CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

De Hasseltse kapel laat de tijd onverstoord langs zich heengaan

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 7 december 1968

 

De Hasseltse kapel. Eeuwenlang een begrip in Tilburg en ook het oudste en op de Tongerlose Hoef na enige echt historische monument van onze stad. Via de Hasseltstraat kon men ze vroeger niet missen. Wie diezelfde weg nu gaat, zal wel even moeten zoeken. Maar weest u gerust. Ze bestaat nog altijd, is niet opgeslokt door de moloch van stadsuitbreiding en verkeer. Wél zit ze weggedrongen in een hoek. Is maar door één pijp per auto te bereiken. Ze vangt die auto's in een zak en ge moet weer terug door hetzelfde gat waardoor ge gekomen zijt. Niet dat we daar bezwaar tegen hebben. O neen, want méér nog dan voorheen vormt het driehoekige pleintje met zijn gazons, zijn bomen, zijn banken en zijn ligusterhagen een oase in de zich nog steeds uitbreidende stenen woestijn met het nieuwe ziekenhuis als dominant achter de basis van het fantastische pleintje.

Groeiende steden hebben behoeften aan zulke oases, die nog altijd iets anders zijn dan fraaie stadsparken. Bij de Hasseltse kapel gaat de tijd met trager tred, waardoor er de dagen langer lijken. Hier liggen de voetstappen van vele processies van geslachten die eens breed uitwaaierden in Tilburg, maar waarvan de sporen begraven werden onder asfalt. Er mogen dan nóg zoveel auto's geparkeerd staan aan de basis van het pleintje, die wij met een hoge ligusterhaag zouden willen afsluiten - onder de hoge bomen en om de kapel weegt nog altijd voelbaar de historie van een oud-Tilburg. Een anachronisme zult ge zeggen! Dat zal dan wel, maar toch een, dat we niet kwijt willen, want nog altijd leeft de mens niet van brood alleen. Een vleugje poëzie, een brokje romantiek - zelfs wat eenvoudige vroomheid als het asjeblief mag! - kan er best gebruikt worden aan de voet van de mensenpakhuizen.

We weten het: de papieren van de devotie-oorden staan niet hoog genoteerd. De conjunctuur is tegen. Des te meer frappeert het daarom, dat de Hasseltse kapel in de algemene malaise niet ten onder is gegaan. "Iedere dag geopend", staat er boven de deur. "Iedere dag komen er nog bezoekers", zei men ons. "Vaste klanten, bijvoorbeeld die in de oorlog een gelofte gedaan hebben." En ook altijd waken er als weleer ergens achter gordijntjes argusogen, opdat er geen ongerechtigheid geschiedt aan de kapel en haar Lieve Vrouw. De mensen van de Hasselt laten aan hun kapel niet raken...

 

Dat de Hasseltse kapel leeft, blijkt uit het prima onderhouden interieur, dat gloednieuw in de verf zit. De opgehangen krukken van vroeger dagen zijn verdwenen, maar bij het St. Jozef-altaar glimmen twee eikenhouten kasten vol met zilveren ex-voto's in de vorm van voeten, armen, benen, een oor, kruisen, harten met en zonder vlammen. Zelfs een ingebakerde tweeling getuigt er van dankbaarheid. Zonder concessie aan de mode straalt op het hoofdaltaar de Lieve Vrouw met het kind in nieuwe kledij. Onze Lieve Vrouw in donkerblauwe mantel met een bies van zilveren lovertjes en beide figuren in een japon van sneeuwblanke zijde. De beelden dragen opvallend mooi uitgevoerde kronen en de H. Maagd is rijk getooid met kostbare sieraden. Als we de huidige uitdossing vergelijken met een voor ons liggende foto uit 1939, blijkt de aankleding van de beeltenis in hoofdlijnen hetzelfde te zijn gebleven maar op ondergeschikte punten heeft ze toch wijziging ondergaan.

 

Nooit opgehelderd

Achter deze beeltenis gaat een nooit opgehelderde geschiedenis schuil. Het huidige beeld in zijn barokachtige stijl kan - naar een onderzoek heeft uitgewezen - niet uit de tijd van vóór 1600 stammen. Aangezien de kapel echter wel vóór 1600 bestond en aan Maria was toegewijd, moet er ooit een ouder beeld zijn geweest. Maar waar is dat gebleven? Uit ons artikel over Nieuwkerk onder Goirle (Nieuwsblad 10-8-'68) zal men zich herinneren, dat de Tilburgse pastoor Augustinus van Dijck, Norbertijn van de abdij van Tongerlo, in 1650 op het gehucht Steenvoort (Nieuwkerk), even over de Belgische grens, een Tilburgse kerk liet bouwen en dat daarheen ook het miraculeuze beeld van onze Lieve Vrouw van de Hasselt werd overgebracht. Dit zou dan het oorspronkelijke beeld geweest kunnen zijn.

