Pierre
van Beek - Heemkunde-artikelen
redactie:
Ben
van de Pol -
foto's: Rob Siers
Wapenschild met drie kastelen boven de
ingang van het
'oude' gemeentehuis
Eersel
had eens drie kasteeltjes
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 21 oktober 1971
Er
is een nog in de herinnering van velen levende tijd geweest, dat bij
het uitspreken van de naam de "Acht Zaligheden" sommigen
een beetje meewarig de schouders ophaalden. Het gold hier een
verzameling dorpjes in de Nederlandse Kempen, omgeven door
uitgestrekte heidevelden of bossen en verstoken van goede
verbindingswegen. Deze bestonden vaak uit in de zomer stoffige en in
de winter door modderige karresporen doorploegde zandwegen.
Schilderachtig en karakteristiek, maar wat kocht je daarvoor in de
tijd, dat eigenlijk nog alles ongerepte natuur was en deze als
zelfstandige schoonheid nog op ontdekking en waardering wachtte.
Daar kwam bij, dat die dorpjes lagen in een grensgebied met België,
een omstandigheid, welke extra tot het isolement bijdroeg. Trouwens
de dag van vandaag is die verbinding met de Vlaamse Kempen nu ook
niet direct om over naar huis te schrijven. Met recht kon de
volksmond dan ook eigenlijk zeggen, dat de wereld achter de
"Acht Zaligheden" met krantenpapier was dichtgeplakt.
Juist daar, in de Witrijt aan de weg naar Postel, ligt echter nu
Eersels fraaist natuurgebied.
Wie
waren die "Acht Zaligheden"? Het betrof hier de dorpen
Duizel, Hulsel, Eersel, Knegsel, Reusel, Wintelré, Netersel en
Steensel. Duizel werd vroeger met "s" geschreven en het
huidige Wintelré stond toen - en ook nu nog wel bij de inheemsen -
als Wintersel bekend. Acht dorpjes, waarvan de naam uitging op
"sel". Men had dus te maken met "selligheden",
waarvan de inventieve en bijbels geïnspireerde volksgeest,
ongetwijfeld onder invloed van het getal acht,
"Zaligheden" maakte. Wat in ieder geval wél zo aardig
klonk.
Sindsdien
is er in deze contreien veel veranderd. Van isolement kan nog
nauwelijks gesproken worden. Speciaal na de oorlog zijn al die
"selligheden" - de één meer en de andere minder - fors
uit de kluiten gewassen en mede opgenomen in de "vaart der
volkeren". Veel karakteristiek eigens van de "Acht
Zaligheden" gaat er dagelijks verloren. Er worden geen spook-
en kabouterverhalen meer verteld op lange winteravonden aan de open
haard of rond de plattebuis. Juist de Kempen waren daar sterk in,
zoals blijkt uit Sinnighe's Noord-Brabants Sageboek. Je kunt dat de
mensen niet meer verkopen. Onder elektrische straatverlichting
geloven ze er niet meer in. Kabouters, zwarte katten, witte
juffrouwen zijn als de dood voor verlichting. Trouwens wat zouden ze
ook, nu de "Acht Zaligheden" van weleer eigenlijk zelf
helemaal legende zijn geworden!
In
een vroeger artikel hebben wij de belangrijkheid van Eersel in de
rij der "Zaligheden" aangestipt op gevaar af, dat die van
Reusel misschien wel een beetje jaloers worden. Maar de historici
noemen Eersel het middelpunt van het Kempenland in de 17de eeuw. Het
bezit een beschermende dorpskern rondom een intiem plein met een
15de-eeuwse kapel en een wat verder verwijderd liggende St.-Willibrorduskerk,
waarvan de toren van rond 1400 dateert. Eersel gaat er prat op, dat
hertog Jan III het dorp in 1325 tot vrijheid verhief, wat talrijke
voorrechten meebracht. Er is in 1948 zelfs een verduiveld aardig
boekje verschenen, dat de weidse titel "Vrijheid aan de
Run" voert en waarvan wij voor onze artikelen een dankbaar
gebruik maken. "Run" is de naam van een in de nabijheid
stromende beek. Ten slotte koestert Eersel, behalve een aantal
buurtschappen, sedert 1922 ook de kerkdorpen Steensel en Duizel, als
een kloek haar kuikens, onder de vleugels. De drie agglomeraties
vormen samen één gemeente.
