CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 Redactie: Ben van de Pol - Foto: Archief Pierre van Beek


 

XV-eeuwse kerk als kostbaar monument

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 8 augustus 1970

 

OOSTELBEERS, WESTELBEERS, MIDDELBEERS... Drie dorpen en toch maar één gemeente! Officieel heet het: Oost-, West- en Middelbeers. Echter nog steeds een hele mond vol, zodat de mensen graag zonder meer van De Beerzen praten. Ieder moet dan maar voor zichzelf uitzoeken welk deel van deze oer-Kempische agglomeratie hij bedoelt. Zulke drielingdorpen kennen we niet zo veel in Nederland. Nu liggen onze Beerzen ook nog een behoorlijk eind uit elkaar. Die omstandigheid bepaalt reeds voor een deel mede hun karakter van agrarische gemeenschap.

Een V.V.V.-prospectus liegt er niet om als ge verder wilt weten wat de Beerzen nog méér te bieden hebben. In een notedop stopt het bijeen: Vele vennen, heidevelden, bossen, fraaie boerenhoeven en weids akkerland. Idyllische plekjes in 't stroomdal van Grote en Kleine Beerze, die hier samenvloeien in de Beerze. Men heeft er weinig moeite mee gehad om het kleine vouwblaadje met tien foto's te verluchten, die stuk voor stuk een schot in de roos zijn. Humbug had men niet nodig om de gemeente toeristisch op te peppen. 't Is allemaal echt. Er wordt niet méér beloofd dan gegeven. Eer het tegendeel! Dat maakt voor ons nu de keus zo moeilijk. We willen namelijk van dit summiere prospectus af en proberen de gemeente in haar details uit heden en verleden te laten leven. Daartoe biedt zich zoveel aan, dat de vraag naar het begin met het bepalen van de hiërarchie der aantrekkelijkheden tot probleem wordt. Laten wij er derhalve maar ineens midden in springen!

 

Als Stijn Streuvels voor zijn eigen plezier de boeken van zijn jeugdherinneringen schrijft, prijst hij in het deel "Heule" het bezit van een beek bij een dorp als een groot geluk. Zo'n geluk nu viel de Beerzen ruimschoots ten deel. Ze liggen zelfs in het stroomgebied van drie beken, die gedeeltelijk grensscheidingen vormen tussen het driemanschap onderling.

De grote Beerze komt uit het Belgische Limburg, waar zij in twee takken ontspringt. De Kleine Beerze neemt haar oorsprong bij Duizel en beide vouwen de handen tot één beek te zamen op het landgoed "De Baast" in Oostelbeers. Wanneer zo'n gemeente dan nog landelijk van karakter is, drukken die beekdalen op haar een specifiek stempel, dat van eigen schoonheid spreekt. Ge zult die eigenlijk overal in de drie Beerzen kunnen genieten, al wordt er gemakkelijk aan voorbijgelopen - beter gezegd: gereden.

 

Wapen

Of aan die drie beken Middelbeers nu ook zijn drie vissen in zijn gemeentewapen te danken heeft? Ge vindt dat wapenschild opgehangen tegen het gemeentehuis aan het stille plein. Dit gemeentehuis, een voormalige patriciërswoning, ontving ooit het teken van de magistratuur na veel gepalaver en grote kleine plannemakerij. Een over enige jaren uitgespreide geschiedenis in vijf akten, waarin o.a. de historische St.-Willibrordkerk en een oude melkfabriek meespelen, leidde naar dit herenhuis, dat in juli 1953 in zijn nieuwe status begon te functioneren. Een hele verbetering toentertijd in vergelijking met het bestaande raadhuis - met pui - onder hoge linden aan het Frankisch plein. In dit onooglijke, vierkant gebouw vervulde het raadszaaltje de rollen van burgemeesterskamer, trouwzaal en spreekkamer. Het bestuursapparaat leefde daar in een secretariekamer van 4 bij 5 meter.

Wat de drie vissen in het gemeentewapen betreft: men denkt dat het om drie baarzen gaat. Dan is tenminste de weg gebaand voor in- en uitlegkunde en gefröbel met oude legenden. "Beers" of "baersch" zou vroeger betekend hebben ontgonnen of nog te ontginnen gebied. Aan een legende over een weddenschap van een visser met de duivel komen de baarzen te pas. Volgens een ander verhaal van eenzelfde kaliber heeft een slechtvalk de gemeente gesticht doordat hij boven het Beerse land drie vissen liet vallen. Daar moet ge allemaal aan denken als ge voorbijrijdt aan dat gemeentehuis, waar op de 1e mei de stoep vol pleegt te liggen met boerengerei, dat op de "fatale" nacht bij het scheiden van april niet behoorlijk bleek opgeborgen. In de Beerzen leeft ook dit stuk folklore nog volop.

