De
Heuvel in vroeger dagen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 26 november 1970
Alvorens
de zon helemaal onder is voor de laatste Tilburgers, die
er uit eigen beleven iets van kunnen weten, willen we
nog eens een keer trachten de oude Heuvel van onze nu zo
flink, nuchter en koel uit de kluiten gewassen stad tot
leven te wekken. We doen dit aan de hand van publikaties
van vreemdelingen, die zich in de 19de eeuw geroepen
voelden hun impressies te laten drukken, maar vooral ook
met behulp vanuit het Tilburgse gemeentearchief
opgediepte gegevens van een aantal panden, welke de
Heuvel omzoomden en van hun bewoners en hun nering. Niet
zonder binnenpretjes besteden we daarbij aandacht aan
allerlei, op het eerste gezicht weinig belangrijke
details, die de wereld waarachtig niet schokken, waar de
historieschrijvers van professie niet bij stil kunnen
staan, maar die desniettegenstaande dankbaar en soms
tegelijkertijd plezierig materiaal vormen voor het
oproepen van de "couleur locale". Zonder aanspraak op
"perfectie" te maken speelt daarbij in ons achterhoofd
toch wel mee het woord van Michel Angelo, waarin deze
tot uitdrukking bracht, dat het detail de volmaaktheid
creëert. Op zijn minst mag dit zó begrepen worden, dat
het detail niet steeds veronachtzaamd behoort te worden.
Onze caleidoscoop grijpt terug tot het laatste kwart van
de 18de eeuw en draait tot heden.
Eens was
onze nu zo fraaie Heuvelring een zanderige en mulle
driehoek. Een ovaalvormige brandkuil strekte zich uit
van de Telegraafstraat tot de Spoorlaan en vanaf de
Veemarktstraat tot aan de Amro-bank stond een rij hoge
populieren. De lindeboom zou er van kunnen verhalen. Hij
heeft het allemaal zien komen en zien gaan, maar hij
zwijgt in filosofische berusting. Misschien wel omdat
hij aan zichzelf genoeg heeft gehad, want ook hij is
niet zonder kleerscheuren door de eeuwen geschuifeld.
Zijn ouderdom wordt immers op 750 jaar geschat. Zoals de
hierbij afgedrukte reproduktie van een oude litho uit
het jaar 1830 verraadt, had men zijn eens zo machtige
kroon - naar een hebbelijke mode uit die tijd - in een
dwaas keurslijf gedwongen. En het zou nog lang duren
aleer hij deze amputatie ontgroeid was. In 1900
vertoonde onze linde nog steeds een piramidevorm. Op een
afbeelding van 1937 treffen we haar weer in volle glorie
aan, zoals het een ordentelijke linde van haar leeftijd
betaamt. Kort na de bevrijding echter zagen wij er de
Canadezen met een vrachtwagen een zeer grote westelijke
zijtak afrijden en nog later heeft de snoeizaag er
geducht huisgehouden bij de vernieuwing van het plein.
Daardoor werd de oude vorm opnieuw aangetast, waardoor
de historische stutten overbodig raakten. De Franse
wereldreiziger graaf De Montconys heeft ze in 1662 al
geteld toen hij in De Swaen logeerde. Hij kwam tot
achtentwintig.
Parapluie
Nepveu
wordt eveneens door de linde geboeid. Hij staat er bij
stil in zijn in 1841 voor het eerst gepubliceerde
verhaal "Tobias Morello", waarvan wij op deze plaats al
eens verteld hebben. Hij meent, dat "wie Tilburg bezoekt
ook wel enige uren onder de grote lindeboom zal hebben
uitgerust, waarmee de Heuvel sedert onheuglijke jaren
prijkt. Want - zo zeggen de inwoners - zo gij onze stad
verlaat en de paraplu - gelijk zij de klassieke kruin
naar haar vorm noemen - niet hebt gezien, dan waart ge
in Rome zonder de paus gezien te hebben." Hij noemt de
boom de trots der Tilburgers, met ijver ontzien en
bewaakt, en beschrijft hem als de plaats "waaronder men
de groote regendruppels ontvliedt en het steken der
zonnestralen vermijdt of waaronder sommigen, bij
avondkoelte en schemer, zich in verliefde gesprekken
verdiepen". Hij heeft dus ook nog met een romantisch oog
gekeken. Wat hem wel was toevertrouwd!
