CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Tilburgs oude lindeboom verspeelde zijn karakter

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 13 mei 1964

 

Illustratie: uit De Lindeboom van Tilburg, Lambert de Wijs (1937)

Tekening van Kees Koster voor het omslag van Terugblik op Tilburg door Pierre van Beek

Er is een tijd geweest - het was vóór de oorlog - dat een lid van de Tilburgse gemeenteraad het zich tot taak gesteld had van tijd tot tijd pleidooien tot conservering van Tilburgs verleden te houden, waarbij hij zich dan ook op de bres stelde voor het behoud van bomen in het stadsbeeld. Zeker voor wat het laatste betreft, is zijn stem die van een roepende in de woestijn gebleken. Het kon ook moeilijk anders, want een dynamische stad, die zich ontworstelt aan haar dorpse allure, wordt geconfronteerd met de noodzaak tot het afwegen van tegenstrijdige belangen, waarbij het zwaarst moet wegen wat uiteindelijk het zwaarst is. De strijder voor het verleden trekt daarbij altijd aan het kortste eind, want dynamiek gedoogt geen terugzien naar het onherroepelijke verleden, maar kijkt alleen naar de toekomst. Zo is het altijd wel geweest en vooral na de oorlog in toenemende mate het geval geworden. Piëteit is een begrip, waarvan - naar het schijnt - de mens van vandaag niet al te veel last heeft. Er wordt vooral hardheid gevraagd als hoogste wijsheid en liefst moet deze dan nog zo "shocking" mogelijk zijn.

Bij zulk een mentaliteit is voor subtiele gevoelens geen plaats en dus wekt het geen verwondering als een pleiter voor "bloemetjes en bomen" wordt aangezien voor een "halve-zachte", die men - in het gunstigste geval - met een meewarig schouderophalen zijn privé-gevoelens moet laten. Met dit alles voor ogen wagen wij het er desondanks toch maar eens op stil te staan bij onze Tilburgse lindeboom...

 

Ouderdom waarschijnlijk 750 à 800 jaar

Nu ons aloude Heuvelplein, dat - naar Weense allure - voortaan de naam van Heuvelring voert, door zijn grote betegeling van gevel-tot-gevel het aanzien van een Italiaanse "piazza" gekregen heeft, blijkt de aloude lindeboom er -zoals de volksmond dat zegt - maar "bekaaid" afgekomen. Menig oude Tilburger zal zich in zijn graf omdraaien als hij te weten komt wat er met zijn boom gebeurd is. Toegegeven dat hoge belangen hiertoe geleid hebben - we zouden ook geen betere oplossing geweten hebben - maar dit belet ons toch niet de gang van zaken te betreuren. Feit is, dat onze lindeboom totaal zijn oude karakter verloren heeft. Hij kenmerkte zich juist door zijn horizontaal breed-uitstaande takken, die hem des zomers tot een weelderige koepel maakten, die zich beschuttend en beschermend uitstrekte, als een kloek over haar kuikens, over hen, die hier verpozing zochten.

Al die breed-uitgaande takken, die door houten balken en ijzeren palen gesteund werden, zijn verdwenen. Men heeft ze eenvoudig afgezaagd om niets meer over te houden dan de stam met vier loodrecht omhoog gaande takken. Van de gezellige raagbol van weleer is onze linde geworden tot een plumeau-met-handvat, waardoor hij niet meer als weleer zijn effect in de breedte maar in de hoogte zoekt. De wandelaar, die op de nieuwe banken even rusten wil, zal voorlopig onder de bladerkruin ook wel geen beschutting meer tegen de regen vinden. De verdwijning van het ijzeren hek om de stam daarentegen kan als een winstpunt genoteerd worden, daar de fraaiheid van die stam nu beter dan ooit tot haar recht komt. Er heeft dus een aanslag op de lindeboom plaats gehad. En de vraag rijst nu: blijft het daarbij? De boom is kennelijk een sta-in-de-weg geweest bij het ontwerpen van de plannen zoals zoveel wat oud werd een sta-in-de-weg is. Ge ziet dat in het leven van bomen en in het leven van mensen.