Zowel
kerkelijk als burgerlijk is de geschiedenis van Eersel in de grote
lijn overeenkomstig die van zovele Meijerijse dorpen. Dus
confiscatie van kerken bij de vrede van Munster in 1648 met verval
van bedehuizen, slachtoffer van de pest en ook van oorlog, eigenlijk
door de eeuwen heen. Dat begon zelfs al vóór het jaar 1000. De
plunderingen van Maarten van Rossum (1546) en later door Spaanse,
Staatse en Franse troepen ontbreken evenmin.
Een
extra privé-catastrofe beleefde Eersel toen in 1713 "een
boosaardige vrouw" brand in het dorp stichtte. Daarbij gingen
er niet minder dan 43 huizen aan. Ook had de politie handen vol aan
bandieten. Rond het begin van de 19de eeuw opereerde er de uit acht
man bestaande Steenselse bende, die hoofdzakelijk uit afgedankte
soldaten bestond. Zoals ze zelf in hun eigen lied brutaal zongen,
stalen zij in alle nachten. Het bleef gelukkig niet mooi staan. Op
10 mei 1805 werden vijf bandieten, na een berechting te Den Bosch,
opgehangen om het af te leren. Men trad in die dagen niet flauw
tegen de misdaad op. Twee vrouwen en het jongste lid van de bende
kwamen er "goed" af. Ze werden "alleen maar"
gegeseld, gebrandmerkt en tot tuchthuisstraf veroordeeld.
't
Is Werbeek!
De
pest heeft tot heden toe een blijvend merkteken in Eersel
achtergelaten. Dat is de jaarlijkse processie naar het Vlaamse
Werbeek. In een protocol van 24 juli 1696 verklaren twee
oud-burgemeesters van Eersel, Jan Juttes en Lambert Vercolcken, dat
er met de priester Gregorius Sichmans van de abdij van Postel, die
toen pastoor van Duizel was, tijdens de pestperiode besloten is
"tot den jaerlijkschen beeweg naar Werbeek en de Beersche
pelgrimage naar Scherpenheuvel". Het document bevindt zich in
het archief van Postel. Die bedetocht naar Werbeek tegen de pest was
echter al in 1661 begonnen. Ze wordt gehouden op of omtrent 26 juli.
Dat
Werbeek betekende wat voor de Eerselnaren. "'t Is Werbeek
vandaag!", klonk de leuze door het dorp en dan was het feest
als op de grote hoogtijdagen. In Werbeek wordt Onze-Lieve-Vrouw ter
Sneeuw vereerd. Zij heeft Eersel van de pest bevrijd en zorgde ook
voor wonderbare genezingen. De Werbeekse kapel werd opgericht op 10
april 1646. Ge kunt ze vinden aan de linkerkant van de weg, rijdende
van Retie naar Mol. Een heel schilderachtig kapelletje, grijs van
eerbiedwaardigheid. Het ligt onder Retie en daarom: "Te Rethie
zal men het getuigen hoe reeds eeuwenlang het Eersels volk zijn knie
kwam buigen, U loven door gebed en zang", zoals het in een oud
pelgrimslied luidt.
Legende
Bij
zo'n kapel hoort natuurlijk een legende. Daarvoor is prompt gezorgd.
Jammer, dat men hetzelfde verhaaltje ook elders aantreft. Een
eenvoudig marskramer en schoenlapper Giliam Verreijt in Baarle in de
Baronie - dat moet dan Baarle-Nassau zijn! - ging naar Chaam om het
feest van de H. Antonius bij te wonen. In de hei tussen Chaam en
Ulicoten vond hij te midden van de sneeuw een Mariabeeldje. Ofschoon
het volop sneeuwde, werd het beeldje niet bedolven. Hij nam zijn
curieuze vondst mee. Onderweg werd hij door rovers overvallen.