Bombast
Elise
van Calcar gaat zich in haar "Tilburgsche Mijmeringen"
(1851) aan meer lyrische ontboezemingen te buiten. Deze
Elise was in haar tijd een bekende publiciste. Over haar
leven is later een turf van een boek verschenen in een
compacte druk. Ze bleek in Tilburg slechts één gezin te
kennen, nl. dat van de dominee dr. G.D.J. Schotel in de
Heuvelstraat. Ze schreef "vele boeken" over
oudheidkunde, folklore enz. Over de linde zegt ze o.a.
dat de takken "alle zodanig zijn gesnoeid en geleid, dat
ze de boom het vreemdsoortige aanzien geven van een
ontzaglijk grote, Chinese parasol. Hier heeft het
snoeimes zich verlustigd en triomf gevierd in de stoute
oefening der natuur mismakende konste, die de wiegelende
veerkrachtige takken met het los en lustig lover, dat al
schommelend en zwevend stoeit en spreekt en zingt, tot
een bewegeloos tentzeil, tot een stijve pyramide heeft
gefatsoeneerd..." Hč, hč, we zijn er!... Zo gaat het nog
een tijdje met de bombast voort maar het is wel genoeg.
Je wordt er gewoon misselijk en doodmoe van! Als
voorbeeld van haar stijl is dit citaat echter prima! En
onze linde komt aan haar trekken. We lezen ook ergens,
dat "vroeger", maar er wordt ook niet gezegd wanneer,
naast de oude linde een kleine heeft gestaan, die diende
om een door het afbreken van een tak ontstaan gat te
vullen. Toen de oude boom weer voldoende was bijgekomen,
werd haar "hulpje" verwijderd.
Hoe de
situatie op de Heuvel in 1830 was, toont de tekening. Er
heerst grote drukte van militairen in napoleontische
uniformen en een tamboer plus marketentster ontbreken er
niet. Het hoge gebouw naast de bizarre lindeboom is de
huidige pastorie van de Heuvel. Dit pand fungeerde als
marechausseekazerne toen het op 5 augustus 1821 door
brand geheel werd verwoest. Een kroniekschrijver spreekt
van een zware brand des avonds om half elf, waarbij ook
vijf paarden in de vlammen omkwamen. Onder dezelfde
datum vermeldt hij het afbranden van nog twee huizen aan
de "Westerkant" op de Heuvel, eigendom van de erven A.
Mommers. De kazerne, die eigendom van de gemeente was,
herrees pas weer in 1828. Vanaf dat jaar tot 1849, de
totstandkoming van het raadhuis op de Markt, was in de
kazerne het kantongerecht gevestigd. De bovenverdieping
zou ook ooit een cadettenschool gekend hebben. Dat het
gebouw in 1848 als gemeentehuis gefungeerd zou hebben,
berust op een mystificatie. Wel is er in 1791 aan
architect Antony van Erve ooit 19 gulden betaald voor
een plan om het huis van Corn. de Bresser op de Heuvel
tot raadhuis om te bouwen.
Kaatje de Laat
In 1830
had, tijdens de Tiendaagse Veldtocht, de Prins van
Oranje - onze latere koning Willem II - zijn
hoofdkwartier in de kazerne. Van 1859-1871 was in of aan
de linkervleugel van het gebouw het eerste
telegraafkantoor. De zolder droeg in de volksmond de
naam van "Armenzolder", omdat hier het graan lag
opgeslagen, dat de zg. armenhoeven opbrachten ten
behoeve van de Tilburgse armen. Een vijfendertig jaar
geleden leefden er nog mensen, die zich aan de
zuidelijke gevel de windas en de "pakdeur" konden
herinneren. Onder de windas bevond zich een "prachtige"
poort, overblijfsel van de vroegere kazerne. Aan de
westzijde van de Heuvel hebben ooit twee poorten van
hetzelfde type gestaan, één bij het begin van de
Heuvelstraat, waar in 1928 het woonhuis van de wed. v.d.
Broek lag (nu Modern), en de andere nabij het pand waar
eens fotograaf Veldman zat. Thans gaapt daar een lege
plek. De schrijver, bij wie wij een deel van deze
gegevens vinden, doet nogal enthousiast over die
poorten. Hij noemt ze een "sieraad van de Heuvel" en "in
de hele stad vond men huns gelijke niet". We kunnen
moeilijk geloven, dat het met die schoonheid zo'n vaart
heeft gelopen...
