CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Wie woonden er eens op de Markt?

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 12 december 1970

 

Werd er in het verleden in Tilburg van de Markt gesproken, dan was iedere ingezetene onmiddellijk georiënteerd. Het gold dan de eeuwenoude plaats rondom de Heikese kerk. Vanouds werd hier op zaterdag de weekmarkt gehouden. Er zou zelfs een niet meer in het archief te vinden octrooi van 1575 over de weekmarkt hebben bestaan, al werd daarin dan ook niet over de plaats van de markt gerept. Die 's zaterdagse markt handhaafde zich tot 4 mei 1809 toen ze naar de vrijdag werd verschoven. Thans zal men in Tilburg tevergeefs naar een naamplaatje "Markt" zoeken. De ingrijpende en nog steeds niet voltooide wijziging van dit stadscentrum heeft enkele nieuwe namen geïntroduceerd. Dat betekent even wennen voor de oudere inboorlingen. De ruimte tussen De Gruyter en het oude stadhuis dient zich nu aan als Oude Markt, een naam waaruit al een vleugje historie waait. Alles wat zich rondom de Heikese kerk aan ruimte presenteert, luistert voortaan naar de naam van Stadhuisplein. Dat plein strekt zich uit tot het begin van de Bisschop Zwijsenstraat, heeft de Paleisstraat met het nieuwe kantongerecht geannexeerd en zelfs de kleine straat, ten noorden van de kerk, werd tot "plein" gepromoveerd. Heike's centrum wringt naar alle kanten met de ellebogen en duwt met jeugdige impuls alles opzij wat in de weg staat. Het zien van deze ontwikkeling en ongetwijfeld een verdrongen heimweegevoel riep bij ons plotseling de lust op nog eens diep in 't Heike te duiken. Hoe zag het er vroeger op de Markt uit? Wie woonden en wie leefden daar? Wat we er broksgewijs - dus onvolledig - van achterhalen konden, geven we hier prijs, in de hoop dat er altijd wel Tilburgers zijn die het ook interesseert, en dat het misschien aanvullende reacties uitlokt.

 

Laten we maar eens met de oostkant van de Markt beginnen. Wie zaten daar in het verleden? Op de hoek van de Heuvelstraat, waar thans het pand van Jamin staat, troffen we van 1574-1732 de herberg "De Ploegh" aan, die ook wel voorkomt onder de naam "Gulden Ploegh". Er was een brouwerij aan verbonden. In 1574 staat als eigenaar te boek Peter Steven. Van 1651-1660 blijkt eigenaar de drossaard Abraham Lodewijck van Weesp. In die tijd gold het als normaal verschijnsel, dat de drossaard een herberg exploiteerde. Dat legde hem geen windeieren, want menigeen zal wel van oordeel geweest zijn, dat het nooit kwaad kon zo'n overheidsfiguur tot vriend te houden. Hans Jochem Wijdemans koopt de herberg in 1708, een naam die we in een vroeger verhaal, namelijk "Drama in een Tilburgse herberg in 1669", al eens met slechts kleine afwijkingen, bij hotel "De gouden Zwaan" op de Heuvel zijn tegengekomen. Erg duidelijk is het ons allemaal niet.

 

Omgedoopt

Er heeft in het verleden echter al meer mystificatie over al die Zwanen en Zwaantjesherbergen om Heuvel en Markt bestaan, onder andere mede door het feit, dat "De Ploegh" later onder de naam "De drie Zwaantjes" en zelfs ook nog als "De drie gouden Zwaantjes" paradeert. De naam "Drie Zwaantjes" loopt van plusminus 1700 tot 1800. In het pand was ooit het gildehuis van St. Dionysius gevestigd. In de dertiger jaren van de 18de eeuw treedt er een Louis Colin als eigenaar op en later is er de weduwe L. Colin herbergierster. De naam Colin komt voor van 1737 tot 1807.