 

Verdwenen ruit

De oude brouwerij, waarin eens Heuvelmans tot rond 1900 zijn donker bier brouwde zoals J.M. Rombouts dat na hem gedaan heeft tot in het begin van de dertiger jaren, brandde in de oorlog af. In de plaats daarvan verrees de moderne limonadefabriek van De Kroon-Rombouts. Achter deze fabriek treft men echter nog een oud gebouw aan van de oude brouwerij, dat muurankers van 1760 moet dragen in zijn zijgevel. Zien kunt ge dat niet omdat die gevel zwaar met klimop is begroeid. We hebben hier te maken met wat Schutjes in 1876 een "pakhuis van Heuvelmans" noemt, waarin zich in die tijd een "gebrand glas met de naam van pastoor De Roy met het jaartal 1721" bevond. Een Franciscus de Roy was in 1710 kapelaan te Oirschot en van 1719 tot 1756 pastoor te Oostelbeers. Hij werd in de kerk van Middelbeers begraven.

Het gemelde "gebrand glas" zou afkomstig kunnen zijn geweest van de schuurkerk, die Middelbeers vermoedelijk in 1673 bezat en welke omstreeks 1698 afbrandde. Op nagenoeg dezelfde plaats als het pakhuis van Heuvelmans, zo zegt Schutjes, bezat Johannes Vinnix, priester te Abcoude, enige grond, die hij aan zijn zwager Lambert Brock, echtgenoot van Petronella Vissers, weduwe van Cornelius Vinnix, overdroeg met het verzoek een smeekschrift in te dienen om een nieuwe schuurkerk te mogen bouwen. Op dit verzoek kwam een gunstige beschikking af. Alvorens pastoor De Roy een nieuwe pastorie bouwde in 1740, diende het huis van Petronella als pastorie.

Het bovenvermelde gebrandschilderde raam van 1721 is niet meer in de oude achterbouw, het voormalige pakhuis, aanwezig. De huidige bewoners van het vroegere brouwerijcomplex herinneren het zich echter nog wel. Het verdween in de woelingen van de oorlog. Daaraan viel bij brand ook een door een amateur gemaakt schilderij ten offer, dat de Middelbeerse noodkerk moet voorgesteld hebben.

 

Oude kerk

Maar een uniek historisch monument is Middelbeers nog altijd rijk in zijn niet meer gebruikte maar goed gerestaureerde oude St.-Willibrorduskerk bij de Torenstraat. Bij deze geheel uit baksteen opgetrokken kerk heeft men te maken met een juweeltje van Kempische gotiek uit de 15e eeuw, vermoedelijk van de hand van dezelfde bouwmeester, die de kerk van Diessen ontwierp.

De uit drie geledingen bestaande toren heeft verspringende steunberen en een vierkant tot achthoekig ingesnoerde spits, die als een fijne naald naar de hemel prikt. Uit spitsbogige spaarvelden van de bovenste geleding kijken de galmgaten van waaruit eens de klokken hun klanken over het dorp en de wijde velden strooiden. Aan de westkant bevindt zich, onder een ellipsvormige toog, de in een spitsboognis gevatte ingang. Majestueus en zelfverzekerd welft het brede zadeldak over het schip met de aansluiting van de lager gelegen zijbeuken. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad alvorens deze bedreigde kerk in 1961-1962 onder toezicht van Rijksmonumentenzorg voor verval behoed werd.

Er is een periode geweest, dat het gemeentebestuur er aan dacht de kerk tot raadhuis in te richten. Dat was begin 1937. Toen in de oorlog het gebouw een voltreffer kreeg, behoefde over de uitvoering van dit plan niet meer gepeinsd te worden.

Uit de wederwaardigheden van de kerk stippen wij aan, dat zij getuige is geweest van het optreden van Maarten van Rossum toen deze in 1542 de Beerzen platbrandde. In 1648 deelde zij bij de Vrede van Munster het lot van alle katholieke kerken in de Meijerij: aan de katholieke eredienst onttrokken. In de nacht van 6 op 7 december 1797 zag zij zich, bij een heiligschennende inbraak, van twee zilveren kelken, een monstrans en van de sieraden van de Heilige Maagd beroofd.

