CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

De uitspanning van Mie Pieters, anno 2005 (foto: Rob Siers)


Magie om land van de Helleputten

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 24 oktober 1970

 

Rond het einde van de vorige en het begin van onze eeuw, in de periode vóór en tussen twee wereldoorlogen, toen het leven simpel en ongekunsteld geweest lijkt te zijn, zochten veel Tilburgers hun vertier "op den buiten". Dit blijkt telkens uit verhalen van bejaarde mensen en uit geschriften van hen, die de moeite genomen hebben iets van hun herinnering neer te schrijven indachtig het adagium: "Verzamel de brokstukken opdat ze niet verloren zouden gaan."

Zo'n tocht "naar den buiten" vergde niet veel inspanning, want "den buiten" lag eigenlijk overal zodra ge slechts een voet buiten de stadsbebouwing zette. Tegen een eindje wandelen werd niet opgezien. Wat had men op een mooie zondag eigenlijk ook anders te doen dan de benen wat te strekken en in een buitencafé een borreltje of biertje te gaan drinken? Merkwaardig is het te constateren, dat in die dagen bijzondere belangstelling trokken die gebieden, welke later in vergetelheid verzonken raakten. We denken daarbij aan Broekhoven, het stroomgebied van de Ley en de onder Berkel-Enschot gelegen woeste terreinen tussen de Ley en de Moergestelseweg.

In een vroeger artikel hebben we al stilgestaan bij De Buunder, Baksven en Galgeven, namen, die bij sommigen visioenen uit een andere wereld oproepen. Zulke namen bestaan er nog wel meer. We stipten ze destijds al aan: Piereberg, Helleputten en Mie Pieters. Daar gaan we het nu dan eens echt over hebben.

 

Het sterk heuvelachtige beboste terrein ten noordoosten van het Galgeven bereikt zijn hoogstgelegen punt in de zg. Piereberg, een zandverstuiving, die een halve eeuw geleden op stafkaarten met ruim 21 meter werd aangeduid. Eens was hij de speelplaats bij uitstek van de op avontuur beluste jeugd. Zowel die van Tilburg als die van Berkel-Enschot.

"Daar speelden wij de hele zomer", zegt een Enschottenaar. "Het was ónze berg! Van daar af kon je naar alle kanten over de bossen heenkijken." En het is alsof bij deze woorden zijn verbeelding weer over nog altijd aanwezige bossen zweeft als Gods geest over de wateren. Even later zal hij er echter met enige teleurstelling in zijn stem aan toevoegen, dat de Piereberg niet meer bestaat. Zo is het eigenlijk ook. Hij is verwaaid, misschien ook afgegraven en het ijzeren karkas van een hoogspanningsmast heeft er zich genesteld. Ge dient te weten, waar hij geweest is om zijn plaats terug te vinden. Maar het zand is gebleven. Veel mul en droog stuifzand, waar ge met loden benen doorheen trekt.

 

Schaapsven

Sinds mensenheugenis vegeteert ten noorden van de voormalige Piereberg echter nog steeds het bij uitstek mooie Schaapsven met een zeer gevarieerde oeverbeplanting en aan één zijde begrensd met beboste heuvels. Het is lang geleden sinds wij er de voorlaatste keer aan zijn oevers stonden. Nu om o.a. te ontdekken, dat er niet meer clandestien gezwommen wordt en dat het door prikkeldraad werd afgezet. Een nieuwe kaart verraadt bovendien dat ten noorden van het Galgeven, tussen de Piereberg en het Schaapsven door, de nieuwe "topweg" Tilburg-Oisterwijk-Boxtel geprojecteerd staat, waarover in Oisterwijk zoveel te doen is.

Het is duidelijk, dat het Schaapsven uit zijn isolement gerukt en een brok natuurschoon vernield gaat worden. Waarom zouden de plannenmakers zich daarom bekommeren indien ze Oisterwijk niet eens ontzien! De Helleputten in het gebied van de Ley, die hier ook reeds de naam van Voorste Stroom draagt, blijven voorlopig onbedreigd. We hebben hier te maken met restanten van ontoegankelijke moerassen met open watervlakten, schaarhoutbegroeiing en riet en met broeklanden zoals zich die, tot in een nog niet zo ver verleden, kilometers lang ten zuidoosten van Tilburg langs de Ley uitstrekten.

