CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Tilburg leverde paus ruim dertig man

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 16 december 1971

 

Franciscus Engelbertus Becx, een Tilburgse zouaaf, oprichter en voorzitter van de broederschap Fidei et Virtuti. Foto (1873) uit 'Katholiek Tilburg in Beeld' (Ronald Peeters & Ed Schilders); collectie Regionaal Archief Tilburg

Wie waren toch die zoeaven?

"Zoeaven!" Wat waren dat eigenlijk voor mensen, die met dit vreemde woord worden aangeduid? Enige tientallen jaren geleden zou zo'n vraag in katholieke streken, en met name in Tilburg, overbodig zijn geweest. Een kind zou ze beantwoord hebben want er is ooit veel over gepraat en geschreven. Het ging om jonge, katholieke idealisten uit heel Nederland (met hier en daar wellicht ook eens een avonturier tussen), die gehoor gaven aan een oproep van paus Pius IX d.d. 19 januari 1860, hem als soldaat te komen helpen bij de verdediging van de Kerkelijke Staat tegen de aanval van de Garibaldisten. De paus richtte zijn oproep tot de jongeren van de hele wereld. Tilburg heeft er éénendertig gekend, die er gehoor aan gaven.

Successievelijk hebben ook zij, die terugkeerden, het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en zo werd het ten slotte erg stil om de eens zo roemruchte Zoeaven. Vorig jaar echter flakkerde de herinnering nog eens op, omdat het op 20 september van dat jaar precies een eeuw was geleden, dat - door de bezetting van Rome door de troepen van Victor Emmanuel - een einde kwam aan de oude Kerkelijke Staat. Ook in Tilburg hoort men thans niet meer spreken van de Tilburgse Zoeavenbroederschap "Fidei et Virtuti" (Voor Geloof en Deugd), waarvan eens de naam op veler lippen heeft gelegen en waarin o.a. het Tilburgs Mannenkoor "St. Ceacilia" een belangrijke rol

heeft gespeeld. In België bestaat echter nog steeds een Algemeen Belgisch Verbond van de Afstammelingen der Zoeaven en der pauselijke Gedecoreerden onder de titel "Pro Petri Sede" (Voor de Stoel van Petrus). Dit verbond heeft een Nederlandse afdeling, welke eerst in 1969 werd opgericht. Zij telt 375 leden. Genoemde vereniging heeft onlangs, van de hand van W. van Overveld, nog eens een geschiedenis der pauselijke zoeaven uitgegeven. Hierin vonden wij aanleiding ook weer eens aan onze Tilburgse zoeaven te denken.

 

 

Rond 1860 bestond in het eeuwenlang in kleine staatjes verdeelde Italië een streven naar eenheid. De droom van Victor Emmanuel om van dit verenigde land de koning te worden, kwam in 1861 dicht bij de werkelijkheid. Alleen de Kerkelijke Staat, die tussen Noord- en Zuid-Italië lag, zette hem daarbij de voet dwars. Om zijn doel te verwezenlijken spande de nogal inconsequente Victor Emmanuel samen met de vurige republikein en zeer anti-klerikale Garibaldi, een in 1807 te Nizza (Nice) geboren avonturier, die op zijn beurt hierdoor meende de kans schoon te zien zijn idealen te verwezenlijken.

De vrijbuiter landde in 1860 met 1000 volgelingen, die "roodhemden" genoemd werden vanwege hun rode hemd, op Sicilië en veroverde Napels. Victor Emmanuel trok aan zijn zijde glorieus binnen en er zou nu een koninkrijk komen. Garibaldi, hierdoor verbitterd, zette zijn zinnen op vernietiging van alle klerikale instellingen en op de verovering van Rome. Hij bezette een deel van het pauselijke gebied, maar de aanval op Rome mislukte. In 1867 werd zijn legertje door de zoeaven volkomen in de pan gehakt en Garibaldi trok zich verbitterd terug.