Volgens een legende zou het beeld in de roerige tijden van 1630-1648 reeds uit de kapel in veiligheid zijn gebracht. Mogelijk heeft het bij pastoor Van Dijck berust, die het in Steenvoort laat opduiken. In een familie leefde ook de legende, dat het beeld tussen 1630 en 1648 in Mechelen of Hoogstraten in veiligheid zou zijn gebracht bij een familie Emants. Nakomelingen van deze familie zijn te Mechelen gevonden. Hier was echter niets bekend, noch van het beeld noch van bijbehorende papieren. Van een terugkeer van een beeld van Steenvoort naar de Hasselt nadat op Steenvoort in 1668 de diensten gestaakt werden, wordt nergens gesproken. Dit is te opmerkelijker omdat er wél melding is gemaakt van gewijd vaatwerk, dat naar Tilburg terugkeerde en daar nóg berust.

 

Nieuw beeld

In 1796 krijgt de Hasseltse kapel in ieder geval een Mariabeeld, dat er met veel luister op de troon wordt gezet. Kapelmeester Th. Smarius heeft dit feit in zijn groot handschrift vastgelegd op de eerste bladzijde van een door hem bijgehouden boek. Daar lezen we: "1796 den 30sten April is het Beeldt van de Alder-Heijligste Maget ende Moeder Gods Maria geheel triumphant gebragt, in de Hasseltsche Capel tot een algemene blijdschap van de Roomsch gesinden inwoonders tot Tilborg". Hoogst merkwaardig, dat hier niet gesproken wordt van een terugkeer van het oude beeld. Dat had toch voor de hand gelegen. Men krijgt dan ook de indruk, dat men te maken heeft met een ander beeld, doch dat men dit maar liever in het midden laat. Dat bepalende lidwoord "het" kan het oude beeld suggereren maar hoeft dat toch niet per se. Het zou ook mogelijk kunnen zijn, dat het oude beeld tussen 1668 en 1796 ergens verborgen heeft gezeten. Maar waarom zou dat dan bij een herplaatsing niet tot uiting zijn gekomen? Het meest aannemelijke lijkt ten slotte, dat het oude beeld in de beroering der tijden spoorloos verdwenen is.

 

Hoe oud?

Een intrigerende vraag is altijd geweest die naar de ouderdom van de Hasseltse kapel. Verschillende onderzoekers hebben zich daarmee beziggehouden. Een hunner was L.G. de Wijs o.a. secretaris van Tilburg Vooruit, die zich - gedurende een lange reeks van jaren - met veel liefde en toewijding in de geschiedenis van zijn vaderstad Tilburg heeft verdiept. Terecht draagt een straat dan ook zijn naam. Het zijn vooral de resultaten van zijn onderzoek, die wij hier voor een deel volgen. De Wijs bouwt een hypothese op volgens welke de oorsprong van de kapel terug zou kunnen gaan tot het begin van de kerstening van deze streken. Dat kan altijd, maar méér dan een hypothese is het niet. Vroegere schrijvers meenden dat de kapel al in de 17de eeuw bestond. Primus van Gils denkt aan stichting tussen 1629 (verovering Den Bosch) en 1648 (Vrede van Munster). De Wijs betoogt terecht dat de kapel ouder is. In het torentje hangt nu nog een klok van het jaar 1536. Het opschrift ervan luidt: "Maria is mijnen Naem, Jasper Moer Maechten mij int jaar ons Heeren MCCCCC XXXVI". De klok is onder wijd 50 cm, boven 30 cm breed en diep 45 cm. Dit getuigt wel iets, maar bewijst niet dat de kapel er in 1536 stond. We weten immers niet zeker, dat die klok niet van elders afkomstig is, al lijkt het tegendeel niet waarschijnlijk. Méér hebben we aan een schriftelijke, notarieel vastgelegde verklaring van Herman Cornelius en Jan Peter Hendrikxe van 1524, waarin zij zeggen eikebomen bij de kapel geplant te hebben. Toen stond er de kapel.

 

Vijftiende eeuw?

De bekende oudheidkundige dr. Xavier Smits, o.a. oud-rector van de fraters van Tilburg in het huis te Goirle, meent aan kentekenen van de toren te zien dat hij tot 1450 terug kan gaan. De St. Anna-kapel van Heusdenhout bij Breda vertoont opvallend veel overeenkomst met die van de Hasselt, aan welke laatste veel verbouwd is. Van de Heusdenhoutse kapel staat vast, dat ze omstreeks 1400, maar waarschijnlijk iets vroeger, werd gebouwd. Een onderzoek dat pastoor De Beer van de Hasselt heeft laten instellen, wees uit dat het materiaal van de Hasseltse kapel "zeer oud" is maar dateert van na 1200. Als we de bouw dus op de 15de tot begin 16de eeuw houden, zitten we vermoedelijk wel aan de veilige kant.