Ofschoon die op hem schoten, deerden de kogels hem niet, want Maria
stond hem bij. Diep getroffen door dit wonder besloot hij het
beeldje in het openbaar ter verering op te stellen. Zijn keus viel
op Werbeek. Hij plaatste het daar drie weken later in een eik. Van
deze gebeurtenis is een beëdigde akte opgemaakt. U ziet, alles naar
bekend recept.
In
de Werbeekse kapel kunt ge een koperen luster zien, waarop
gegraveerd staat: "Eersel 1761". Vermoedelijk herinnert
dit inschrift aan het honderdjarig bestaan van de bedevaart. Nog
ieder jaar wordt op deze luster een Eerselse offerkrans met de
nodige luister ontstoken. Al liep de pelgrimage de laatste jaren wat
terug, er is toch nog steeds flinke belangstelling voor. De oudere
Eerselnaren kunnen Werbeek, dat eigenlijk ook zo'n beetje van hen is
geworden, niet vergeten. In Eersel zelf vindt ge de processie in
warme kleuren uitgebeeld in de parochiekerk in een gebrandschilderd
raam van de hand van Luc van Hoek uit Goirle. Daar trekt een bonte
stoet van Eerselse mensen voorbij en komt het volkskarakter zeer
goed tot uitdrukking.
Parochiekerk
Zoals
tegenwoordig op veel plaatsen gebruikelijk is, is ook bij de
Eerselse kerk meestal de deur op slot. Oude kerksieraden zijn immers
in de periode van de antiekrage niet meer veilig voor het gilde van
de langvingers. Ge moet u daarom tevreden stellen met het bekijken
van de buitenkant der kerken. Die van Eersel, toegewijd aan de H.
Willibrordus, is zeer opmerkelijk. Het oudste gedeelte met de toren
gaat terug tot de eerste helft van de 15de eeuw. Volgens boeren zou
zijn gebouwd op een Willibrordusput. Zo'n put waaruit de missionaris
doopte, werd meestal aangetroffen in parochiën, die St.-Willibrord
als patroon voeren.
Er
is in het verleden herhaaldelijk ge- en verbouwd aan de kerk. In de
twintiger jaren van onze eeuw, toen men weer voor uitbreiding stond,
is er zelfs over gepraat de kerk naar de Markt over te brengen. Dat
wilde zeggen daar een geheel nieuwe te bouwen. Men heeft het
gelukkig niet gedaan. Van oorsprong is de kerk laat-Gotisch met nog
Romaanse invloeden. Vele oude middeleeuwse kerken zijn op het einde
van de vorige eeuw verknoeid door neo-Gotische elementen. Dat
behoorde toen tot de grote mode. Ook die van Eersel werd ontsierd
door neo-Gotische ramen en andere elementen bij een onhandige
verbouwing, waarbij zij aan karakter inboette.
Daken
en dakjes
Bij
een restauratie tegen het eind van de dertiger jaren werd een deel
van het knoeiwerk ongedaan gemaakt. Er kon echter niet alles worden
uitgevoerd zoals men dat graag gewild had. Het gebouw met uit lagen
baksteen opgetrokken transepten, afgewisseld met banden van
zandsteen, doet zeer schilderachtig aan door zijn warme kleuren in
de oudste gedeelten, maar vooral ook door het ritmische lijnenspel
van de vele schuine daken en dakjes. De kerk werkt daardoor zeer in
de breedte zonder tot plompheid te vervallen. De speelsheid der
contouren behoedt haar daarvoor. Het is ook hierdoor, dat zij zich
als geheel genomen sterk van de typisch Kempische kerken
onderscheidt. Uiteraard is de St.-Willibrorduskerk, die na haar
nieuwe, harmonische compositie op 14 september 1931 werd
geconsacreerd, tot monument verklaard.
Aan
de oostzijde ligt het kerkhof, gedeeltelijk onder hoge lindebomen
tengevolge waarvan de grafmonumenten groen zijn uitgeslagen. Langs
deze weg naar Bergeyk staat achter het muurtje een rij slanke
populieren als grote rietpluimen te wiegen op een zwak windje.