 

Noodkreet

De wanhopige paus Pius IX, een goedmoedige maar allesbehalve diplomatieke figuur, had ondertussen reeds in januari 1860 een beroep gedaan op de jongeren uit de wereld om hem te helpen bij de verdediging van de Kerkelijke Staat. De noodkreet vond veel weerklank. Uit verschillende landen stroomden de vrijwilligers toe, die later de naam van "Zoeaven" kregen. Deze benaming was afkomstig van een Kabylenstam in de provincie Constantine uit de tijd, dat de Fransen Algiers veroverden. Deze stam heette "Zouawa". Toen het eerste zoeavenregiment in 1861 werd gevormd, bestond dit voornamelijk uit Fransen, die tegen de "Zouawa" hadden gevochten. Dat Franse keurkorps droeg reeds de naam "Zoeaven". Ter onderscheiding werd daaraan voor de strijders van de paus het predikaat "pauselijk" toegevoegd.

Spoedig kregen de Fransen versterking van Belgen. Aanvankelijk liep het met de Nederlanders niet zo hard. Er waren er slechts een vijfentwintig. In 1863 begon de stroom naar Rome ook uit ons land te vloeien met als uiteindelijk resultaat, dat Nederland het grootste contingent leverde. Van het totaal van 11.036 zoeaven kwamen er 3181 uit Nederland. Frankrijk leverde er 264 en België 1634. Verder dienden er Italianen, Canadezen, Duitsers, Engelsen en Ieren. Zij kwamen uit alle lagen van de bevolking. Men trof er aan beroepssoldaten, boerenzoons, middenstanders, edelen en ook enige avonturiers. Opvallend klein was het aantal Italianen. Als nauw bij de politiek betrokken toonde de Romeinse adel zich erg huiverig om partij te kiezen. Je kon immers nooit weten hoe het allemaal zou aflopen! De zoeaven droegen, merkwaardigerwijze, een... Turks uniform. Dit wekte aanvankelijk veel protest. De commandant beweerde echter, dat men zich daarin gemakkelijker kon bewegen dan in de traditionele uniformen. Het meest opvallende bij die kledij was wel de haremachtige, wijde broek.

Het moreel van de zoeaven was hoog, daar de meesten van hen bezield waren met het vuur van de overtuiging te vechten voor een heilige zaak, de zaak van de paus. Hun tegenstanders, de Garibaldisten, zagen zij als bandieten en geïncarneerde duivels. Uit dit enthousiasme valt het mede te verklaren, dat de zoeaven herhaaldelijk de sterkeren bleken tegen een numeriek veel grotere overmacht. Zij zetten kwaliteit tegenover kwantiteit en wonnen belangrijke veldslagen. De namen Bagnorea, Monte Libretto en Mentana schreven de zoeaven roemvol in hun vaandel. Bij Monte Libretto versloegen 86 zoeaven 1200 Garibaldisten. Legendarisch werd de zoeaaf Pieter Jong uit Lutjebroek, die hier tot de acht gesneuvelde Nederlanders behoorde. Bij Mentana verloor Garibaldi tenslotte zijn hele leger, waarvan de resten door Victor Emmanuel ontwapend werden.

 

Het einde

Na een korte rustperiode maakte Victor Emmanuel van de Frans-Duitse oorlog gebruik de paus op 10 sept. 1870 opnieuw de oorlog te verklaren. Toen de aanvallers een bres in de Porta Pia te Rome hadden geschoten, liet de paus de witte vlag op de Sint Pieter hijsen, voor wapenstilstand. De Piemontezen schonden deze en rukten Rome binnen. De teleurstelling en woede onder de zoeaven was groot, want dit betekende het einde. Zij werden door de troepen van Victor Emmanuel ontwapend en naar hun respectievelijke landen teruggezonden. Op 21 september 1870 kwamen zij voor het laatst bijeen op het St. Pietersplein voor een afscheidsgroet aan de paus Pius IX. Door alle doorgestane emoties viel de paus hierbij in onmacht. Dapperheid en mentale sterkte hadden het onderspit moeten delven tegen een numerieke meerderheid en goede wapens.

Politiek betekende dit einde de éénwording van Italië. Katholieken en zoeaven hebben Garibaldi nagenoeg steeds gezien als een bloeddorstige veroveraar. Volgens Van Overveld ziet men deze figuur thans echter als een vrijheidslievende vrijbuiter, een avonturier, die zich met grote idealen in de Italiaanse politiek stortte, zijn illusies verloor en verbitterd alles op alles zette. Hoewel niet goed te keuren worden zijn daden begrijpelijker. Even begrijpelijk is echter ook de reactie, die de zoeaven onder de Nederlandse katholieken hebben opgeroepen - ook in Tilburg. Zij werden als idealisten, strijders voor een heilige zaak en als helden vereerd.

