Pierre
van Beek - Heemkunde-artikelen
redactie: Ben van de Pol
De
Mierden zijn nog niet geheel ontdekt
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 28 november 1970
Hoge Mierde - archief Pierre van
Beek
De
mens van vandaag komt er niet zo gemakkelijk toe om bewust de
omgeving van een of ander onzer Brabantse dorpen te gaan verkennen.
Wat in de decennia van de fiets tot doodgewone zaken behoorde, is
thans tot anachronisme geworden. We zijn overgeschakeld naar de
grotere actieradius met voorbijzien van het adagium der ouden: Non
multa, sed multum. Liefst gaat het voortaan om velerlei zaken te
zien zonder daarvan veel waar te nemen. "We hebben het wel
bekeken" pleegt dan de nogal gemakkelijk uitgesproken conclusie
te luiden.
Toen
wij de voorbije zomer in Hooge en Lage Mierde waren, hebben we nog
eens een keer Plinius' wijze raad ter harte genomen. En toen was het
níét zo gauw bekeken. Wat er eventueel aan dorpskommen tekort kan
komen, wordt ruimschoots ingehaald door de landelijke omgeving, die
zich kenmerkt door haar landschapsschoon, ook zelfs dán wanneer wij
- zoals we hier bewust doen - het voldoende bekende gebied van
"De Utrecht" buiten beschouwing laten. Die schoonheid laat
zich onderscheiden in twee categorieën: bossen en heide als de ene
en het weide- en akkerland als de tweede. Voor wat Hooge Mierde
betreft, komt daar land als de 2e categorie voor in het aan
Belgische zijde voor een groot deel beboste grensgebied.
Nog
altijd is hier de wereld ten einde. Een unieke situatie welke in
Nederland behoort tot de privileges van alleen de zuidelijke en
oostelijke grensstreken, welke daardoor een eigen stempel kregen.
Tot
de heel aantrekkelijke, geasfalteerde landwegen van de twee Mierdes
behoort zonder twijfel de Twisseltsebaan, die over een zeer lange
afstand, ver van de bebouwing, naar het zuidoosten loopt. Ge bereikt
haar vanaf het Dorpsplein via de Broekkant. Reeds van verre ziet ge
hoe het weideland aan weerskanten een brede inzinking vertoont. Waar
zoiets het geval is, kunt ge er gerust een weddenschap op aangaan,
dat op het laagste punt wel een of andere beek zal stromen. Dat
blijkt hier de nog altijd aardig kronkelende Reusel, welke - onder
een nieuwe brug met witte leuningen - de Twisseltsebaan kruist.
Het
loont de moeite nabij de brug de auto eens even aan de kant te
zetten in het dal van de Reusel. Niet omdat het hier om het laagst
gelegen gedeelte van Lage Mierde gaat, maar om de sfeer van dit
landschap over u te laten komen. Ver naar het noorden wordt het
begrensd door het wat gedrongen werkend silhouet van de dorpskerk en
het vierkante blok van de pastorie met haar kokette klokketorentje
met spitsje, zo priemend scherp als dergelijke torentjes op
pastorieën met leien daken overal schijnen te moeten zijn. Ge kunt
het alleen maar jammer vinden, dat de nieuwe, moderne school uit de
maat van het dorpssilhouet stapt.
Huizen
of boerderijen staan er niet aan weerskanten van de weg in het dal
van de Reusel. Het land krijgt er zijn karakteristiek vooral door de
schilderachtig in en langs de weiden gestrooide beplanting. Bomen en
loofhout. Nu eens verspreid, dan tot plukken bijeen, maar altijd
nonchalant en ongekunsteld neergesmeten. Hoe fraai doet het daar
niet die rij zeer hoog opgeschoten knotwilgen tegen hun
achtergronddecor van lager loofhout, verder weg ergens in de
broeklanden van het Reuseldal. De knotwilgen zorgen voor een grote
plas blauwige schaduw op het opnieuw mals uitgeschoten gras.