 

Oude naam

In Tilburg zijn deze moerassen grotendeels gedempt door vuilstorting en ook onder Berkel-Enschot voltrekt zich hier en daar dit proces. "Putten" noemden de mensen die open wateren tussen het riet en zij voegden de naam "Helle" daaraan toe. Hoewel het eigenlijk voor de hand zou liggen, dat die naam zijn oorsprong vindt in de afwijzende houding, die de natuur bij deze geheimzinnige "putten" tegenover de mens aanneemt, wordt die naamgeving veel verder terug gezocht. De magie van de streek wordt er daardoor eer groter dan kleiner op.

Het woord "Helle(n)" staat hier niet op zichzelf. Vorsers ontdekten het op tal van andere plaatsen, diep in de historie. In oude cijnsboeken en akten treft men de naam "Hellen" aan rond 1430, 1535, 1561, 1627, 1681 en 1705 zowel te Oisterwijk als te Goirle. Hij heeft dan meestal betrekking op weilanden. In de omgeving van de Enschotse Helleputten kennen we trouwens thans ook nog een Helle-akker in de nabijheid van de huidige Eddyhoeve. Er wordt wel aangenomen, dat "Hellen" stamt uit de vóór-christelijke tijd en afkomstig zou zijn van de Germaanse godin van de onderwereld "Hella" aan wie dan de streek was toegewijd.

 

Magie

Volgens de Germaanse ritus ging het hier altijd om een waterrijk gebied aan de noordkant van een nederzetting. Het volgde de zonneloop voorbij de begraafplaats. Booswichten beleden er hun schuld aan de godin van de oprechte waarheid, waarbij ze dan bevrijding ontvingen. Bij een onoprechte belijdenis werden ze gestraft en omgetoverd in helse kattegedaanten en gedrochten, die nergens rust konden vinden...

De "Hellen" waren echter ook wel de plaatsen, waar misdadigers en gestraften werden begraven, opdat zij door het water zouden gezuiverd worden op hun reis naar de onderwereld. Vrij lang stonden zulke plaatsen bekend als spookplaatsen en oorden, waar bij nacht en ontij onbekend gevaar dreigde... Wat zeiden we ook weer van magie? En hebben we al niet een Galgeven in de buurt?

De Enschotse amateur-historicus M.Th. Hoogendoorn vermoedt een heidense begraafplaats bij de Helle(n)putten. Er heeft zich daar ooit een nooit onderzochte, thans verdwenen grafheuvel bevonden. Hij vond ter plaatse tal van scherven en prehistorische artefacten, o.a. een pijlpunt, een lanspunt, krabbers enz. Vooral de lanspunt was een prachtig exemplaar, dat men thans in het museum van het Provinciaal Genootschap te Den Bosch kan bewonderen.

Rond de Helleputten waart de geest van geslachten uit de oertijden en het is alsof ge die nog proeft als de zompige grond voortdurend weigert uw vastgezogen voeten vrij te laten.

 

De "putten"

Van de rij van "putten" bleven tot vandaag nog over drie Helleputten en de Langeput, dicht bij café "Mie Pieters" en midden in het Baaneind. Twee putten verbergen zich in een terrein met "Verboden toegang", maar bij een derde werd de n.o.-kant opengelegd door het wegkappen van de ruige begroeiing. Ge kijkt daar op een mooi, open water, waarop 's zomers de waterlelie ligt te glorifiëren, terwijl vlak achter haar het oerwoud van waterwilg, els en riet een muur tegen de indringer optrekt.

Ge bereikt dit gebied via een oud karrespoor, dat links achter de Eddyhoeve begint. Vroeger kuierden hier langs de Tilburgers naar het herbergje van Mie Pieters. Thans komt via dat pad geen mens. Het is dan ook louter toeval, dat een door struikgewas aan het gezicht onttrokken boer zich verraadt doordat hij net een weipaal in de grond slaat. Moeilijk uit te maken wie van ons beiden het meest verrast is. Weet de man veel welke duistere motieven die vreemde snoeshaan drijven naar deze wereld, waar hoogstens hazen of konijnen gestrikt worden! Om geen wantrouwende ogen in onze rug te voelen branden, hebben we maar subiet bij hem gebiecht. Dwars door een bos hondsknobbenhout heen! Of het toch altijd nogal wat raar verhaaltje geholpen heeft?...

