie ligt in het hondengebas. Ook dat springt door iederen zomernacht met enkelen klokkeslag. Ge hoort het nooit zooveel, ge hoort de honden nooit tezelfder tijd maar toch is er geen, die zijn roep geeft aan den nacht en niet van hier of daar een antwoord krijgt. Wat belangrijk nieuws wordt daar verteld? 't Zal altijd wel een raadsel zijn! Een raadsel voor u, een raadsel voor mij. Zal ik het soms vragen aan den verlaten fox, die zijn afspraak heeft gemist en nu verbolgen keffend draaft door onze ingeslapen straat? Maar dat beest heeft vast geen tijd. Het blaft iederen schaduw toe en keert zich dan woedend naar de maan. O domme fox, o domme mensch, die naar maan en schimmen blaft!...

De zomernacht ziet en hoort dit alles aan. Hij lacht stil, waar er te lachen valt; heeft meelij, waar 't past, doch nooit vertelt hij iets van de vele geheimen, die hij kent. Rare gedachten moet ge daarom altijd loslaten in een zomernacht...

 

CANTECLEER