Het is overigens niet de eerste keer geweest, dat de lindeboom van Tilburg aan een gevaar ontsnapte. In het jaar 1901 werd door een commissie van de gemeentebegroting voorgesteld die boom, die altijd speciaal gemeentebezit geweest is, te rooien. Het regende protesten van ingezetenen tegen dit denkbeeld. Het was die rapporteur van de commissie zelf, het raadslid de heer Van Waesberghe, die een gloedvolle rede hield, waarin hij wees op de "eeuwenlange traditie" en het een "vandalenstreek" noemde als men tot "het rooien van de oudste Tilburger" zou overgaan. Hij had succes en het plan werd met grote meerderheid verworpen. Met voldoening noteert de kronikeur: "Een voornaam stuk stadsschoon was daarmee behouden en de stad was gevrijwaard voor een blaam, die zij nooit vergroeid zou zijn geworden.

 

Een plantsoen?

Een andere, zij het dan minder directe aanslag, herinneren wij ons uit de tijd, dat mr. dr. Vonk de Both burgemeester van Tilburg was. Ook toen is in de raad een plan tot wijziging van het Heuvelplein ter tafel gekomen. Het beoogde van de Heuvel een plantsoen te maken. Hierbij was echter een rijweg geprojecteerd van tegenover de kerk naar de Tuinstraat, rakelings langs de lindeboom. Dat betekende dus eigenlijk de weg die thans inderdaad tot stand gekomen is. Dit plan werd als nogal revolutionair ontvangen. De neringdoenden aan de Heuvel waren er allesbehalve mee ingenomen. Natuurvrienden zagen de lindeboom bedreigd door het verkeer. De oppositie was van dien aard, dat het plan geen doorgang vond. Tilburg was er kennelijk nog niet rijp voor.

 

Bevrijding

Vrienden van de lindeboom hebben zich tijdens de jongste oorlog vaak afgevraagd: hoe zal onze boom uit de strijd komen. Welnu, hij doorstond de oorlog onbeschadigd, maar de bevrijding werd hem te erg. We stonden er zelf bij, toen een hoge vrachtauto van de Canadezen op het plein achteruitreed tegen een van de breed-uitstaande takken aan de zuidwestkant aan, met als gevolg dat deze enorme tak finaal afbrak: de boom was daardoor onherstelbaar geschonden. De Canadezen draaiden hun hand niet om voor de door hen aangerichte schade. Ze konden ook niet weten, dat ze de "oudste Tilburger" mishandeld hadden. In Canada pleegt men trouwens niet op een boompje meer of minder te kijken! De gehele geschiedenis door is de lindeboom voor het Tilburgse gemeentebestuur een voorwerp van zorg geweest, waardoor ongetwijfeld gehandeld werd in de geest van de ingezetenen.

De heer Lambert G. de Wijs zaliger gedachtenis, destijds secretaris van Tilburg Vooruit en lid van de gemeenteraad - hij was het raadslid, waarop wij in de aanvang van dit artikel doelden - heeft op 18 juli 1937 een klein boekje het licht doen zien, waarin hij - snuffelaar in oude archieven als hij was - tal van wetenswaardige dingen over onze lindeboom vertelt. Het is aan dit boekje dat wij verschillende van de hier gebruikte gegevens ontlenen. Daaruit blijkt dan dat het gemeentearchief leert, dat reeds in 1711 de gemeente aan "Jacob van Rijswijck betaalt de somme van eenen gulden ende veertien stuyvers over ende inne voldoeninghe van gedaanen arbeit in 't snoeijen van den Gemeenen Lindeboom op den Heuvel". De schrijven citeert een hele serie rekeningen vanaf 1711 tot 1873. Deze handelen niet alleen over het snoeien van de boom maar ook over het scheren. Dit laatste gebeurde soms wel twee maal per jaar.

 

Wanstaltige vorm

Dat snoeien geschiedde niet enkel om verwildering te voorkomen, maar had jarenlang tot doel de boom in een gekunstelde, zeer onnatuurlijke vorm te houden. Op een oude litho heeft de boom de vorm van het brede einde van een omgekeerde trompet, zó wanstaltig, dat men zich afvraagt hoe men daartoe heeft kunnen komen. Terecht sprak nog in het jaar 1850 een reizigster, die met veel interesse Tilburg bezocht, Elise van Calcar, van een "lindeboom van wonderbaar fatsoen". Maar rond 1830 leefden we in de Biedermeiertijd, die - overgewaaid van Duitsland - ook in Nederland zijn invloed deed gelden. Het was de tijd van de theehuisjes en de knusse en precieze theedrinkende burgers, die Hildebrandt ons in zijn Camera Obscura tekent. Wellicht dat de boom hieraan zijn triest lot had te wijten.