 

Vissers

In de Helleputten werd in vroeger dagen druk gevist. "Met hele bossen boonstaken, die als hengels dienden." Het ging vooral om paling, maar er zat ook voorn en louw. En zeker niet te vergeten snoek.

Onafscheidelijk aan de Helleputten - en trouwens aan het hele moerasgebied langs de Ley - zijn de namen van een paar eenvoudige Tilburgers verbonden. Als figuren uit een legende komen ze tot ons alsof hun geest nog altijd door de broeklanden zwerft. Het gaat om Frans Smulders met zijn zoon en Leonardus van Erven, van beroep rietsnijders en vissers. Dan hadden we daarnaast nog de oud-boswachter Thijs Cremers, die jaren lang bij Mie Pieters in de kost gelegen heeft. Er zal onder degenen, die ze gekend hebben wel niemand voorkomen, die er zijn vingers voor op durft te steken, dat er behalve vis nooit eens een haas gevangen werd...

Het gesneden riet diende voor het dekken van daken en het stukadoren van plafonds. De vis ging in de pan. De vismalen van Smulders en Van Erven genoten enige reputatie. Die werden in bepaalde periodes in de cafés bij de broeklanden gehouden. Nu eens in "De Snoek", achter het huidige Leypark, dan weer bij "Mie in den Baars" aan de Buunder of bij Mie Pieters. Voor vijftien tot dertig cent - de prijs hing van de vangst af! - kon de wandelaar een vismaaltje verorberen. Het laatste vismaal werd in de zomer van 1875 bij Mie Pieters aangerecht. 't Is dus allemaal wel lang geleden, zodat de verschalkte snoeken tijd genoeg tot groeien hebben gehad...

 

Snoeken

Van Erven ving in de Helleputten twee snoeken van samen éénendertig pond. In de wiel van de watermolen naast Mie Pieters kreeg hij er een te pakken van achttien pond. Hij verkocht hem aan "de heer Huismans, eigenaar van de watermolen", voor twee gulden, wat als een groot bedrag werd beschouwd. U ziet wel hoe precies de overlevering het detail meent te weten! In 1933 werd uit de Helleputten nog een snoek van dertig pond opgehaald. Zonder visserslatijn! Zoals alle dingen voorbijgaan, kwam ook aan de visserij van de Tilburgers een einde. Toen de opbrengst niet meer lonend bleek, hingen Smulders en Van Erven hun vistuig aan de wilgen. Niet aan de waterwilgen van de putten in één waarvan zich zelfs een dichtbegroeid, drijvend eiland bevond, dat van de ene oever naar de andere dreef al naargelang de wind stond. Hier betekende het beeld de verkoop van hun netten en ander vistuig aan Pieter van Dooren op Broekhoven. Die had op zijn wouwer klaarblijkelijk nog wel wat te vissen.

 

Mie Pieters op Laag-Heukelom is reeds tot legende geworden

Het feit, dat Mie tot legende is geworden, verraadt een vrouw met persoonlijkheid. Hierop wijst ook de vereenzelviging van het herbergje met haar naam terwijl het cafeetje toch eigenlijk "Jagers en Visserslust" heette. Voor ons gevoel een plezierige naam. Er zit iets sprankelends in, dat associaties oproept met de natuur rondom, met de zingende vogels, de kwakende kikvorsen, loze-vissertjes-in-het-riet en flierefluiters, die het leven tot een kunst gemaakt hadden. Misschien wel een beetje "rauw", geen boezemvrienden van jachtopzieners maar in de grond "goei volk".

De Tilburgse kleine man en de kleine burger wandelden in ieder geval graag naar Mie Pieters. 't Was ook bij haar, dat de jagers van de heer Van den Bergh van wie zij de herberg huurde, ná en tussen de jacht kwamen uitblazen.