 

Tilburgers

Tilburg had zijn aandeel geleverd met éénendertig. Hier zijn hun namen: Charles Bastings, Franciscus Becx, Johan van Beek, Adriaan Bertens, Petrus Bolsius, Fred Bronné, Johan van den Brandt, J. de Cocq, Gerard Derksen, Corn. van Dongen, Felix Guillard, Albert van Geelen, Theod. Horvers, Ant. van Hulst, Karel Jansen, Johan Keller, Adriaan de Kock, Petrus Konincks, Adriaan de Kort, Arnold van der Lee, Charles Lemmers, Hendrik van Luijk, Johan de Richter, Petrus Scheefhals, Cornelis Schenkels, Johan van Soon, Johan Spijkers, Martin Vlemmings, Antoon Vriends en Hendrik van Vught. Hier hoort nog bij Antoine Arts, de oprichter en eigenaar van de voormalige Nieuwe Tilburgse Courant, die zelfs luitenant in het zoeavenleger was.

 

"Schaapskooi"

Hoe raar een dubbeltje rollen kan, blijkt uit het feit, dat zoeavenvriendschap aanleiding is geweest tot vestiging van... de Trappisten in "De Schaapskooi" onder Berkel bij Tilburg. Luitenant Arts had in Italië gediend onder een zekere kapitein Wyart, die - na de ontbinding der troepen - nog contact met Tilburg onderhield. Wyart was intussen kloosterling geworden. Toen deze in Frankrijk verbannen werden, klopte hij als abt bij zijn oud-strijdmakker in Tilburg aan om een toevlucht voor zijn monniken te vinden. Mede dank zij de medewerking van pastoor Van der Lee, superior De Beer van de Fraters en last but not least Caspar Houben werd dit eerste onderdak "De Schaapskooi" aan de Koningshoeven.

De oud-zoeavenkapitein Wyart werd later, bij het eerste algemeen kapittel, benoemd tot eerste generaal-abt van de Verenigde Cisterciënsers (Trappisten). In die functie keerde Père Sebastiaan Wyart terug in de nieuwe schitterende abdij. De stille hei van Berkel en Tilburg aldaar aan de Moergestelseweg beleefde toen een historisch moment. De nog levende zoeaven brachten de oud-kapitein een ovatie en niet minder dan zeventig abten in wit habijt omringden hun algemeen overste. Deze hield een ontroerende toespraak tot zijn oud-wapenmakkers, welke rede, zoals de plaatselijke pers van die dagen meldde, van "grote, christelijke visie" getuigde.

Misschien is deze band met de Trappisten ook wel van invloed geweest op de activiteit van de Tilburgse Zoeavenbroederschap. Eerste voorzitter en oprichter hiervan was F.E. Becx. Na aansluiting van "St. Ceacilia" bij deze sociëteit kreeg dit koor in de volksmond spoedig de naam van "Zoeavenkoor". De Broederschap gaf een eigen orgaan uit, onder redactie van Antoine Arts, dat de naam "Kruisvaan" voerde. Het sociëteitsgebouw lag in de Koestraat, bij de oude fabriek van Jan Berghegge, waarvoor mastebomen stonden. In de plaats van Berghegge's verdwenen fabriek, staan thans de voormalige bedrijfsgebouwen van André van Spaendonck en Zonen.

 

"Den Olie"

Het zoeavengebouw droeg op het bovenlicht van zijn hoofdtoegang de tekst: "Fidei et Virtuti, Tilburg". Eigenlijk had men hier te maken met een in het begin van de 19de eeuw gebouwde fabriek zoals de bouwtrant wel aantoonde. Deze werd tot concertzaal ingericht en is later nog eens verbouwd en vergroot. Tengevolge van zijn oorspronkelijke bestemming had het gebouw weinig oog en het was ook niet zo hecht van constructie. Zelfs zouden hier en daar de olievlekken nog te zien geweest zijn. Dientengevolge kreeg de sociëteit de naam van "Den Olie". Sociëteits-enthousiastelingen maakten daarop de toespeling "Den olie drijft altijd boven". Waarmee dan werd aangegeven, dat hoe het ook toeging, de sociëteit altijd op het eerste plan stond.