Zwartbonte koeien zoeken daar verkoeling tegen de zomerzon. Over de
bossen heen houden ver weg twee honden hun bassende dialoog en
slechts vaag dringt het geruis van verkeer tot hier toe door.
In
een slootkant langs de baan trekt de zomer al haar registers open.
Roerloos groeit daar op de vochtigste plaats zo maar een baan van
riet en wat er verder niet allemaal langs die kant tussen het hoge
gras aan veldbloemen te juichen staat. Ge moet er botanicus voor
zijn om het allemaal thuis te brengen. Daar is een hele klad geel
van de leeuwebekken, met het blauw van de wikke en het paars van de
kattestaarten erdoorheen gestrooid als een kleurig mozaïek tussen
biezen en brandnetels. Het staat er pretentieloos uitgestald langs
de Twisseltsebaan in het Reuseldal, dat ook nog een ruig complex
schaarhout te bieden heeft.
Heel
anders
Even
verder naar het zuiden ziet de Baan zich gekruist door de
Beekakkersweg. Het onverharde deel van rul, geel zand voert u tussen
broekland en akkerland, waar bij ons bezoek het koren hoog staat,
spoedig naar de klinkerweg, die de vier kilometer van elkaar
verwijderde Mierden verbindt. Het geasfalteerde deel van de
Beekakkersweg daarentegen in noordelijke richting leidt naar de
uitgestrektheden van de jonge ontginningen van de Welleneindse Hei
om ten slotte "dood" te lopen tegen de bossen van "De
Utrecht". De camping "De Hertekamp" kijkt uit over
deze ontginningen, waar een paar moderne boerenbedrijven, o.a.
"Vinkenhei", verrezen zijn. Hoe schraal de grond er is,
verraden de zandwegen rondom. Maar met kunstmest lukt nú wat nooit
eerder lukte.
Het
karakter van deze streek vertoont geen enkele overeenkomst met het
grazige dal van de Reusel. Ge wordt hier dan ook geconfronteerd met
het andere gezicht van Lage Mierde. Nog altijd vertoont het trekken
van zijn verleden: ruimte, stilte en verlatenheid zoals die hier
eeuwen lang hand in hand zijn gegaan en er hun mysterie geweven
hebben.
In
de twintiger jaren stond er midden op de Welleneindse Hei een
eikehouten kruis. "Aan het kruis" noemden de mensen dat
gebied en dan wist iedere Mierdenaar "van Laag tot Hoog"
wat er werd bedoeld. Maar zelfs een oude inwoner van
"Laag" kon ons nu al niet meer vertellen wanneer en waarom
het kruis werd opgericht. "Misschien ooit iemand doodgebleven?
Ik weet het ook nie..."
"Bruggetje"
Een
automobilist merkt het niet, dat hij rijdend over de Beekakkersweg
het oude, nog steeds naar die naam luisterend
"Varkensbruggetje" passeert. Het is de overkluizing van
een "loop", een heel klein beekje, dat geen eigen naam kon
opbrengen. Het komt uit het gebied van Het Goor op "De
Utrecht", eigenlijk juist even over de grens, uit een bijzonder
schilderachtig en ongerept bos- en heideterrein met enige vennetjes,
waarvan het grootste De Lei heet.
Het
Varkensbruggetje heeft een rol in de verbeelding van de mensen
gespeeld, want daar placht het te "heksen". Had daar
misschien de "Zwarte Frits", een heks uit Hooge Mierde,
een hand in het spel? Dat was een vrouw, die men liever niet op zijn
weg ontmoette. Het kon gebeuren, dat in zo'n geval het paard van een
boer niet meer wilde trekken. Maakte men een paar kruisjes,
"dan was het over"...