"De drie Zwaantjes" hebben een bijzondere rol gespeeld in de geschiedenis van de Tilburgse herbergen. Hier werd in 1783 namelijk het station gehouden van de postwagendienst Den Bosch-Breda. Het moet wel een flinke zaak geweest zijn, want men kon er ook overnachten. Er is zelfs nog een uitvoerige prijslijst van weduwe Colin's bedrijf opgeduikeld, waaruit interessante bijzonderheden tot ons komen.

 

Enige prijzen

Wie als passagier van de postdienst des middags in een aparte kamer wilde eten, betaalde voor een maaltijd van minstens vijf schotels, met bier en 's winters verwarming van de kamer inbegrepen, zegge en schrijve één gulden. Twee passagiers in die kamer behoefden echter maar 18 stuivers per man te betalen. Dat zullen dan wel de sjieke lui zijn geweest, die een kamer voor zich reserveerden. Men kon voor een maaltijd (met bier) ook voor elf stuiver terecht, maar dan zat men wél met meer personen aan de zogenaamde open tafel. Wie de inwendige mens helemaal op een koopje wenste te versterken, kon dit ten slotte nog voor acht stuiver als hij bereid was bij de voerman in de keuken plaats te nemen. Een boterham kostte één stuiver. Liet de hongerige er echter vlees of kaas op leggen, dan moest hij het dubbele betalen.

We duiken ook nog eens even in de consumpties: Een glas bier één stuiver; een hele kan bier twee stuiver. Men kon zo'n kan bier met suiker en nootmuskaat er in ook nog warm laten maken. "Zes stuiver", zei de weduwe dan! Zou dat gekruide bier misschien een middeltje tegen de kou geweest zijn? U kunt het altijd eens proberen hoe een dergelijk brouwsel de burger van vandaag bekomt. Een kop koffie met suiker kwam op twee stuiver; een kop thee met melk en suiker idem.

 

Borrel 1½ cent

Van de wijn vinden we alleen de prijs per fles vermeld. Die varieerde van tien tot zestien stuiver. Voor één stuiver kon men het hart verwarmen met een "romer" jenever of een glaasje brandewijn, tenminste als men er geen suiker in wenste, want dan sprong een "romer brandewijn" tot twee stuiver omhoog. Een "glaasje jenever" vergde slechts een uitgave van 1½ cent en bleek daardoor de goedkoopste consumptie. Geen wonder dat de borrel in Tilburg altijd zo populair is geweest in vroeger dagen. De verhalen van oude mensen over een borrel van vijf cent (vóór de eerste wereldoorlog) vallen bij die 1½ cent in het niet. Voor de fijnproevers beschikte het buffet nog over "een romer fijne liquer" van drie stuivers.

Voor zes stuivers kon één persoon voor nachtlogies terecht. Wenste hij 's morgens "een groot ontbijt", dan werd hem dit voor zes stuivers extra geleverd. Het paard logeerde heel wat goedkoper dan zijn baasje: één stuiver per nacht.

 

Pijp stoppen

Ten slotte stuiten we ook nog op een consumptie-artikel, dat sinds lang uit de cafés verdwenen is, namelijk een pijp tabak voor twee-en-een-halve cent. We zien de grote tabakspot al midden op de tafel van de stamgasten staan. En dan maar stoppen en "toebac smoren"! In een latere tijd kon men trouwens in de tabakshandel van Woestenberg op de Markt bij een aankoop gratis een pijpje stoppen. Uit bovenstaande opgaven blijkt dat koffie en thee, in verhouding tot andere consumpties, destijds betrekkelijk duur waren.

In 1807 is Petrus de Mol eigenaar van de herberg annex logement. Hij noemt ze dan "De gouden Zwaan". Dus alweer een andere "Zwaan". Men diene deze niet te verwarren met het latere hotel "De gouden Zwaan" van Broecx, dat ooit in de zuidwesthoek van de Markt heeft gestaan en dat velen van onze lezers nog goed gekend hebben.