Interessant is het ook te weten, dat er in het midden van de 17de eeuw een goede band heeft bestaan tussen de Hasselt en Steenvoort onder het huidige Nieuwkerk te Goirle. Hiervan getuigen documenten volgens welke kapelmeesters van de Hasseltse kapel en "toesienders" van "den offer van St. Quirijnstock" gelden voor de kerk op Steenvoort beschikbaar stelden. Wél op conditie dat zij "naer advenant" hun portie zouden terugkrijgen als de kerk aldaar mocht worden opgeheven.

 

Mariaverering

En nu de Mariaverering. Die bestond in ieder geval in 1569. In het Tilburgs gemeentearchief berust een handschrift uit het kohier van de honderdste penning in dat jaar, waarin sprake is van een kapel van O.L. Vrouw op de Hasselt. Dat de Tongerlose witheer, de latere abt van die abdij, Augustinus Wichmans in zijn "Brabantia Marianna", dat in 1632 werd geschreven, met geen woord over de Hasseltse kapel rept, is niet zo vreemd als men zijn werkwijze kent. In zijn dikke boek van méér dan 1000 bladzijden behandelt hij een 150 genade-oorden van Maria in Brabant. Als pastoor van Mierlo moest hij hier toch zeker van gehoord hebben. Hij praat bovendien wél over Tilburg maar geen woord over de Hasseltse kapel. Het is echter bekend, dat hij voor de samenstelling van zijn werk de diverse pastoors heeft aangeschreven. Kreeg hij inlichtingen, dan werd de plaats vermeld. Geen antwoord betekende: geen vermelding. Er ontbreken trouwens méér genade-oorden in zijn zo dikke boek.

 

Veel verbouwd

In de loop der tijden heeft de kapel op de Hasselt heel wat verbouwingen ondergaan. In het archief van het Provinciaal Genootschap te Den Bosch berust een interessant plaatje van een onbekende tekenaar, die de kapel geeft zoals ze er rond 1770 uitzag. Ze is dan nog geheel bepleisterd terwijl dit thans alleen geldt voor het met riet bedekte achterbouwtje, dat het priesterkoor van de kapel uitmaakt. Op die tekening vertoont de linkerzijgevel een deur en een vierkant raam. Beide zijn thans vervangen door drie boogramen. Dit is een van de meest opvallende wijzigingen. De toren schijnt in de loop der jaren lager geworden.

 

Totaal versleten

Bij de Vrede van Munster (1648), toen de uitoefening van de katholieke godsdienst in onze streken verboden werd, ging de kapel in gemeente-eigendom over. Pas in 1796 kon ze heropend worden. In al die tussenliggende tijd werd ze in officiële stukken echter toch nog steeds "kapel" genoemd, al was ze aan haar bestemming onttrokken. In de troosteloze jaren van 't protestantse bestuur van Tilburg raakte de al zo oude kapel helemaal in een desolate toestand. Ze was totaal versleten. Werd o.a. voor opslagplaats gebruikt. Toch heeft het blijkbaar niemand aangedurfd ze af te breken. Integendeel, men heeft het gemeentebestuur in 1743 en 1791 tot dure herstellingen kunnen bewegen. De pleiters van 1743 hadden daarvoor twee pijlen op hun boog: de klok en huurinkomsten. Misschien hebben die factoren de kapel toen wel gered. De klok met slag werd voor de omgeving als onmisbaar voorgesteld en men deed ook het voorstel de kapel in te richten tot een "wolle weverswoonhuis", waarvoor de gemeente dan huur zou kunnen incasseren. De eikeboompjes bij de kapel wilde men voor de verbouwing gebruiken zodat het allemaal niet zo duur zou uitkomen. De Raden van Staten der Verenigde Nederlanden gaven, na de gemeente, op 19 aug. 1743 de verlangde toestemming. Zo werd de kapel tot weverswoning gemaakt. Eerste huurder was Laurens Jonkers, die 16 gld. huur per jaar betaalde. De eerste vermelding daarvan komt echter pas in 1754 in de gemeenterekening voor. Op 14 november 1785 is de kapel ook een keer publiek verhuurd. Zij bleek toen bewoond door de gemeenteveldwachter J. Welt. Ten slotte is de kapel zelfs gedegradeerd tot café. Tijdens die periode bedroeg in 1794 de huur f 34,50 per jaar. Op 20 april 1796 kreeg - zoals gemeld - de kapel haar oorspronkelijke bestemming weer terug. Ze heeft dus heel wat wederwaardigheden beleefd en overleefd.