Behalve over de Liedertafel St. Ceacilia beschikte de Zoeavenbroederschap over andere onderafdelingen, zoals "Liefdewerk oud papier" (opgericht 21 mei 1876) en een schuttersafdeling St. Joris. Later kwamen daar nog bij de Kegelclub Wilhelmina (eerst met een halve bal), de dilettantenvereniging "L'art après" (Kunst na Arbeid), de harmonie Tilburgsche Capelle en "Ars Longa Vita Brevis" (De kunst duurt lang en het leven kort), vermoedelijk een toneelvereniging.

 

Veel plezier

In dit gebouw aan de Koestraat is de Broederschap 35 jaar gevestigd geweest. In "Den Olie", die ook bij speciale gelegenheden voor het publiek werd opengesteld, was het doorgaans een gezellige boel. In haar eerste dagen is de Broederschap gevestigd geweest in café Jan van Berkel, hoek Spoorlaan-Heuvel. Daar het niet per se nodig was oud-zoeaaf te zijn om lid te worden, raakte men hier spoedig te klein behuisd. Een paar jaar later kocht men toen de oude fabriek aan de Koestraat. Oudere Tilburgers getuigden eens en het werd door toenmalige jongeren nagezegd: "Nooit hebben we ergens méér plezier gehad dan in 'Den Olie'." En dit kunt ge dan uitleggen zo ge wilt!... In 1894 was in Nederland ook een Algemene Ned. Zoeavenbond opgericht. Deze werd pas in 1947 opgeheven, nadat op 27 september de laatste Nederlandse zoeaaf, P.M. Verbeek uit Rosmalen, was overleden.

 

Tinus van Houtum

Onder de namen van Tilburgse zoeaven missen wij die van Martinus van Houtum. Wellicht komt dit omdat hij, als Bosschenaar van geboorte, uit Den Bosch vertrokken is, maar de wél opgenoemden zijn, naar wij zeker van één weten, ook niet allemaal in Tilburg geboren. Tinus van Houtum heeft echter heel lang in Tilburg gewoond als zadelmaker. Zijn nakomelingen wonen er thans nog. En nog altijd zitten ze in dezelfde branche. Het zijn de bekende zadelmakers Van Houtum in de Kloosterstraat. Van hen kregen wij enige documenten ter inzage, die ons ook een eeuw terugvoerden naar de zoeaventijd.

 

Documenten

Zo zitten we dan thans te bladeren in een in perkament gebonden zoeavenzakboekje, waarvan de gedrukte en geschreven tekst geheel in het Italiaans is gesteld. Daaruit blijkt, dat Martinus van Houtum, zadelmaker van beroep, op 17 februari 1866 te Rome onder no. 2409 als zoeaaf werd ingeschreven. Hij was 1.63 m. groot, had een ovaal gezicht, een hoog voorhoofd, heldere (blauwe?) ogen, een wat naar boven gekeerde neus, een normale mond, een ronde kin en blonde haren en wenkbrauwen. Hij nam in 1867 deel aan de veldtocht in de provincie Viterbo en zwaaide, wegens beëindiging van de diensttijd, af op de 1ste maart 1868. (De vrijwilligers verbonden zich voor twee jaar doch konden later bijtekenen, wat echter maar weinigen deden.) Het 48 pagina's bevattende boekje vermeldt behalve de uitrustingsstukken de af te leggen eed, in het Frans ingevulde nota's, voorschriften voor gedrag en straffen voor delicten onder welke laatste verscheidene malen de doodstraf wordt genoemd.