In het huidige pand van Jamin is in de eerste decennia van onze eeuw de herenkledingzaak van Drijver (thans Heuvelstraat) gevestigd geweest. Voordien heeft daar de suikerbakker Jan van de Pas gezeten.

 

"Klein huiske"

Gaande in de richting van de kerk troffen we, in het midden van de 18de eeuw, een klein pandje aan, dat de volksmond, niet ten onrechte dus, "'t Klein Huiske" noemde. Tot 1756 zijn hier de families Becx eigenaars geweest. Al heeft het pand sindsdien uiteraard heel wat wijzigingen ondergaan, het vertoont thans nog een zeer karakteristiek gezicht, waardoor het moeilijk aan de aandacht ontsnapt. We hebben hier te maken met de apotheek van drs. Wilting, wiens voorganger de mank gaande apotheker M. Bijvoet was. Vóór deze zat er, tot 1901 - eveneens als apotheker - Eug. Martens. Met zijn vier kolommen tegen de gevel en zijn drie hardstenen treden naar de hoog gelegen dubbele toegangsdeur onderscheidt het pand zich van de rest der bebouwing. Het ademt iets van de sfeer zoals die vooral eigen was aan vroegere apotheken waar - naar onze jeugdindrukken althans - zo vaak de faustische geest van een alchimistenkamer placht rond te waren en die dan ook steeds met een soort heilige schroom ondergaan werd. Men kan die thans nog wel beleven in beroemde, historische apotheken.

 

Bakkers

Verder zuidwaarts leeft in herinnering de lingeriezaak van Casteleyns-van Nunen. Voordat die zich hier vestigde, woonde daar dokter Van Gils, bij wie toen bomen voor de deur stonden. Wellicht betrof het hier het punt waar nu Raam-auto-onderdelen zit en waar we in onze tijd de firma Sleddens gekend hebben. In de huidige verfhandel Wagemakers (Willy Pijnenborg) kwam tientallen jaren geleden de geur van het verse brood van bakker Van Lieshout de Markt opgewandeld. Onze jeugdherinnering heeft zich vastgeklampt aan een klein rond gaatje in een hoek van een der spiegelruiten van een brood- en banketzaak. Dit gaatje was daar ingeboord om te voorkomen, dat een kleine scheur zich verder door de ruit zou voortplanten. Onder de jeugd deed het verhaal de ronde, dat men - door een rietje door het gaatje te steken - de room uit de in de etalage liggende roomhoorntjes kon zuigen. Een bewering die eerder op grootspraak dan praktische uitvoerbaarheid neerkwam. We komen op de Markt ook nog de naam van bakker Jan van Asten tegen. Mogelijk heeft die in hetzelfde pand gezeten. In ieder geval vertelt de overlevering van hem, dat hij op een hoorn placht te blazen zodra zijn brood gebakken was. In de verf- en behangwinkel is voorheen nog gevestigd geweest de kunst- en lijstenhandel van Van Santvoort-van de Boom, die men thans in de Willem II-straat, naast de Openbare Leeszaal, kan terugvinden.

 

St. Joris

Op de hoek bij de kerk stond voorheen een oud gevelpand, dat een pittoresk onderdeel van onze Markt uitmaakte. Het wordt reeds genoemd rond 1655 en draagt dan de naam St. Joris. Met een sprong van eeuwen komen we terecht bij Th. van Dun-Stroobant als eigenaar van het oude huis. In omstreeks 1935 opgetekende herinneringen van oude mensen vinden wij het pand vermeld als "geboortehuis van Rosalie Janssens-van Dun, de moeder van de bekende Tilburgse humorist Jacques Janssens". Frans Hermans drijft er later een café. Behalve kastelein speelde deze vrijwillig opgenomen en onbezoldigd de rol van getuige voor de Burgerlijke Stand. Het aangeven van een nieuwe wereldburger had vroeger in de volksklasse nogal wat voeten in de aarde. Niet direct vanwege ambtelijke "rompslomp" maar méér door de uitgangsdag, waarmee al of niet in de wolken verkerende vaders zo'n gebeurtenis meenden te moeten inzegenen. Het aangeven "van 'nen kleine", zoals dat genoemd placht te worden, is vermoedelijk menigmaal door de kraamvrouw niet zonder enige zorg tegemoet gezien, al kon ze doorgaans op zo'n dag de zon wel een beetje in het water zien schijnen. Het hoorde er nu eenmaal bij, dat de vader en zijn getuigen voor hun taak heel wat uren nodig hadden.