Pas in 1873 werd het snoeien gestaakt, waardoor de boom kans kreeg zich uit zijn keurslijf te bevrijden. In 1890, dus zeventien jaar later, begon hij al aardig in zijn natuurlijke pak te groeien en in 1900 was de parapluievorm verdwenen om plaats te maken voor die van een piramide. Na dit stadium kon de boom zich eerst ontwikkelen tot de brede koepel zoals wij hem tot voor kort gekend hebben.

 

Oude getuigenissen

Van oudsher heeft onze lindeboom de aandacht van de vreemdeling getrokken. Toen de wereldreiziger, de Franse graaf de Monconys in 1662 in het befaamde hotel van Hegeman "De Gouden Zwaan" op de Heuvel logeerde, stond ook hij, vol bewondering, voor de linde. Als merkwaardigheid vertelt hij ervan dat de kruin een omtrek heeft van 62 passen en dat de boom door 28 pilaren ondersteund wordt. Als A.J.A.C. van Delft, directeur van de Arbeidsbeurs te Tilburg en lid van Tilburg Vooruit, in 1927 over de boom schrijft, spreekt hij van 32 ijzeren kolommen met daarop een houten rasterwerk, dat de kruin van ca. 30 meter doorsnee steunt. Als hoogte wordt 20 meter aangegeven.

In een oud, met mooie gravures verlucht boekje van het jaar 1841, "Aurora", komt een verhaal voor door mr. J. Nepveu geschreven en getiteld "Tobias Morello (1669-1674)", waarin de lindeboom in het jaar 1669 ter sprake komt. De schrijver noemt de boom een grote merkwaardigheid voor vreemdelingen. Volgens hem zeggen de Tilburgers: "Zo gij onze stad verlaat en onze paraplui (gelijk zij die klassieke kruinvorm heten) niet gezien hebt, dan waart gij als in Rome zonder den Paus aanschouwd te hebben".

 

Noodzakelijk kwaad

Naar aanleiding van haar bezoek aan Tilburg in 1850 wijdt Elise van Calcar een nogal uitvoerige, lyrische ontboezeming aan onze linde. Haar gedachten gaan daarbij terug naar de tijd, dat het marktveld raadhuis en gerechtshof was, "toen het ruisend loverdak de volksvergadering overvloeide". Zij constateert dat het snoeimes "zich heeft verlustigd en triomf gevierd in de stoute oefening der natuur mismakende konste, die de wiegelende, veerkrachtige takken met het los en luchtig lover, dat al schommelend en zwevend stoeit en speelt, spreekt en zingt, tot een bewegenloos tentzeil, tot een stijve piramide heeft gefatsoeneerd". Elders spreekt zij van "een ontzaglijk grote Chinese parasol". De vorm bevalt haar helemaal niet, maar zij troost zich met de gedachte, dat het instandhouden van deze gekunstelde vorm een noodzakelijk kwaad is. "Wat eens vergroeide, is niet meer om te buigen en het lelijke wordt ten laatste mooi door merkwaardigheid". Dat zij zich hier op een paar punten vergiste, heeft de latere tijd bewezen. Zij zegt ook nog dat de boom "naar veler mening duizend jaren telt".

 

Hoe oud?

En daarmee zijn we dan meteen aan het probleem van de ouderdom. Onze reeds genoemde stadgenoot Lambert G. de Wijs heeft zich hiermede ernstig bezig gehouden. Op grond van verschillende overwegingen en feiten meent hij niet te ver te gaan met de ouderdom op 750 jaar te stellen. In het uiterste geval zou hij tot 800 jaar willen gaan. Precies zullen we het pas weten als de boom wordt omgezaagd, maar dat hopen we niet meer te beleven.

 

Onze linde bezit een maar aan weinigen bekende merkwaardigheid. Aan de oostzijde van de stam - dus tegenover de Heuvelse pastorie - kan men in die stam, direct onder de recht naar de hemel klimmende hoofdtak, links en rechts begrensd door zijtakken een merkwaardige vergroeiing aantreffen. Er is niet heel veel fantasie voor nodig om hierin een madonna te zien met kind. Het meeste verbeelding wordt gevraagd voor het kind, doch de madonna is vrij duidelijk. Ze richt het hoofd schuin naar beneden, komt met de rechterschouder naar voren en heeft de arm met brede uithangende mouw gebogen op de manier, waarop men een kind draagt. Indien men de contouren van deze vergroeiing eenmaal in zich opgenomen heeft, komt het oog er niet meer van los. De eerste ontdekking blijkt sommigen echter wel enige moeite op te leveren.