Rechts
naast de kazerne vertoont onze afbeelding een charmant
gevelhuisje achter twee boompjes. Na 1830, toen het
vooraanzicht er reeds anders uitzag, had hier Kees de
Laat zijn café, maar zijn vrouw, Cato Kwinten, zwaaide
er de pollepel en resideerde er als keukenprinses. Over
haar kookkunst ging een bijzondere roep door Tilburg,
die blijkbaar haar man wat op de achtergrond drong. De
volksmond sprak namelijk het liefst van "het café van
Kaatje de Laat". Ondanks de veranderde gevel verkeerde
het daarachter zittend deel van het pand nog in de
toestand van honderd jaar terug. Het was een breed
gebouw waarin o.a. het Bakkersgilde St. Honoré en het
Tilburgs Ziekenfonds hun tehuis vonden. Kees de Laat
schijnt enige tijd "roem" genoten te hebben door een aan
zijn naam verbonden anekdote, die te aardig is - en
misschien ook wel een beetje tekenend - om ze hier
achterwege te laten.
Weddenschap
Een
logeergast, die in vijf dagen tijds een behoorlijke
rekening had versierd, daagde Kees vóór zijn vertrek tot
een weddenschap uit. Beide partijen legden daarvoor
ieder een rijksdaalder op tafel. Kees diende vijf
minuten vóór de caféklok te gaan zitten en met zijn
vinger de slinger van de klok te volgen. Hij moest
daarbij voortdurend zeggen: "Nu hier, dan daar." Zei hij
of deed hij iets anders, dan had hij de weddenschap
verloren. De gast daarentegen zou mogen zeggen wat hij
wilde. "Akkoord", zei Kees.
"Kees,
ik ga", zei de gast. "Je ziet mij niet meer terug." Kees
keek niet om maar deed onverstoorbaar zijn plicht.
"Kees, ik pak mijn koffer en trek er uit", dreigde de
ander doch de waard was wel wijzer, hij liet zich niet
van streek brengen... "Kees, ik ga en neem de twee
riksen mee." Ook dat dreigement lapte de waard aan zijn
laars, want hij was niet van plan in de laatste minuten
de weddenschap nog te verliezen. Toen de vijf minuten om
waren en Kees triomfantelijk de twee rijksdaalders van
tafel meende te scheren, bleek de gast vertrokken. Hij
liet een hoge, niet betaalde rekening achter. Aldus de
volksoverlevering!
Bioscoop
Café De
Laat kwam later in handen van de heer Devenijns, in
Tilburg populair "den Div" genoemd en die gold als een
specialist in 't lezen van de Drankwet en het daarin
vervatte vergunningstelsel. Hij begon met een flinke
verbouwing van de zaak. Er kwamen drie brede deuren met
rechts en links tegeltableaus met onder andere de
lindeboom erop. Het pand werd verrijkt met twee
verdiepingen en er verrees een bioscoopzaal, waarin
later ook cabaret werd gegeven. Dat betekende in Tilburg
een stout stuk. De bioscoop, waarvan de ingang met
koperen railingen versierd was, voerde de naam "Apollo"
als we ons goed herinneren. Nu was de film in de
twintiger jaren de kinderschoenen nog niet ontgroeid.
Het jonge volk sloop erheen met het gevoel van een
misdadige stap te ondernemen, die het daglicht niet
verdragen kon. Hoe gold dit voor Apollo, die als "de
kwaai bioscoop" bekend stond. Er werd wel eens tegen de
bioscoop gepreekt, wat sommigen als de beste reclame
voor een druk bezoek beschouwden. Als een andere pikante
bijzonderheid gold, dat de bioscoop- en cabaretzaal
tegen de muur van de pastorie gebouwd zat. Het pand
droeg boven aan de rand van het platte dak, in zeer
grote, vrijstaande letters, de naam "De Lindeboom". Na
weer een nieuwe verbouwing en de verdwijning van de
bioscoop is het huidige hotel De Lindeboom -
aanvankelijk ook onder Devenijns - tot stand gekomen.
Een
drama
Op de
open plek, naast het gevelhuis van het plaatje, stond in
de dertiger jaren van onze eeuw café De Valk, waarin, in
de nacht van 28 op 29 december 1931 om precies te zijn,
een catastrofale brand uitbrak. Deze kostte het leven
aan vijf mensen, t.w. de kastelein Jan Roelen met zijn
vrouw, twee kinderen en de 18-jarige dienstbode Johanna
Broeders uit Zevenbergen. Deze laatste overleed daags na
de brand in het ziekenhuis. Een der slachtoffers was
tijdens de brand nog ongedeerd op het balkon verschenen,
maar bezat niet de moed op de straat te springen, wat
vermoedelijk redding had betekend. Later vestigde zich
in dit pand de oud-wielrenner Jan Pijnenburg-Bierens met
zijn café Old Dutch.