 

Strijken maar

Op Witte Donderdag 13 april 1865 sloeg de bliksem in toren en kerk, waarbij één vrouw gedood en één gewond werd. Het hemelvuur richtte heel wat schade aan maar er brak geen brand uit. Wél heeft dit ongeluk een curieuze nasleep gekregen, die enige tijd nogal wat beweging in Middelbeers veroorzaakte.

Een door de bliksem getroffen vrouw meende nu "met elektriciteit" lijders aan reumatiek al strijkende met de handen te kunnen genezen. Zij vond daarin grif geloof, zodat de lijders van heinde en ver - ook uit Tilburg! - naar Middelbeers stroomden. De zaken gingen zó goed, dat er zelfs concurrentie in het dorp op dit gebied ontstond door een uit Hoogeloon afkomstige vrouw, die het net zo goed meende te kunnen. Dit waren dan de "befaamde strijksters van Middelbeers", waarvan ze u in de Beerzen nu nog weten te vertellen en waarbij spotters zich destijds ook niet onbetuigd hebben gelaten.

 

De Sint-Willibrord zag het al voorbijgaan

De oude Sint-Willibrord bezat een merkwaardige, hardstenen doopvont, die men thans in de nieuwe kerk kan bewonderen. Zij is versierd met vier primitief bewerkte koppen, die Assyrisch aandoende baarden dragen. Ze wordt Karolingisch genoemd, maar we zagen haar ook als 13e- en 15e-eeuws aangeduid, wat nogal enig verschil uitmaakt. Soortgelijke exemplaren worden gevonden te Horssen in het Land van Maas en Waal, te Fulda in Duitsland en te St.-Oedenrode. Deze laatste is uit Lage Mierde afkomstig, zegt pastoor J. v.d. Meijden, die ook meent, dat die van Horssen en St.-Oedenrode jonger dan de Middelbeerse zijn. Volgens een plaatselijke legende werd de doopvont in troebele tijden in de grond begraven. Dat duidt er op, dat men haar toen reeds als een waardevol bezit beschouwde. Zij moet thans het oudste historische stuk uitmaken, dat Middelbeers rijk is.

Als dorpel tussen sacristie en oude kerk dient een grafzerk van 1608. Deze is gewijd aan Willem Pancraes Schuenen, een op 27 januari 1608 overleden pastoor van de St.-Willibrord. De kerk bezit een dubbele vloer. Onder de bovenste van Namense tegels ligt nog een oude van rode, bakstenen plavuizen. De kerk moet vroeger een voorgangster van kleinere afmetingen hebben gekend. Bij graafwerken is men op een basement gestuit, dat waarschijnlijk tot de funderingen van die oudere kerk heeft behoord. Het basement bleek opgebouwd uit verticaal op elkaar gestapelde zwerfkeien met daartussen liggende vullingen van ijzersteen.

Serieuze opgravingen zouden vermoedelijk heel interessante dingen aan het licht kunnen brengen. Er gaat bijv. nog altijd de overlevering, dat de kerk door middel van een onderaardse gang ooit met een achter haar staand huisje verbonden zou zijn geweest. Tijdens de beeldenstorm zouden in deze geheime gang de beelden van de kerk in veiligheid gebracht zijn. Men heeft wel eens vluchtig naar deze gang gezocht zonder dat dit resultaat opleverde. Zo blijft het een mysterie. In het algemeen werd in de Beerzen tot heden weinig aan historisch onderzoek gedaan. Voor de heemkunde wacht hier waarschijnlijk een dankbare taak.

 

Pretentieloos

Het valt niet te ontkennen, dat dit stukje Middelbeers behoort tot het meest schilderachtige en sfeervolste deel van de dorpskom. Bij de nadering ervan is het alsof het leven plotseling even de adem inhoudt om daarna op een trager ritme over te schakelen. Zo rustig gelijk op een midzomerdag het water van de Beerze nauwelijks merkbaar pleegt verder te stromen.

De kerk, die over de Westelbeersedijk naar haar zustergemeente van die naam tuurt, brengt in haar uitgebalanceerde zuiverheid van lijnen haar pretentieloze eenvoud een element van een gewoonweg argeloze schoonheid zoals ge die elders zelden ondergaat. Daar is nu niets wat naar effect jaagt. Het staat er allemaal te staan alsof het niet anders kan en dat wordt dan juist het effect. Het valt niet te ontkennen, dat dit mede bereikt wordt door de entourage van hoge lindebomen en acacia's, die de kerk aan drie kanten omsluiten zoals het lage, afgeschuinde muurtje met zijn steunbeertjes dit aan álle zijden doet met een royaal gebaar. Achter dit muurtje ligt dan het voormalige kerkhof.

