Tilburg bezit nog een venter met krabben en kreukels
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 3 april 1971
Kent ge
hem? Wel eens ooit gezien? We hebben het hier over "de
kleine Wuust", alias de laatste der Mohicanen op zijn
gebied. Een eenvoudige man, die nooit in de krant komt,
zoals dat vaak het lot is van doodgewone mensen. Vandaag
laten we hem er eens even uitspringen. Hij dankt dat
niet aan een of ander jubileum, maar alleen aan het
simpele feit, dat hij momenteel de enige in Tilburg is,
die langs de deur vent met... krabben en kreukels, welke
laatste dingen hier de mensen voor "kneukels"
uitschelden. In de burgerlijke stand kunt ge hem als
Leonardus van Loon terugvinden, oud 62 jaar, gehuwd,
twee volwassen dochters en wonende Van Hessen
Kasselstraat 36. Al negenendertig jaar lang! En reeds 42
jaar trekt hij er met zijn negotie in Tilburg op uit.
Als Van
Loon's bijnaam "de kleine Wuust" luidt, zoals hij ons
zelf vertelde, denkt ieder intelligent mens natuurlijk
dat er ook wel een grotere "Wuust" geweest zal zijn.
Goed geredeneerd. Die "Wuust" van het Groeseind, die
vele Tilburgers uit de volksklasse nog gekend hebben,
was bij leven Leonardus van Loon zijn oom. Ook deze
ventte met dezelfde consumptie-artikelen, welke
hoofdzakelijk aftrek vonden bij de kleine man. 't Vak is
dus een beetje in de familie gebleven. Of echter onze
Van Loon nog een opvolger zal krijgen?
Zijn
enige concurrenten zijn momenteel de winkels en de
markt. De laatste venter in zijn branche heeft de dood
nog niet zo lang geleden uitgeschakeld. Dat was Fons van
der Wouw, in de Groenstraat, niet ver van de Van Hessen
Kasselstraat verwijderd. "De kleine Wuust" meent thans
het rijk alleen te hebben. "Ik kom tenminste nooit
iemand mee de korf op mijn route tegen", zegt hij boven
de stem van de kleurentelevisie uit, die - terwille van
de krant - ten slotte een beetje zachter wordt gezet en
dan zijn program onverstoord verder draait.
Bijverdienste
Een leek
vraagt zich af of er een boterham in die krabben en
kreukels zit. "Als ik het daarvan moest hebben, zou het
niet vet zijn", zegt hij. Dat venten wordt dan ook
alleen als bijverdienste in vrije uren bedreven. Door de
dag werkt Van Loon op de fabriek als schrobbelaar.
Negenendertig jaar bij Thomas de Beer gewerkt,
tegenwoordig bij Pessers van Zuilen.
In de
avonduren en op zaterdagmiddag trekt hij er dan op uit
met de grote, gevulde slagerskorf op de fiets. In
vroegere dagen had hij daarbij een wit jasje en zijn
zondagse broek aan maar dat heeft hij afgeschaft. "Zo'n
jaske is toch sebiet vuil en oew broek wordt kapot
gevreten van de pekel. Die druipt door de mand heen. Je
fiets zit van dieë pekel ook zo onder de roest." Waaruit
dan weer eens blijkt, dat vertrouwelijke omgang met
krabben en kreukels ook zijn bijzondere perikelen kent!
Op maandag- en dinsdagavond laat hij echter verstek
gaan. "Ik zit zo wel genoeg in de straat!" Van Loon
bestrijkt de hele stad. Zoveel straten als hij maar
halen kan. Tijd tot veel praatjes heeft hij derhalve
niet. Dat verraadt ook de opvallende haast, waarmede hij
zijn werk verricht.
Ventroep
Traditiegetrouw kondigt hij zijn komst aan met de wel
bijna historisch geworden ventroep van: "Krabben!!!..."
of "Kneukels!!!..." en soms wel eens beide te zamen. Dat
kan echter alleen in de zomer. Kreukels zijn er het hele
jaar door te leveren "als het tenminste niet te lang en
te hard vriest". De krabben beginnen evenwel pas zo rond
juni te verschijnen. Land van oorsprong is Zeeland, met
name het oesterparadijs van Ierseke.
