CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 13 september 1941

 

 

Kerktorens

 

Waarom klimmen toch niet alle menschen in hun vrijen tijd een heuvel op? Om te zien naar de torens, die in een klein land, lijk dat van u en mij, als eeuwigheidsgedachten rondom tegen den horizont gesneden staan! 't Is zoo'n schoon bedrijf vanaf de spitse punten, over de blauwe bosschen en de groene velden de witte gedachten tot u te laten komen. Omdat ze u uitheffen boven de kleurlooze dingen van alledag om u te schommelen in den paarlemoeren droom, die als een hangmat voor den geest tusschen de ranke spitsen hangt. Overschouwt van hier de wereld om u heen en de diepste dofheid krijgt een glans. Zóó bouwt ge u een toren van louter levensvreugd, waar anderen niet tot een huis van één verdieping raken.

Maar kom, laat ik terugkeeren tot de steenen torens van de kerken want mijn vriend, de filosoof, raakt licht geïrriteerd als ik op klompen over zijnen akker loop! Al de torens rondom steken hun vinger kaarsrecht naar den hemel toe. Dit is torenmanier bij het afleggen van een eed. Ze zweren iederen dag opnieuw trouw de dragers te zijn van den tijd ten behoeve van de menschen. Dat wij die dienstbaarheid zoodanig hebben misverstaan, dat we het "tijd-is-geld" tot levenswijsheid promoveerden, kunnen de torens niet gebeteren. Zij hadden van materie nooit verstand. Daarom is tijd voor hen uitsluitend kostbaarheid. Wie, die het hen betwisten durft?

De torens spreken tot elkander in geheime taal. Ze werd nooit in boeken neergeschreven. Noch hebben de geleerden ooit daarop gepeinsd. Toch zegt mij iets, dat er die taal bestaat. Want hoe zouden anders al de torens weten wanneer ze moeten slaan. En als het mechanisch ging, waarom slaan zij nooit precies gelijk? Voor mij leeft er ergens één, die steeds 't eerste teeken geeft. Niet verstaan noch gezien door u of mij. Zijn naaste buurman draagt het voort naar den derde in den ring en zoo gaat de boodschap naar al de torens rond mijn horizont. Door de lichte uren van den dag, door de donkere van den nacht. Eeuwen achtereen zonder dat ooit ruzie of oneenigheid de harmonie verbrak. Als dit even mysterie is?

Ge hebt jonge torens, die het misschien nog wat beter mogen leeren, oudere torens met reeds een vleugje van bezonkenheid en torens, door het tijdslaan grijs geworden, van wie iedere slag een daad van gulden wijsheid is. Maar slaan doen ze allemaal! De torens der kathedralen, de torens der steedsche parochiekerken en de torens van de dorpen in de hei. En met hun vinger omhoog zullen ze blijven slaan zoolang er menschen aan hun voeten leven omdat dezen immer moeten herinnerd worden aan de kostbaarheid van den tijd met betrekking tot hun eeuwigheid. Als we nu ook eens voor de torens onzen hoed af gingen nemen? 't Zou nog zoo gek niet zijn!

 

CANTECLEER