In het
ouderwetse huis op de litho, dat half met riet en half
met pannen was gedekt, dreef eens de hoefsmid Willem
Brands een herberg. Dit pand zou café De Posthoorn
geweest kunnen zijn. In 1737 bezit hier Hendrik
Michielse een huis. In 1751 is dit van Jan Lucas Baasten
en in 1799 van Cornelis Denissen. Er blijkt tot hier
niet of men al met een café te maken heeft. In 1820
verkoopt evenwel Denissen een café De Posthoorn aan de
Goirlese bakker Francis Robben, die in 1830 ook nog
eigenaar blijkt. Of hij het café zelf exploiteerde of
verhuurde, kon niet achterhaald worden. Na afbraak van
het café van hoefsmid Willem Brands in 1835 verrees op
deze plaats De gouden Appel, het latere Hotel Brox. In
verband met De Posthoorn stuitten we ook op de naam
Klaaske van Gorp, die achter zijn herberg een
graanmaalderij gehad zou hebben.
Gouden Appel
De
Gouden Appel zagen we in zijn eerste aanleg, zonder
daarbij een jaar te vinden, beschreven als een grote
boerenherberg, tevens logement en een er aan verbonden
boerenbedrijf, zoals dit in Tilburg in een bepaalde tijd
vaak voorkwam. Deze herberg had in de gelagkamer een
groot biljart met aan de hoeken zakken "als een soort
visnetje". Men heeft ook biljarts gekend, die aan de
zakken een soms met een leeuwekop versierde klep
bezaten, welke openviel als er een bal in terechtkwam.
Verder was er aanwezig een rek met lange Goudse pijpen
voor de vaste klanten en op tafeltjes stonden vuurpotten
om de pijp aan te steken. Jaarlijks legde hier een
processie aan uit een plaats in de buurt van Bergen op
Zoom op haar weg naar Kevelaer. Het meegebrachte
proviand werd bij een tas koffie of een glas bier
verorberd. Uit deze schaarse gegevens kan men zich wel
reeds enigszins een beeld vormen van wat voor een
gemoedelijke herberg het daar geweest moet zijn. Hotel
Brox, dat rond 1900 deze naam met flinke letters onder
de ramen van de eerste verdieping uitdroeg, is ook weer
reeds lang uit het Tilburgse stadsbeeld verdwenen. Na
verbouwing is op dit punt tandarts Dröge gevestigd
geweest, wat vele Tilburgers zich uit eigen waarneming
en hopelijk uit niet al te pijnlijke beleving
herinneren.
Ge-Heuvel
Het
gedeelte van de Heuvel, waar wij nu rondwandelen, droeg
weleer de naam van het Hinthammereind. De tegenover
gelegen bebouwde zuidkant, ter hoogte van het huis van
dokter Taminiau, werd ooit aangeduid als "Heuvelbocht".
Met de naam van Heuvel is er trouwens ook in onze eeuw
een beetje gestoeid. Op 18 januari 1927 ging men
officieel spreken van Heuvelplein, 19 april 1927 greep
men toch maar weer naar het historische "Heuvel" terug,
en met wat Weense allure werd er, enige jaren geleden,
een "Heuvelring" ten doop gehouden.
Naast
Hotel Brox is een kruidenierswinkel van Van der Hagen
geweest. Er was hier in de buurt ook nog sprake van een
"kleine maar fijne smederij" van smid L'Herminez, waar
o.a. ook brandkasten gemaakt werden. De herinnering
daaraan is in de Tilburgse jeugd van die dagen blijven
voortleven, omdat deze brandkasten in letterlijke zin
vóór hun definitieve afwerking de vuurproef te doorstaan
kregen. Dat gebeurde op 't terrein van 't huidige St.
Elisabethziekenhuis. Daar was toen alles nog akker- en
bouwland en daar kon naar hartelust de "brandstapel"
gestookt worden zonder gevaar voor de omgeving.