 

De "spuul"

Is het isolement van de Hasseltse kapel op de dag van vandaag groter dan in het verleden, aan landelijkheid heeft de omgeving sterk ingeboet. Niet alleen dat er nog slechts aan één zijde van het pleintje enige "Hasseltse" huisjes staan, maar ook "de spuul" is verdwenen. Die "spuul" was een soort grote brandkuil, waar de kapel zich in stond te spiegelen. Hij kreeg zijn hier vermelde populaire naam omdat de wevers en fabrikanten uit de Hasselt hier vroeger hun lakens kwamen spoelen. In 1800 heeft dat nog aanleiding gegeven tot herrie tussen de fabrikanten en de andere bewoners. Volgens eerstgenoemden werd er door de Hasseltse huismoeders in de "spuul" te veel gewassen. In latere jaren heeft smid Hoefnagels de spoelkuil voor zijn bedrijf gehuurd. Ook werd er wel hout in "gehard".

 

Vals alarm

Men heeft reeds gelezen dat de klok van de kapel voor de Hasselt van grote betekenis werd geacht, al vraagt ze dan ook iedere dag te worden opgewonden. Dat gebeurt ook nu nog in de avonduren. Het is de vrijwillige taak van de vlakbij wonende Frans van Pelt, die deze opdracht ook met de nauwgezetheid van een uurwerk uitvoert. Een paar jaar geleden heeft dat op een herfstavond tot een vermakelijk incident geleid. Op de Hasselt werd alarm geslagen. Iemand had een inbreker in de kapel bezig gehoord. Toevallig bevond zich bij de kapel een kolonne militairen met auto's. De commandant daarvan toonde zich gaarne bereid de kapel in het licht van de koplampen en schijnwerpers te zetten ter inleiding van de overval. De bandiet zou de dans niet ontspringen! Groot was de hilariteit toen de vermeende inbreker niemand anders bleek te zijn dan Frans van Pelt. Hij was zijn klok weer eens op wezen winden.

Tot de trouwe kapelbezoekers in de avonduren behoort momenteel een flinke uil. De klokketoren beschouwt hij als zijn domein. Alle pogingen hem te vangen bleven tot nu toe tevergeefs. Aan het uurwerk doet hij in ieder geval geen schade. Bij ons bezoek aan de stille kapel was daar geen ander geluid dan de trage tik-tak... tik-tak... in eeuwige herhaling. Als wonderlijke associatie zag onze verbeelding een boer uit vroeger dagen, die met wijde stap, wat doorgezakte knieën en met de schop op een schouder bij het vallen van de avond van de akker komt...

 

Hasseltse kermis

Een zeventig jaar geleden bestond er nog een Hasseltse kermis. Van oudsher viel ze op de eerste zondag na de 2de juli, Onze Lieve Vrouw Visitatie. Aangezien "kermis" uit "kerkwijding" is ontstaan, zal de Hasseltse kapel derhalve wel op een 2de juli zijn gewijd. Dat de kapel gewijd is, staat vast, want er is ooit Mis opgedragen volgens de archieven van Tongerlo.

Die kermis zat er goed in: "Mee Hasseltse kermis of èrpel of lôof!" luidde het gezegde. Dat betekende dat met de Hasseltse kermis de aardappelen gerooid moesten worden. Nog altijd staan er in de meimaand kraampjes bij de Hasseltse kapel. Het aantal bedraagt tegenwoordig nog drie. Dit is echter niet de eigenlijke Hasseltse kermis. Het zijn vooral deze kraampjes, die bij een al heel lang volwassen geworden Tilburgse jeugd onsterfelijkheid verworven hebben door hun beroemde zuurbollen, waaraan de latere lolly's nooit hebben kunnen tippen. Het bidden in de stikkende atmosfeer van een met de lucht van brandende kaarsen en zweet bezwangerde kapel had die jeugd graag voor "de zuurbol" over...

 

O zo lang!...

Vandaag staan de banken voor de kapel verlaten. Dorre bladeren van uitgeklede bomen bedekken de grond. Vanaf het dak der kapel - aan de ene zijde rode, aan de andere kant blauwe pannen! - druipt de regen putjes in het zand. Dan vallen er plotseling verrassend heldere klokkeklanken uit de galmgaten van het torentje. De klok meldt plichtsgetrouw haar uur, want Van Pelt heeft ze goed opgewonden. Wanneer het zaterdagmiddag is en ge hoort drie slagen achtereen, dan wordt in de kapel, waarvan eens Peerke Donders een trouwe bezoeker was, het rozenhoedje gebeden. Dat gebeurt iedere zaterdag. Nu nóg! En altijd om drie uur... En al ó zo lang!...

 

PIERRE VAN BEEK