 

Nobele vrouw

Vierenzestig jaar heeft deze ongetrouwde Mie in "Jagers en Visserslust" daar op Laag-Heukelom, bij de Helleputten en bij de Ley gewoond, totdat zij in 1930 de tapkraan vaarwel zei. Rond 1924 was er echter al Piet Koolen uit Oisterwijk met een Gelders nichtje van Mie, uit Beesd bij Zaltbommel, ingetrouwd. Dit paar zette de zaak voort.

Door mensen die haar gekend hebben, wordt Mie Pieters getekend als een oer-Brabantse, zeer verstandige en nobele vrouw met een scherpe kijk op gebeurtenissen en toestanden. Zij maakte deze gaven van geest en hart dienstbaar aan haar klanten. Ge moest haar horen vertellen! Ze wist alles van de streek: lief en leed, grappen en deugnieterijen. "Ze wist oe wel aan de praat te houden en ge waart er de eerste twee uur nie weg," zegt onze Enschottenaar, "een echt goeie kasteleinsvrouw, die met iedereen kon omspringen of het nou om "Jantje Spons", "Panis Venus" of een meer gezeten burger ging."

 

Wijs vermaan: "Denk er aon, nie deur de jonge klèver lôôpen!"

Met Half-Vasten liep de weg van de boerenmeiden uit de streek naar de mutsenstrijkster te Moergestel langs Mie Pieters. Dan werden de vuile mutsen weggebracht om tegen Pasen weer schoongestreken en opgemaakt te worden opgehaald, want tegen Pasen moest er goed voor de dag gekomen worden.

Behoorde vroeger het "naar de meid gaon" tijdens de Grote Vasten tot nu opgeruimde taboes, Half-Vasten maakte een uitzondering. Die zondag wentelde zich in de bandeloosheid van het pink-aan-pink wandelen van minnende paartjes, over stille, soms aan weerskanten met dicht struikgewas begroeide veldweggetjes. De jonge boeren van Enschot en Laag-Heukelom wisten verduiveld goed wanneer het Half-Vasten was. Zij toonden zich niet te lui de voorwerpen van hun verering te vergezellen op de mutsenreis naar Moergestel. Staande in de deur van haar "Jagers en Visserslust" zag Mie ze voorbijtrekken en ze placht dan een vermanende vinger op te steken, vergezeld van de wijze woorden: "Denk er aon, nie deur de jonge klèver (klaver) lôôpen!" "Wè ze daormee bedoelde, weet ik nie", besloot onze zegsman wiens ogen wij even meenden te zien twinkelen. Maar dat kan wel verbeelding zijn geweest...

Zo heeft het dus gereild en gezeild bij Mie Pieters, die op haar bidprentje - plechtig zoals bidprentjes nu eenmaal zijn - vermeld staat als "Maria Isabella Pieters, geboren te Leende 15-3-1854." Ze blijkt gestorven in het R.K. Gasthuis te Oisterwijk op 6 juli 1936. Is dus 82 jaar oud geworden.

 

Nagalm

En hoe staat het er nu bij, daar op Laag-Heukelom. De klok slaat er nog altijd "Mie Pieters", al is het in een nagalm. Wie vanaf de Moergestelse kant van gene kant van de Ley het buitencafeetje nadert, ziet zich reeds in de verte geconfronteerd met een blauw houten bord aan de achterkant van het huis met daarop in witte letters: Mie Pieters. Aan de voorkant boven de deur leest ge boven een primitieve schildering van de Ley met twee poppetjes aan weerskanten: "Vergunning Mie Pieters" en nog de naam van de vroegere exploitant P. Koolen. Deze heeft echter sinds 1963 weer plaats gemaakt voor zijn zoon Ad Koolen en eega.

Het heet er nog altijd officieel "Jagers en Visserslust" in dikke, opgelegde letters in versierde lijst tegen een zijmuur. Het niet al te grote interieur verhaalt in geur en kleur van het boeren- en het waterland. Twee Oisterwijkse schilders, W. Lukkenaar en A. van Rake, hebben er respectievelijk in 1925 en 1929 hun sprookjesachtige verbeelding uitgevierd op al wat er aan muurvlak te vinden viel.