 

Remplaçant

Het kon echter gebeuren, dat de vader niet de vereiste maatregelen voor "het getuigen" had genomen. In zo'n geval sprong Frans Hermans, bij gebrek aan beter, als getuige in de bres. Hij stond toch altijd achter de toog en zo kon men, weer of geen weer, op hem rekenen. Soms stapte hij op één voormiddag wel twee of drie keer mee naar de Burgerlijke Stand. De daardoor eventueel ontstane bedrijfsschade zullen dankbare vaders later wel in de vorm van genoten alcoholica vergoed hebben! Menig "aangever van 'nen kleine" is in méér dan normaal opgewonden vrolijke stemming - na het voor de traditie en zichzelf geplengde offer - aan de kraamsponde van zijn beminde eega wedergekeerd...

Volgende kastelein in het Oude St. Joris, dat in 1711 zijn naam ook nog voerde, is geweest Segers Sr. Het schilderachtige huis van twee verdiepingen met zijn booggevel stond er rond 1900 nog met een hoge, ijzeren telefoonpaal naast het pand. Intussen is er als naam "Du Commerce" verschenen. Het oude pand verdwijnt om plaats te maken voor het moderne hotel-café-restaurant onder die naam. Tijdens de oorlog wordt het geëxploiteerd door Segers jr.

 

Textielbonnen

"Du Commerce" roept bij vele Tilburgers ongetwijfeld wat minder aangename herinneringen op, omdat het de laatste jaren vóór de bevrijding was ingericht als distributiekantoor voor het afhalen van textielbonnen. Dat betekende lang en ongeduldig wachten.

De kerk sluit de hier behandelde zijde van de Markt af. Daarover uit te weiden zou ons thans te ver voeren. Wel willen we er even op wijzen, dat al bijna honderd jaar geleden de legende ging, dat in een kolom van de Heikese toren een fles "oude klare" zou zitten. Heeft een "overtreder", die dreigde betrapt te worden, ze verborgen? Het was in die dagen namelijk streng verboden een fles jenever mee op het werk te brengen. Maar dan zal hij ze later toch weer te voorschijn gehaald hebben...

 

Onderduiker

Een interessant detail is ook nog, dat tijdens de "Kulturkampf" in Duitsland onder Bismarck (1870-1890) de daardoor verdreven bisschop van Munster mgr. Brinkmann met zijn vicaris twee jaar in de pastorie van 't Heike bij pastoor Van der Lee zat ondergedoken. Via Roermond en België was mgr. Brinkmann in Tilburg terechtgekomen. De overlevering verhaalt dat hij 's zondags "als gewoon mens" op een stoeltje van twee cent in de kerk zat. Volgens een ander verhaal droeg hij dagelijks de mis op in een van de kamers op de bovenverdieping van de pastorie aan de Zwijsenstraat. Daarbij werden dan de gordijnen dicht getrokken, opdat het licht van de kaarsen niet de aandacht van voorbijgangers zou trekken. Naar deze zegsman zat de monseigneur echter gewoonlijk "in de achterste bank in de kerk, de zogenaamde vrije bank bij de laatste biechtstoel". Hij ging meestal wandelen als boer verkleed, waarbij hij dan de pastorie verliet via het tuinpoortje aan de Oude Dijk. Links achter in de Heikese kerk getuigt een monument van de dankbaarheid van mgr. Brinkmann en zijn vicaris. De tekst daarvan luidt: "Z.D.H. Johan Bernhard Brinkmann, bisschop van Munster en zijn vic. gen. prelaat Jozef Giese, verscholen in deze parochie, knielden hier met ons 1876-1877". Boven deze tekst staan de woorden: "Ten kwade tijde beschermde hij ons". Er onder lezen we: "Zij zwierven om in druk en kwelling". De gedenksteen draagt voorts de wapenschilden van de bisschop en zijn vicaris.