Ongereptheid
Ten
westen van het Varkensbruggetje, opgesloten tussen de Beekakkersweg
aan de ene en de Poppelsedijk aan de andere kant, ligt het meest
ongerepte stuk natuur, dat wij in de Mierden konden ontdekken. Wie
vanaf de Twisseltsebaan de Poppelsedijk oprijdt en de blik aan de
rechterkant over de weilanden laat gaan voordat hij de
gemeentebossen bereikt, kan er door gefascineerd worden. Dit gebied
wordt onweerstaanbaar intrigerend bij de ontdekking, dat het van
deze zijde niet te benaderen valt. Eigenlijk van geen enkele zijde,
buiten de kant van het Varkensbruggetje. Het stelt zich te weer door
een brede gordel van weilanden met hier en daar een doodlopend, door
hoge heggen ingesloten karrespoor. Één daarvan leidt naar een diep
in het loofhout verscholen particulier zomerverblijf, waar een
houten hek een hier totaal onverwacht "Halt" roept.
"Zilverbeek" luidt de op een grote kei geschilderde naam.
Daarmee wordt de naamloze "loop" dan toch nog enige eer
bewezen. Zij vormt de grens van het privé-terrein dat een verborgen
paradijsje lijkt, volkomen geïsoleerd van de hier toch al zo stille
Mierdse wereld.
"Natuur
puur"
Vanaf
het Varkensbruggetje voert een dichtgegroeid weggetje, waar nu geen
mens meer gaat maar dat weleer smokkelaars diensten kan bewezen
hebben, door loofhout naar een plukje zand met dennen en hei. Een
onvervalst woest stukje "natuur puur", veilig en vergeten,
verborgen tegen de rand van de uitgestrekte gemeentebossen langs de
Poppelsedijk. Hier zit ge wel in het hart van het gebied, dat zo
straks zo verleidelijk lokte vanaf de dijk. Onnodig te zeggen, dat
er vanaf het Varkensbruggetje geen voertuig, zelfs geen fiets meer
aan te pas kan komen. Niets wijst er dan ook op, dat het in de
bedoeling ligt de wandelaar naar dit natuurcomplex te lokken.
De
reeds genoemde gemeentebossen daarentegen zijn officieel opengesteld
voor het publiek. Ze bestaan in hoofdzaak uit dennen. Hier en daar
zult ge wat lariks ontmoeten en langs sommige van de brede
brandgangen, die deze bossen kriskras doorkruisen, een singel van
berken. Op tal van punten staan al te wrakke en voor kinderen
gevaarlijke uitkijktorens. Ze vervullen eigenlijk geen functie meer,
omdat de dennen hen boven het hoofd gegroeid zijn. Dit is het land
van de doler voor wie het ontbreken van iedere
recreatie-accommodatie altijd weer opnieuw de verlossing betekent.
Misschien raakt hij onverwacht verzeild bij een ingesloten bosweide
met grazende koeien, maar zeker zal hij uit al het wenden en draaien
van de brandgangen vroeg of laat terechtkomen bij het fraaie
Panneven langs de Poppelsedijk. Daar is het goed rusten, ergens
tussen de vliegdennen en buntpollen op de hoge oevers met niets als
de hemel boven zich. En hoe wijd lijkt hier die hemel niet!
Het
"Voortje"
Over
de ontginningen van "De Haar" met zijn mooie asfaltweg
lokken steeds weer nieuwe dennenbossen in het zuidwesten. Ze hebben
de voormalige Turnhoutse Hei verdrongen, waar eens de lucht de
einders raakte. De naam verraadt het al, dat ge de Belgische grens
dichter nadert. Dat betekent ook steeds dichter bij het einde van
Nederland en in een steeds grotere eenzaamheid.
Niet
zo ver verwijderd van de zandweg, die komende van Hooge Mierde links
van de nieuwe Smidsstraat naar het zuidwesten in de richting van de
bossen afbuigt, ligt geheel tussen de dennen verborgen een vennetje
verscholen als een spiegel voor kokette wolken aan de hemel. Ge kunt
het van drie kanten benaderen. De attractiefste toegang blijkt een
smal tunneltje, waar een naaldtapijt van vele jaren veert onder de
voeten. Dan staat ge aan wat "Het Voortje" heet, maar de
mensen hier spreken dat als "Vortje" uit.