De
Roskam
Naast de
smederij treffen we reeds in 1799 twee panden aan, die
als "Huis en hut" gekwalificeerd worden en eigendom zijn
van Adriaan Voskens. Het betreft hier De Roskam, een nog
altijd bestaand café, waaraan nog steeds de naam Voskens
verbonden is. In verband met De Roskam zien we ook de
naam Van Loon nog genoemd. Er is daarbij sprake van een
flinke boerenherberg die o.a. een opkamer bezat, waar
wel vergaderingen werden gehouden. Het valt ons op dat
rond de vijftiger jaren van onze eeuw bij De Roskam van
Voskens de fietsprocessie Tilburg-Handel-Kevelaer
domicilie had nadat we in De Gouden Appel ook al een
niet-Tilburgse Kevelaer-processie de boterhammetjes
hebben zien eten. Dit deel van de Heuvel schijnt
derhalve wel de bij uitstek Kevelaerse hoek geweest te
zijn. In het begin van 1900 is De Roskam van Voskens
afgebrand. Daarbij gingen vele spullen van het St.
Jorisgilde verloren, o.a. het vaandel, dat Primus van
Gils in 1772 bij zijn intocht in Tilburg aan het gilde
geschonken had.
Op de
splitsing van de Bosscheweg en de St. Josephstraat leeft
in herinnering van de oude stadgenoten de naam van "De
Pijl", een zaak die wij in het gemeenteverslag van 1892
als "logement" zien aangeduid. Later werd deze zaak
omgedoopt in "Bellevue", welke naam in koeien van
letters op een houten schild boven de dakgoot prijkte,
waardoor het front ook meer indruk maakte. Er was een
terras vanwaar men tot aan het begin van de Heuvelstraat
over de Heuvel keek.
Slecht water
Toen in
Tilburg in 1892 negen nortonputten geslagen werden, die
bestemd waren voor drinkwater en bluswater bij brand,
kwam één daarvan tegenover De Pijl. Het water bleek
echter te veel organische stof en chloorverbindingen te
bevatten, zodat het voor de consumptie moest worden
afgekeurd. Deze putten hadden een middellijn van 33 cm,
waren gemaakt van zink en van onder, over een lengte van
vier meter, van kopergaas voorzien.
In 1892
genoot de lindeboom de belangstelling van de overheid.
De houten steunen, die de zich horizontaal uitspreidende
takken stutten, werden gedeeltelijk vernieuwd en de stam
zag zich beschermd door een ijzeren hek. Er werd
besloten tot een nieuwe beplanting van het plein en er
had ook de aanbesteding plaats van de
overwegoverbruggingen aan de Koestraat en
Gasthuisstraat. In de 18de eeuw heeft ergens aan het
eind van de Heuvelbocht "de rooie poort" gelegen, die
eigendom was van de familie De Rooy en daaraan in de
volksmond haar betiteling ontleende.
Sierpomp
Rond
1900 stond er op het grote deel van de Heuvel, in de
buurt van de plaats van het huidige standbeeld van
koning Willem II, een stenen pomp. Die heeft later
plaats gemaakt voor een meer monumentale pomp ter
nagedachtenis aan burgemeester J.F. Jansen. Als ze
functioneerde - wat lang niet altijd het geval was -
kwam het water uit de geopende bek van een bronzen
leeuwekop nadat men op een knop gedrukt had. Spotzieke
jeugd gedroeg zich alsof die kop de beeltenis van de
burgemeester bedoelde voor te stellen. "Ik wist nie,
dat-ie zó lelijk was!" klonk dan de roep van
kwasi-verbazing. Dit tot grote hilariteit van de
omstanders die het grapje voor de eerste keer hoorden.
Deze
pomp, die als voetstuk diende voor 'n smeedijzeren
lantaarn met meerdere armen, is bij de plaatsing van het
standbeeld van Willem II naar de Markt verhuisd, en wel
naar de hoek bij het voormalige Maastrichtse Bierhuis,
tegenover de gedenknaald. We hadden daar toen met het
Mgr. Zwijsenmonument mee, drie monumenten tot een klusje
bij elkaar staan, nog gezwegen van het Paleis-raadhuis
en het Stadhuis. De lantaarn is nu verdwenen. Met het
"gedemonteerde" Mgr. Zwijsenmonument verbeidt hij nu
vermoedelijk de dag van zijn herrijzing in het
stadsbeeld.
We
hebben op onze rondtocht nog maar een gedeelte van de
Heuvel behandeld. Met name niet de "Heuvelbocht" en de
zuidkant, waar welgestelde burgers hun huizen met grote
tuinen en boomgaarden bezaten. We hopen gelegenheid te
vinden ook hier nog eens bij stil te staan.
Van de
thans verwerkte gegevens is een aantal kennelijk
afkomstig uit verhalen van oude Tilburgers. Uit ervaring
wetende tot welke capriolen de
herinnering-uit-het-blote-hoofdje-alleen in staat is,
geven we ze door met enig voorbehoud.
PIERRE
VAN BEEK