Tot de documenten behoort ook een met de hand geschreven Dagboek. Het is in linnen gebonden en draagt in gouddruk in Gotische letters de tekst: "Herinneringen uit mijn Zoeavenleven. M.F. van Houtum". Wellicht zijn soortgelijke individuele boekjes de teruggekeerde zoeaven later ter beschikking gesteld. Daarop wijst ook de regelmaat en netheid van het duidelijke handschrift, waarin de 113 bladzijden door Van Houtum, praktisch zonder enige doorhaling, werden volgeschreven. In zijn voorwoord zegt hij: "Daar ik geen schrijver noch geleerde ben, maar dit boekje enkel geschreven heb om daardoor beter de zaken en gebeurtenissen uit mijn Zouavenleven bij later tijd te kunnen herinneren, zoo verzoek ik den lezer of lezeres mij te verschoonen indien er taal of spelfouten in mijn schrift zijn, ook heb ik niets geschreven dan hetgeen ik zelf gezien en ontmoet heb."

Een flink deel van het Dagboek houdt zich bezig met de reis naar en de bezichtiging van Rome. De schrijver heeft overal zijn ogen goed de kost gegeven en blijkt van deze belevenissen zeer genoten te hebben. Hij geeft een beeld van het zoeavenleven en getuigt daarbij ongezocht van het enthousiasme voor de zaak, waarvoor men streed. De Garibaldisten zijn voor hem "Garibaldisch gespuis", maar de verhalen van zijn krijgsverrichtingen houdt hij sober al waren ze dat niet bepaald.

Hij vertelt de verovering van een klooster bij Bagnorea en daarna de aanval op de stad, waar twee compagnieën zoeaven, 140 man sterk, tegen 600 Garibaldisten streden. Toen het klooster veroverd was, werd het stil in de stad na drie of vier kanonschoten. "Een sergeant van onze compagnie, de baron Saluse, vroeg mij en nog een kameraad, of wij met hem naar de poorten der stad durfden gaan om deze te openen. Wij daalden met hem de berg af, maar de sergeant werd teruggeroepen door de luitenant. Wij vervolgden onze weg en waren dadelijk aan de poort. Niet wetende wat te doen daar wij niet wisten of de vijand binnen de poort nog bezet hield, bleven wij enige ogenblikken in beraad staan. Toen ging opeens de poort voor ons open en kwamen de burgers, onder het geroep: "Leve Pius IX, leve de Zouavi" op ons aangevlogen. En als wij ons niet geweerd hadden, zouden zij ons in triomf de stad ingedragen hebben."

 

Eerste dode

Van Houtum bofte hier dus wel, want zó tam was het bij Bagnorea niet toegegaan. De zoeaven hadden 40 tegenstanders gedood of gekwetst. Zij zelf telden zes gewonden, waarvan één later stierf. Dat was Petrus Heykamp uit Amsterdam, tegelijkertijd de eerste Nederlander, die als zoeaaf in de strijd het leven liet. Bij de verovering van Bagnorea had zich bijzonder onderscheiden luitenant Wyart, de latere generaal-abt van de Trappisten.

Van Houtum vertelt ook hoe men een Garibaldi-vaandel in handen kreeg, waarop stond: "Viva Roma, capitale d'Italia, abbassa il Papa e Re, viva Garibaldi!" (Leve Rome, hoofdstad van Italië, weg met de Paus en de Koning, leve Garibaldi!) "Voortaan namen wij het vaandel altijd mee op mars en lieten de punt en de vlag dan over de grond sleepen ten teeken van verachting", voegt de schrijver er lakoniek aan toe.

Van Houtum was ook bij de gevechten van Montana en Monte Rotondo, allen roemruchte namen doch Monte Libretto noemt hij niet. Wel vertelt hij van zijn ontvangen onderscheiding het Kruis "Fidei et Virtuti" plus een daarbij behorend diploma. Lang geleden hebben wij eens een zoeavenonderscheiding in handen gehad. Een medaille van "Bene Merenti", afkomstig van de Tilburgse zoeaaf A. de Kort. Het merkwaardige daaraan was dat deze onderscheiding bestond uit geperst karton, dat daarna verzilverd was. Dit ongetwijfeld curieus souvenir is later verloren geraakt.

 

Brieven

Bij de documenten van Van Houtum bevindt zich een Nederlands boekje van 1868 over de zoeavenveldtocht van 1867 en verder bladerden wij in een dertiental keurig geschreven brieven aan zijn ouders, die hij nauwkeurig van zijn belevenissen op de hoogte houdt. Hij maakt daarin o.a. melding van de hulpverlening bij de cholera-epidemie in Rome en Albana, waar de zoeaven zich voor een vreedzaam doel inzetten toen anderen de benen namen.