Bijzonder schilderachtig is de kerkhofhoek aan de westkant. Soms
speelt daar de zon een fascinerend spel van licht en schaduw over de
tomben van twee pastoors en een te Eersel geboren missionaris, die
beschaduwd worden door twee reuzenplatanen met een jongere zuster in
het midden. Een symbool van rust, omarmd door de kerkhofmuur zodat
de weinig uit de Kerkstraat komende auto's daar geen afbreuk aan
doen.
Kapelletje
Wie
de Kerkstraat aan de rand van de bebouwde kom ten einde wandelt,
krijgt iets te zien van Eersel. Op het hoekig met linden beplante
pleintje aan de Dijk, waar vier straten samenkomen, staat een
kapelletje. In de bloeitijd van de "Brabantia-Nostra"-periode
werd het op een landdag van het Brabants Studentengilde aan de
bevolking van Eersel geschonken. Het er in geplaatste
Lieve-Vrouwebeeld van F. Siemer werd tijdens de oorlog op een nacht
door vandalen vernield. Later is het vervangen door een geboetseerd
beeld van Kees Bullens. Met een gedenkplaat voor een in Ned. Indië
gesneuvelde Eerselse jongeman, een houten knielbank en twee
kaarsloze kandelaars straalt er geen luister uit de kapel. Door zijn
sobere, vertrouwde stijl geeft het gebouwtje met zijn halve
molensteen voor de deur desniettemin een aangenaam accent aan het
pleintje, waar men zonder deze blikvanger zonder meer aan voorbij
zou gaan.
Eersels
dorpskom zit gevat in een krans van buurtschappen. Een daarvan
luistert naar de naam Schadewijk, dat vermoedelijk van Frankische
oorsprong is. Het bezit midden op zijn driehoekig pleintje een
brandkuil, waarin vroeger de wol gewassen werd. De boerderijen er
omheen vertonen geen eigen gezicht. Attractiever zijn een paar wat
noordelijker gelegen boerderijen, waaronder een met het jaarcijfer
1741.
Impressionisme
Van
Schadewijk leidt een asfaltwegje tussen de Molenakkers en Heese
akker door naar het gehucht "De Hees". Een echt plezierig
weggetje langs een bospartijtje en een voormalig natuurbadje en met
een wijde blik over de akkers! Vóór het bereiken van de
Provinciale weg hebt ge op een bepaald punt rechts een grandioos
vergezicht op de alleenstaande toren (XIV-de eeuw) van Steensel en
het geboomte, waarin hij gedeeltelijk schuil gaat. Ge ziet een
verdoezeld silhouet achter een diepe voorgrond van groene velden en
in de hoge zomer van gelig-rijpend graan. Alles als een
impressionistisch schilderij, met sobere lijn uitgesmeerd tegen de
Steenselse lucht.
De
overlevering verhaalt, dat bij de bouw van die Steenselse toren de
bakstenen werden aangevoerd van de een eind verwijderd liggende
steenoven "De Heibloem". Het volk van Steensel zou voor
dat transport een keten gevormd en de stenen van hand tot hand
doorgegeven hebben.
"De
Hees"
Door
een rechte oversteek van de Provinciale weg belandt ge nu op
"De Hees" met Mirandolle's heike, eens een brokje
natuurschoon van 17 ha. In opdracht van de Amsterdamse miljonaire,
mejuffrouw Mirandolle, bouwde hier in de twintiger jaren een Frans
architect een idyllisch landhuis met een put en "mik" er
voor. In 1939 schonk zij het uit heide en dennenbos bestaande
complex, te midden van jonge ontginningen, aan de Ned. Ver. tot
Behoud van Natuurmonumenten. Later werd het gebied nog wat
uitgebreid. Thans is men hier bezig met de aanleg van de
internationale autosnelweg de E3, waardoor weer een stuk
natuurschoon is aangetast. Naar het oordeel van sommigen had dat ook
anders gekund.