 

Oude pastorie

Op de plaats, welke thans gedeeltelijk in beslag genomen wordt door het in 1849 door Henri van Tulder gebouwde stadhuis, dat nu op de nominatie staat om te verdwijnen, lag in de 17de en 18de eeuw de protestantse pastorie. De Heikese kerk was toen in protestantse handen. In die pastorie hebben verschillende dominees gehuisd. We ontmoeten als zodanig Johannes Ulaeus (geboren 1640), die op 1 oktober 1684 van Wamel naar Tilburg kwam. Hij kocht het huis van de gemeente maar het is niet bekend wanneer. Wél weten we, dat hij het in 1701 weer aan de gemeente terugverkocht voor f 2.100,- en dat er waarschijnlijk tot 1730 geen huur is betaald. Nadien echter wél. Eerst f 60,- en later zelfs f 120,-. In dit verband zij vermeld, dat bij de dominee ook inwoonde een Adriaan Ulaeus, die ongehuwd en waarschijnlijk een broer van Johannes was. Hij vervulde in 1693 de functie van president-schepen. Deze Ulaeus stierf 19-3-1709. Een zoon van Johannes Ulaeus, te weten Diederik, is van 1731 tot 1751 president-schepen geweest. Behalve deze Diederik had de dominee nog drie kinderen, Maria, Gerbrandt en Antonia Elisabeth. In 1724 staat ds. Ulaeus de helft van zijn dienst af en gaat in 1732 wegens ouderdom en zwakte in emeritaat. Hij sterft te Tilburg op 4 december 1734 en wordt pas een week later begraven. Deze dominee is een zeer bekende figuur geweest. Geen wonder. Hij werd 94 jaar oud, was in totaal 53 jaar dominee, waarvan een halve eeuw in Tilburg. Van zijn hand is nog een soort politiek hekeldicht bewaard, dat tot titel draagt: "Nieuwmodische oorlog of Mars in conjunctie met de Vreede voorgevallen in 1701 en 1702".

 

Drie geslachten

Na Ulaeus treedt er een nieuw domineesgeslacht aan met David Heuvel, een zoon van Jacobus. Hij was op 9 oktober 1725 beroepen tot hulppredikant, werd 19 mei 1726 bevestigd en trad in volle dienst in 1734. Hij werd 20 april 1759 in Tilburg begraven en had zes kinderen. Een dezer, zijn zoon Willem Dirk Heuvel, volgde hem op in 1759 als predikant voor Tilburg en Goirle, wat hij bleef tot zijn dood op 28 oktober 1793. Ook hij was gehuwd en had twee kinderen. Wéér volgde een zoon de vader op. Dat was David Dirk Heuvel, die in 1794 in functie trad. Zijn eerste preek hield hij te Goirle op 9 juni 1794. Hij stierf 6 mei 1802 en werd te Tilburg begraven. Hij was eveneens getrouwd en had vijf kinderen. We zien uit bovenstaand, dat over een aaneensluitende periode van zevenenzeventig jaar de dominees in Tilburg uit dit geslacht Heuvel zijn gekomen. Zij allen hebben de pastorie bewoond waarvan hierboven sprake was. In 1811 echter werd in het gebouw de gemeente-secretarie gevestigd.

 

We zijn inmiddels met onze wandeling al verzeild geraakt aan de zuidkant van de Markt. Daar valt ook nog wel het een en ander van te vertellen, want in minder dan een eeuw is daar veel veranderd. Bij een volgende gelegenheid starten we dus aan deze kant.

 

PIERRE VAN BEEK