Van Loon
bezit een ventvergunning voor "schelpdieren", zoals die
officieel vermeldt. Als hij wilde, zou hij dus ook
oesters en mosselen mogen verkopen en nog wel kreeften
er bij, dachten we zo. Maar daar denkt hij niet aan. Die
mosselen zijn een "te grote kwak" voor een korf,
afgezien van andere rompslomp en de rest van dat
schelpgedierte vormt geen spek voor Van Loon's
klantenbek. Hij houdt het daarom op de krabben en
kreukels!
Slagvaardig
Het is
verrassend te horen, dat de Tilburgse schoolgaande jeugd
van vandaag de grapjasserij van vorige geslachten heeft
overgenomen. Zo loopt "de kleine Wuust" altijd nog het
risico, dat zijn ventroep "Krabben!!!..." door het jonge
volkje beantwoord wordt met: "Het jukt (jeukt) niet!"
Gaat het om "Kneukels!!!..." dan kan de reactie daarop
soms zijn: "We hebben zélf een geit!" Wél even een
doordenkertje, niet? Om de humor daarvan te snappen,
moet ge een beetje "nourit dans le serail" zijn, zoals
we dat van de Fransman geleerd hebben. Het betekent vrij
vertaald: In eigen omgeving van wanten weten.
Niet
zo leuk
Met die
krabben en/of kreukels moet thuis nog iets gebeuren
voordat ze mee de straat op kunnen. Ze dienen eerst
gekookt te worden. "Dat doet ons Truus" en daarmee is
dan mevrouw Van Loon geëerd, die op dit moment echter
meer aandacht voor de televisie dan voor krabben of
kreukels heeft.
"Ja,
peper en zout gaat er ook bij." Dat gekook in een grote
wasketel vinden de levend daarin gearriveerde krabben
niet zo leuk. Het handboek "Hoe slacht ik krabben?" werd
nog steeds niet geschreven en dat lijkt ons een
nalatigheid. "Die krabben zijn nog maar smeerlappen!"
zegt Van Loon zonder een woord Latijn er bij. "Ze pakken
je met hun scharen in je vingers als ge niet oppast. Dat
voel je wel. Ze proberen ook nog uit de ketel te kruipen
als je er het deksel niet op houdt."
Lekkernij
Het is
wel heel lang geleden, dat we krabben of kreukels
consumeerden. Voor wat de eerste betreft hebben we het
trouwens nooit verder dan tot de pootjes gebracht en
daarom ben je gauw uitgegeten. De echte liefhebbers
slurpen, net als de oestereter, de hele schelp leeg
zonder zelfs met de ogen te knipperen. We vernemen ook,
dat de edele kunst van het kreukeltjes eten nog net als
in de dagen van olim beoefend wordt met een naald als
enig bestek-onderdeel. Het kreukeltje mag dan in de
boeken van de geleerden wat deftiger onder de naam
"alikruik" paraderen, per saldo is het toch niets anders
dan een kogel- of eirond strandslakje. Zijn huisje dekt
het af met een schildje. Daar prik je de naald in en dan
werk je het hele gevalletje van ca. 2 centimeter grootte
naar binnen. Er zijn mensen, die aan dit soort beestjes
griezelige associaties verbinden en "mij niet gezien"
zeggen. Ze weten er niets van: Wat een boer niet kent,
eet hij niet! Daartegenover staat de categorie van hen
voor wie de kreukels als een pikante lekkernij gelden.
Ge vindt die liefhebbers in Nederland, België en in
Frankrijk, het slakkenetersland bij uitstek... Ieder
zijn meug!
Als ge
nu vandaag in uw straatje "Kneukels!!!..." hoort roepen,
weet ge wie er aankomt: "de kleine Wuust".
PIERRE
VAN BEEK