Rul
en zandig liggen de brede dreven door de bossen. Kaarsrecht als met
de liniaal getrokken, maar ge kunt er overal met een auto doorheen.
Pas de laaggelegen weiden van het Klein Turfgoor, waar een metalen
watermolentje het water maalt als er tenminste iets te malen valt,
houdt uw voertuig definitief tegen. Achter die weiden ligt de grens
en daar begint België.
Zwartven
Voor
u, die tot dit oord bent doorgedrongen, begint het avontuur om er
weer uit te komen. Met wat geluk raakt ge misschien onverwacht
verzeild in het aansluitende Eendengoor met de camping "Het
Zwartven", niet ver verwijderd van het gelijknamige ven en de
zandverstuiving met zijn "Hoogeberg". De eenzaamste
camping ter wereld? "Entree voor bezoekers 75 cent" staat
er bij de ingang. Het is echter goed te weten, dat er geen entree
geldt voor wie alleen maar de gezellige kantine bezoekt. Zo vindt de
zwerver aan het einde van zijn tocht toch nog een onvermoede oase in
de woestijn.
Einde
van de tocht? Maar dan toch zonder de eveneens opengestelde kleine
bossen van "De Frits" bezocht te hebben! Die liggen links
van de Turnhoutse Pad, waarover in vroeger tijden die van Hooge
Mierde in Turnhout naar de markt togen. Men is in "Hoog"
altijd iets meer op de Vlaamse Kempen georiënteerd geweest dan in
Lage Mierde. Dat zeggen tenminste die van "Lage" en we
hoorden het daar tegen de grens niet tegengesproken!
Volgens
een oud lied heeft Hooge Mierde een eigen motief tot fierheid. Hoor
maar:
"Hooge
Mierde, hoog verheven
Stapel
van de Meijerij
Heeft
een schone, hoge toren
En
een schoon gelui erbij"
De
opmerking van een jeugdige kritikaster: "Zó hoog is-ie toch
niet!" krijgt als repliek: "Toch wél hoger dan die van
Reusel!" Jongeman: "Dat klopt, want Reusel heeft er gene
meer."
Chauvinisme
Als
er dan toch van Reusel, de oostelijke buurgemeente gesproken wordt -
even een oud verhaaltje van dorps-chauvinisme:
Reusel
en Mierde zouden een beer (mannetjesvarken) ruilen. De ruilers
kwamen elkaar halverwege tegemoet op de Reuselse hei. Daar begonnen
de twee beren te vechten. "Onze beer heeft gewonnen!"
zeiden die van Mierde na de strijd. "Neen," zeiden die van
Reusel, "de beer, die wij nú hebben is de winnaar!" Wel
even een doordenkertje!...
ZONDERLINGE
VERHALEN EN DORPSTYPEN
Als
we nogal uitvoerig hebben stilgestaan bij de contreien van de beide
Mierdes, geschiedde dit om de minnaars van rust en stilte een weg te
wijzen naar, door excentrische ligging, weinig bekende en daardoor
lang onberoerd gebleven oorden. Is het bijvoorbeeld niet kenmerkend,
dat er ook nu nog tussen Goirle en Reusel geen enkele openbare,
geheel verharde weg over de grens naar België voert? Tegelijkertijd
wilden wij proberen de voedingsbodem vruchtbaar te maken, waaruit
eens zonderlinge verhaaltjes en dorpstypen opbloeiden zoals we die
uit de mond van bejaarde mensen vernamen.
Ze
vertellen...
"Zwarte
Frits", de vrouw die als een heks bekend stond, noemden we al.
Een stroper meende op een haas te schieten, maar het bleek een kat
te zijn. Hij had haar slechts aangeschoten. De volgende dag liep
geen kat maar de heks kreupel....
Op
het kerkhof van Lage Mierde zat vroeger een witte spookkat. Zij joeg
iedereen weg en wie haar ontmoette liepen de koude rillingen over
het lijf...