Het
nog aan de bosrand gelegen landhuis wordt nu bewoond door een
kunstschilder. Er is daarin de permanent geopende kunstzaal "De
hoge Dries" gevestigd met daaraan verbonden een expositie in de
open lucht. Niet ver van hier uit de buurt treft ge ook de zeer oude
boerderij "den Bult" aan. Zij was in het verleden een
geliefd schildersobject. Na verschillende restauraties is zij
ingericht tot particuliere buitenwoning. Het uiterlijk werd zoveel
mogelijk intact gelaten. Met het tegenover gelegen schuurtje onder
zijn laag strodak vormt zij een lieflijk plekje, waarin de oude
sfeer gevangen bleef. Eigenlijk een landelijke idylle, ongekunsteld
verscholen tussen het groen.
Slechtaard
In
Eersel praten ze graag over hun vroegere "kasteeltjes".
Nuchterder mensen nemen dat woord met een korreltje zout. Zo'n vaart
liep het er niet mee. Maar het ging dan toch om iets anders dan een
huis-zonder-meer. En nog wel drie in getal!
"Heel
lang geleden" stond er een "kasteel" nabij de weg
Eersel-Dalem, ter plaatse 't Hof geheten. Het werd bewoond door het
adellijke geslacht Merckelbach, waarvan nu nog afstammelingen in
België leven. Helaas is van dat kasteel niets meer te zien. Toch
wel een fascinerend iets voor heemkundigen. Er zouden immers resten
van fundamenten moeten te vinden zijn. Nu zijn we alleen op de
legende aangewezen. Volgens deze is het de laatste bewoner en zijn
kasteel slecht vergaan. De man, die als vrek bekend stond, joeg op
zekere dag een om een aalmoes aankloppende pelgrim van de deur
ondanks het tegenovergesteld advies van zijn door medelijden bewogen
dochter. Sindsdien kwam er rampspoed over het kasteel. De
opbrengsten van de landerijen liepen terug, roversbenden stalen als
raven en brand verwoestte bezittingen. Zijn dochter zag hierin de
straffende hand Gods. Haar vader mishandelde haar daarvoor en werd
ten slotte een misdadiger. En toen gebeurde het. In een donkere
stormnacht danste de duivel op de tafel van het kasteel. Toen de
twaalfde klokslag nog natrilde, sleurde satan het kasteel met alles
wat er in was in de diepte. Zo kwam het, dat men nu niets meer van
het kasteel ziet. Maar ieder jaar in de lente ontsproten op de
plaats waar het had gestaan de lentebloemen: hyacinten, primula's en
anemonen, als herinnering aan de edele jonkvrouw, die geen gehoor
vond bij haar slechte vader. Ook nu nog ziet ge iedere lente daar de
bloemen terugkeren... Volgens een andere legende spookte het in de
17de eeuw in het toen reeds leegstaande kasteel.
Geen
fantasie
Een
tweede "kasteel", met méér houvast, heeft gestaan aan de
Groenstraat te Duizel. Dat werd bewoond door ridder Hendrik van Eyck,
die in 1464 de Eerselse kapel aan de Markt stichtte. In 1650 werd
het als volgt omschreven: "Een steenen huys met twee schurren,
stallen en broudhys". De Van Eycks vormden een over een groot
deel van de Meijerij verspreide adellijke familie. Men trof er o.a.
ook telgen van aan te Bladel, Blaarthem, Nuenen, Gerwen en Berlicum.
Nu alle Van Eycken in Tilburg en omgeving - en dat zijn er heel wat!
- maar eens aan het zoeken, of ze misschien niet "van
adel" zijn! Het familiewapen vertoonde drie afgeknotte palen op
een zilveren veld. Zo ver bent u dus al!
Rond
1900 was van dit kasteel nog het witgepleisterde oude huis te zien.
Ook waren de grachten nog aanwezig. Deze zijn door de toenmalige
eigenaar Jacobus van Dooren gedempt. Deze Van Dooren stierf in 1896
aan de pokken. Ook het oude huis bestaat niet meer.
Zo'n
"baron"
Ten
slotte is er nog sprake van een derde "kasteel", eigenlijk
meer een jachthuis dat niet permanent door de eigenaar bewoond werd.