In de tonen van oude behangselschilderingen in vroegere, voorname huizen, penseelde Lukkenaar er - in luimige trant - een hele vermenselijkte kikvorsenwereld, waarin ook dingen gebeuren die des mensen zijn. Behalve dan dat wij misschien niet op slakken rijden en onder paddestoelen zitten... Zijn collega neigde meer naar de realiteit: de jager in het woud, de thans verdwenen watermolen met een waterpartij aan de Ley, Mie Pieters voor haar café met de witgeschuurde klompen tegen de kant, nog gezwegen van haar geit. Een beest, dat in die tijden ook wel eens Mie placht te heten. En zeker zullen de insiders niet verzuimen u te attenderen op het paard voor de boerenkar, dat u zowel van links als van rechts aankijkt: het wonder in de wereld van de wonderen!... Sommige schilderingen zijn wel een paar vierkante meter groot.

Sinds de dagen van olim heeft het café enige verbouwing ondergaan. Een vergeelde foto in de gelagkamer leert hoe het er vroeger uitzag.

 

Veel aanloop

We dachten het allemaal eens op ons gemak te bekijken op een stille maandagmiddag vol zonneschijn. Echter ook nu druppelden er de stamgasten geleidelijk binnen. Ze kwamen zelfs aangeschoefeld vanuit Oisterwijk en Moergestel. Dat schijnt hier zo altijd te gaan. Maar negentig procent van de bezoekers levert nog steeds Tilburg...

Dan komen er wel eens verhalen los van omgekomen boswachters. Zoals dat van Timmermans, die door een in de heg zittende stroper van dichtbij werd doodgeschoten. Al vóór 1918 gebeurd! Van de boswachter nummer drie, die levenloos uit de Helleputten werd opgehaald... Dat zijn zaken die ooit gebeuren konden. Alles lang geleden. Maar misschien is het allemaal wel borrelpraat, waarin mensen méér menen te weten dan justitie bewijzen kon...

Als onze vissers, Frans Smulders en Van Erven, nog eens in hun domein terugkeerden, zouden ze het vermoedelijk bij één vloek niet laten vanwege de verandering in het Leygebied. De aardige brug met houten leuningen, waarin zij natuurlijk ooit hun namen hebben gesneden naast de harten van verliefden, heeft niet zo lang geleden het veld moeten ruimen voor een lelijke bailybrug. Geen molenwiel meer en evenmin een watermolen! Die is in het begin van deze eeuw afgebrand. Voor een paar jaar heeft men de laatste resten van de gemetselde vloer uit de grond gegraven. Een halve molensteen fungeert echter nu als stoep voor de ingang van "Jagers en Visserslust".

 

Huilen...

Met de broeklanden aan de kant van Oisterwijk is het helemaal huilen. Ze worden als vuilnisstortplaats gebruikt. Dat betekent: kapot gereden weg, grote chaos en landschapsschending totdat het groene gras zich weer geleidelijk aan over het opgehoogde land zal hebben ontfermd, zoals blijkbaar nu al gebeurt. Maar een deel van de Helleputten met een onverstoorbaar voortstromende Ley bestaat er nog altijd. Als ge tot daar tracht door te dringen, schiet er wel ergens een haas weg en zeker zoeken er een paar wilde eenden met veel geraas een goed heenkomen. De vogels fluiten er hun oude lied en op een zomeravond kwaken er de kikvorsen nog steeds in koor.

 

"Er plagt"...

In de buurt van de Helleputten, iets westelijker dan de in de dertiger jaren gebouwde Eddyhoeve van Verhoeven, geeft ook grijze historie nog raadsels op. "Er plagt hier voorheen een huis met burggracht en ophaalbrug te wezen, zijnde een leengoed van de hertog van Braband; de eigenaar daarvan bezat regt om vrijgeleide te geven aan misdadigers, aldaar gevlugt; zoals o.a. gebeurd is in het jaar 1468; thans is dit huis slechts een boerenhoeve." Zo schrijft Van der Aa rond midden 19e eeuw. Dit moet het goed "Ten Dijcke" geweest zijn. We hopen er nog ooit iets over te vertellen. Het staat nog nevelig in het verleden, maar werkt daardoor juist fascinerend. Van sommige dingen moet ge niet te veel weten, zeker niet rond de Helleputten, om de geest vrij te laten spelevaren op de kabbelende golfjes der verbeelding.

 

PlERRE VAN BEEK