16 november 1867 vertelt hij sinds 19 september geen bed meer gezien te hebben. Het was altijd slapen op stro of onder de blote hemel. Over de strijd bij Monte Rotondo luidt het: "Het vuur was vreselijk. Ik beschouw het als een wonder van God, dat ik aan de dood ben ontkomen daar de kogels als vlokken sneeuw om de oren vlogen." Typerend is de ondertekening van de brieven. Die luidt steeds: "Uw Gehoorzame Zoon", een enkele keer zelfs: "Uw Gehoorzame, Onderdanige Zoon"...

 

Een geweer...

We hebben ook een wat vrolijker verhaaltje dan krijgsverrichtingen ontdekt. Vele tientallen jaren geleden verscheen in de Nieuwe Tilburgse Courant een bericht over een zekere heer Leconte te Brussel, die zich erg gelukkig toonde, omdat hij een origineel zoeavengeweer op de kop had getikt. Hij vond dit in het Vaticaan na vergeefse speurtochten, die hem zelfs naar Abessynië hadden gevoerd.

De redactie van de krant vertelde naar aanleiding hiervan, dat hij niet zo ver had behoeven te zoeken, want dat men in Tilburg ook zo'n geweer rijk was. Misschien wel het enige in particulier bezit. De oppasser van Luitenant Arts had het in 1870 mee naar Nederland gebracht. Dat zat zó in elkaar. De zoeaven hadden al hun geweren destijds moeten inleveren. Op zekere avond vervoegde de oppasser zich bij luitenant Arts en bood hem een Remington aan met de woorden: "Die heb ik voor u bewaard, luit." De luitenant schrok wel een beetje, want hij had namelijk zelf toezicht moeten houden op de inlevering van de geweren van zijn compagnie. "Hoe heb je dat in godsnaam kunnen verbergen?" "Heel eenvoudig, luit. Ik heb het uit elkaar genomen en in mijn broek gestoken." Zo'n zoeavenbroek was immers wijd en kon heel wat verbergen.

De luitenant aanvaardde het cadeau van zijn oppasser, de Zwitser Dado, heel graag zonder zich in juridische kwesties hierover te verdiepen. De Remington was mee gezworven over Livorno, waar de zoeaven gevangen werden gehouden tot de inname van Rome. Het zag Bozen (Bolzano), waar katholieke dames de oud-strijders een hartelijke ontvangst bereidden, reisde over Aken en belandde tenslotte door Dado in Nederland. Vele jaren heeft de heer Robbers te Arnhem het geweer in bruikleen gehad. Hij was er trots op alsof het zijn eigendom gold, vooral nadat hij er een rover mee gegrepen had. Na zijn dood keerde het naar Tilburg terug. Jarenlang hing het daar op het wapenrek aan het eind van de lange gang naar de redactie van de krant. Na mei 1928 was het daar echter niet meer aanwezig.

 

Conclusie

In het verleden is wel de vraag gesteld, of de zoeaven gestreden hebben voor een zaak, die niet waard was er het leven aan op te offeren. Van Overveld beantwoordt die vraag ontkennend. Hij zegt: "Natuurlijk, in de directe zin des woords was het een strijd voor een verloren zaak. De Italiaanse eenheid kon niet door één provincie worden tegengehouden. Maar indirect is de zoeavenstrijd een glansrijke overwinning voor de paus van Rome en zijn Kerk geworden." Ter motivering van zijn standpunt voert hij een zevental pluspunten aan, waarvoor wij geïnteresseerden naar zijn lezenswaardig boekje "De geschiedenis der pauselijke zoeaven", Uitgeverij N.V. J. van Mierlo-Proost en Co., Turnhout (België) verwijzen.

 

PIERRE VAN BEEK

Tilburgse kinderen, verkleed als zouaaf, bij gelegenheid van de Kindsheidoptocht (1924). Foto uit 'Katholiek Tilburg in Beeld' (Ronald Peeters & Ed Schilders); collectie Regionaal Archief Tilburg.