Pietje
V., die altijd "Taken" werd genoemd, ging op zekere avond
zitten "loeren" op konijnen. Onderweg ontmoette hij moeier
S., die in de Hoogstraat tegen de hei aan woonde. "Taken,"
zei ze, "ge zult er vanavond genen enen schieten. Daar zal ik
wél veur zörgen"... Taken zag veel hazen en konijnen, maar
hij kon er geen enen raken... Een soortgelijk verhaaltje hoorden we
reeds eerder in Poppel vertellen.
Peerke,
een arm keuterboerke met een paar lapkes grond, muntte uit door zijn
opgewekt humeur. Jammer, dat hij graag wat blufte. Als hij vreemden
zijn akkertje liet zien, zwaaide hij met zijn arm over de velden en
zei fier: "Alles wat ik hier zie, is van mijn." Maar dan
kneep hij wel zijn ogen dicht!....
Zekere
Christ, die vanwege zijn doopnaam toevallig ook nog de bijnaam
"Christus" droeg, woonde omstreeks 1910 een missiepreek
van de redemptoristen bij. Het ging over de hel. De splinters vlogen
van de preekstoel af. Dat begon Christ te vervelen en met de
woorden: "Vuur in de hel of géén vuur in de hel, een uur is
me lang genoeg!" liep hij de kerk uit. Onze zegsman: "Waar
gebeurd! Ik stond naast hem en heb het zelf gehoord!"
"Heksenmenneke"
kwam eens de koeien "vuurkruid insteken"
Lauweren
tot ver buiten Mierde oogstte de in 1917 overleden Jan, het "heksenmenneke".
Groot en klein vee kon hij op wonderbare wijze genezen en ook
ziekten bij voorbaat voorkomen. Jan ging bijvoorbeeld de koeien
"vuurkruid insteken". Hij alleen en mijn vader - aldus de
verteller - wisten waar dat groeide. Van het vuurkruid stak Jan de
koe twee korte steeltjes onder de huid, waarna de bil van het dier
zwaar opzwol. Dan waren de boeren overtuigd een goede zomer zonder
ziekten onder het vee tegemoet te mogen zien. Door deze manier van
"inenten" bleef men de ziekte vóór...
Jan
handelde in klein vee. Zo kocht hij jonge bokken, die hij levend
vilde omdat dan de huid méér waard heette te zijn. Als de beesten
uiteraard vreselijk kermden, placht Jan te zeggen: "Zwijg maar
stil, mènneke, het is sebiet gedaon!"... Deze uitspraak werd
tot een gevleugeld woord.
Jan
slachtte ook varkens. In de kunst van het doodsteken had hij het
nooit ver gebracht. Eens had Jan er weer een gestoken en de boerin
noodde hem aan de koffie om daarna met frisse moed verder te werken.
Toen de tijd daarvoor leek aangebroken, stond het
"doodgestoken" varken op de mesthoop te wroeten...
Toch
te gek!
Ondanks
deze gruwelen wordt Jan toch getekend als een braaf en goedmoedig
man. Hij is in zijn hele leven vrijgezel gebleven. Één maal echter
heeft hij voor een zware beslissing gestaan. Het voorwerp van zijn
aanbidding liep namelijk een beetje kreupel. Hij had de knopen van
zijn jas kunnen tellen, maar vertrouwde méér op zijn oog.
Onopvallend stond hij haar een keer gade te slaan. Wikkend en
wegend, ja of nee? "Sapperdejabel (dat was zijn privé-vloek),
het kan er toch nie mee deur!" luidde de conclusie. En zo komt
het dat hij zijn hele leven ongetrouwd gebleven is...
Volkse
humor en bijgeloof van dit genre is er ooit opgebloeid uit de dorre
heidegronden van de Mierden toen daar de dagen lang, de verdiensten
schraal en vreemde werelden verre waren. Dat is nu allemaal verleden
tijd. Ge hebt geluk als ge een van de laatste der Mohikanen ontmoet,
die u er iets van te vertellen weet...
PIERRE
VAN BEEK
|