 

Kerkhof

Tegen de wijzers van een niet aanwezige torenklok in zijn we eens over die oude dodenakker geslopen. Van het licht van de zuid-westzijde naar de koele schemering van oost- en noordkant. Op het pad naar de kerkdeur groeit het gras, omdat er geen voeten meer gaan waar eens die van hele geslachten gegaan zijn. Op duizenden zondagen en veel méér dan tien maal tienduizend werkdagen... De rozen staan er verwilderd bij als ze tenminste niet van hun begin af wild geweest zijn. Waar het overigens wel naar uitziet. We waden door bijna kniehoog gras, dat de Beerse koeien liever malser zullen zien. Het zal wel spoedig gemaaid worden. Nu trekken wij er een verraderlijk spoor in, een beetje schuldbewust zonder eigenlijk precies te weten waarom. Of komt het misschien omdat wij weten te gaan over de botten van wie weet hoeveel Beerzenaren?

Bij dat spoor komt ge van alles tegen. Het leidt langs brandnetels en volop bloeiende witte dovenetel, langs zuring en boterbloemen. Diep in het gras schuilt het hondsdraf en er bijna bovenuit steekt tegen de kerkmuur de gele bloem van de stinkende gouwe. Hadden we het niet gedacht en hebben we er niet op geloerd of het ook deze keer weer klopte! Hondsdraf en stinkende gouwe zijn, van jeugd af aan, in onze herinnering zó onafscheidelijk verbonden aan Brabantse kerkhoven en kerken, dat we graag geloven, dat ze zo voorkomen op alle kerkhoven van de wereld al weten we heel goed dat het niet waar is...

Aan de noordkant van de kerk staan acht grafmonumenten in twee rijen van vier. Alle acht uit de 19e eeuw. De jaren van oprichting lopen van 1861 tot 1898. Vier pastoors zijn er bij en een sub-diaken van slechts 22 jaar oud. Verder familieleden van pastoors, waaronder een echtpaar. Piëteitsgevoel heeft blijkbaar overbrenging van deze stoffelijke resten naar het kerkhof achter de nieuwe kerk belet en zo heeft de oude Sint-Willibrord dus toch nog eigenlijk altijd zijn dodenakker.

 

Sfeervolle hoek van argeloze schoonheid

Middelbeers bezit hier een hoek van pure verstilling, die een weldadige overgang vormt van de bebouwing van de kom naar de weide- en akkerlanden, de bossen en de heiden van de drie Beerzen. Tot deze hoek zouden we ook nog willen rekenen het kleine boerderijtje met zijn half strooien dak, laag weggedoken onder een notenboom achter de kerk en verder eigenlijk ook een beetje de pastorie naast de nieuwe kerk.

"Anno 1865" staat er - over twee kanten verdeeld - in het smeedijzeren hek verwerkt, dat de toegang vrijlaat tussen een gracht, die niet alleen de pastorie maar ook de daarachter gelegen tuin, kerk en kerkhof gedeeltelijk omsluit. Zo van buitenaf gezien lijkt het een prachtige tuin. Vol bomen en heesters, precies zo als eens pastorietuinen plachten te zijn, omdat daarin alleen nog op de televisie bestaande pastoors Munte moesten kunnen brevieren... Door bouwtrant, het spitse klokketorentje op het midden van het dak, haar zijvleugels en de tuin vormt die pastorie een element dat mede domineert in de oude dorpskern.

 

Laat antwoord

Tijdens onze expeditie op het kerkhof heeft er op de hoek van de Sint-Jorisstraat een Beerzenaar zijn pijp staan roken en ze vast voor een tweede keer aan moeten steken. We weten wel wat er, behalve zijn pijp, nog méér brandt. Dat is de vraag wat dat gesluip van die onbekende om de kerk toch wel te beduiden heeft. Bij uitzondering laten we deze keer de vraag eens een vraag blijven. Kijk! Hij kuiert, als we de auto starten, achterom naar binnen. In gedachten horen we hem "op de goot" aan zijn vrouw vragen: "Zeg. wè zou toch dieë vremde vent daor bij de kerk hebbe moete hebbe?"... Dit vormt dan het vertraagde antwoord.

 

Zo waren wij in Middelbeers op een mooie zomerdag, zonder tot die twee andere Beerzen, tot de vennen, de bossen en de heide te geraken. Dat moet u dan maar te goed houden voor een volgende keer. "Uitgebeersd" zijn we nog lang niet.

 

PIERRE VAN BEEK