Een Belg, "baron" Victor A.M. v.d. Schriek, liet het in
1863 bouwen aan de Provinciale weg te Duizel. De man was helemaal
geen baron doch de bevolking noemde hem zo, wat hij zich met groot
genoegen liet welgevallen. Misschien dankte hij zijn pseudo-titel
wel aan zijn verkwistende manier, waarop hij met de centen omsprong.
Men vond hem in Eersel en Duizel "een nogal vreemde
figuur". De jacht behoorde tot zijn hobby's. Thijs Slegers had
hij als vaste jachtopziener in dienst. Een anekdote verhaalt, dat
patroon en dienaars eens de afspraak maakten, dat ieder zou dragen
wat de ander zou schieten. De "baron" schoot in Steensel
een kalf en Thijs zag zich voor de taak gesteld die buit naar Duizel
te dragen... Proeft ge het sarcasme in deze volkshumor?
Het
mooi weer spelen van de "baron" duurde niet lang. Reeds in
1866 moest hij zijn "kasteel" onder de hamer brengen.
Niemand wilde het echter. Daarna werd het verschillende keren
verhuurd totdat het in 1873 gekocht werd door een echte Belgische
baron, Emile de Cartier, die in 1882 overleed. Tot kort voor de
oorlog was het eigendom van diens zoon Emile de Cartier de
Marchienne, Belgisch ambassadeur te Londen.
Lusthof
Door
mensen, die het "kasteeltje" nog gekend hebben, wordt het
beschreven als "niet zonder bekoring" in een soort
neo-classicistische stijl met grijs gepleisterde muren, die het
geheel echter geen goed deden. Het lag rondom in een prachtige tuin
met een zeer gevarieerde beplanting, grasvelden, plassen en
rustbanken. Een lusthof vol natuurschoon, juist aantrekkelijk door
onvoldoende onderhoud. Het stond er zo nog rond 1948.
Baron
de Cartier, wiens naam nog verbonden is aan de Cartierheide tegen de
Hapertse hei, verkocht zijn eigendom aan de heer Wolters uit
Valkenswaard. Ten slotte heeft het "kasteeltje" plaats
moeten maken voor de huidige, particuliere villa
"Duizelhof".
Onverwoestbaar
Wie
Duizel thans bezoekt, wordt er aangenaam gegrepen door de rust en
legt bewonderend het hoofd in de nek aan de voet van weer een
alleenstaande toren, een gespaard reliek van de voormalige kerk. De
nieuwe dateert van 1925. In die oude kerk lag eens een nakomeling
begraven van ridder Hendrik van Eyck en wel Lucas van Eyck.
"sterf anno 1527 d.d. 27 april en Jouffri Jozphine vá Delft,
sijn eerste huysvrou en Jouffri Arnolda ve Erp, sijn tweede huysvrou",
stond er op een grafsteen, die o.a. ook het familiewapen van de Van
Eycks vertoonde.
Er
bestaat een leuke kabouterlegende over die toren, welke volgens een
voorspelling nooit verslijten kan of verwoest worden. Kabouterkoning
Kyria en zijn mannetjes hebben hem eigenhandig gebouwd. En ge ziet
het zelf: Duizels toren staat er nog altijd.
Kempische
klokken praten met elkaar
En
wist ge, dat de Kempische torens, over de hoofden van de mensen
heen, met elkaar praten? De klok van Steensel roept:
"Berkenhout brandt goed." Knegsel antwoordt: "Brem
ook, brem ook!" Dat is betere praat dan die van de twee klokken
van Lommel over de grens. Daar roept de zwaarste: "Waaaaat is
't te Lommel?..." De lichte klept terug: "Èrremoei,
èrremoei..." De eerste weer: "Hoe lang zal 't
duren?..." Antwoord: "Al z'n leven, al z'n leven!..."
Al
die dingen en nog veel meer komen er op uw blocnote staan als ge, zo
maar eens op uw eigen manier, naar Eersel gaat. Gewoon papier te
kort!
Beeld van De Contente Mens
PlERRE
VAN BEEK
|