 

Legende van de Madonna

Het zou wel wonderlijk zijn als de volksziel hier omheen geen legende geweven had. Ze bestaat, maar het is een nogal drakerig geval, dat zeker nu weinig aangrijpt en daarin ligt dan vermoedelijk wel de oorzaak, dat de legende zo weinig vat op onze mensen heeft gehad, dat thans bijna niemand ze kent. Lambert de Wijs heeft ze eens opgetekend uit de mond van een oude Tilburger, die het ook weer van horen zeggen had.

Volgens genoemde schrijver herinnert de vergroeiing aan het beeld van de kapel in 't Zand te Roermond en hebben we hier te maken met O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand. De legende speelt in 1583, de tijd dat de beruchte strijder Maarten van Rossum onze streken plunderde en brandschatte. Op de plaats van het huidige hotel "De l'Industrie" op de Heuvel stond toen een deftig huis, dat bewoond werd door een weduwe met twee zonen Herman en Antoni. De eerste was de goede en de tweede de kwade zoon. Antoni verdween op zekere dag en men meende dat hij - onder invloed van slechte vrienden - met de benden van Maarten van Rossum was meegetrokken. Hij werd achtereenvolgens te Breda, Antwerpen en Leuven gesignaleerd. Nadien vernam men niets meer van hem en men nam aan dat hij gesneuveld was of gestorven aan de pest, die ook Maarten van Rossum naar het graf had gesleept.

Vrome mensen waren begaan met het lot van de weduwe. Een beeldje van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand werd tegen de lindeboom geplaatst en menige voorbijganger stortte bij het passeren een gebed uit medeleven met de arme moeder. Door de smart begonnen zowel de moeder als de brave zoon Herman aan verstandsverbijstering te lijden. "Op een heldere juninacht toen de maan op de lindeboom scheen" verlieten een ijlende moeder en zoon hun huis om bij de linde te bidden, zoals zij zo vaak gedaan hadden. In de loop der jaren was het beeld verwoest en de resten had men verwijderd. In hun ijlkoortsen zagen zij echter plotseling tussen de twee forse takken Maria de Troosteres der Bedrukten. Met hen knielde echter - zonder herkend te worden - een derde, een tengere man, die Antoni was. Hij bezwoer hen hem toch te herkennen, doch dit werd met een schril lachen beantwoord. Toen viel de moeder in zwijm. Een nachtwaker vond het drietal later bij de boom. Antoni verpleegde moeder en broer, hun verstand keerde weer en daarmee ook de vreugde en het geluk. Op een augustusdag wandelde het drietal naar de lindeboom. Op de plek waar zij destijds Maria gezien hadden, bleek nu haar beeltenis te zijn achtergebleven. "Zij het iets vergroeid", zegt de verteller er wijselijk bij. Het verhaal zegt verder, dat Antoni helemaal niet met Maarten van Rossum was meegeweest. Vrienden hadden hem van zijn plannen afgehouden. Al zwervende was hij in Spanje terecht gekomen en was daar onder andere opzichter geweest bij de bouw van een klooster, waar Karel V zijn laatste levensdagen sleet... Dat is dan in het kort de legende van de Madonna van de Tilburgse lindeboom.

 

Oppassen:

En nu tot slot: onze roemruchte lindeboom is in een benarde positie gekomen en we zijn niet helemaal gerust op zijn toekomst. Een tegenover de pastorie staande kleinere lindeboom is destijds ten onder gegaan aan de dampen van de stadsautodienst, die eronder stopte. Men zal de noordoostzijde van onze grote linde, waar het verkeer onder door gaat, in de gaten dienen te houden.

De afgezaagde stompen van de eens machtige takken wateren in, zoals dat reeds bij vroegere takken het geval is geweest. Dat betekent verrotting tot in de stam. Voorheen werden dergelijke wondeplekken met cement dichtgesmeerd en zelfs van verbanden voorzien. We willen er op aandringen, dat er ook thans de nodige maatregelen ter bescherming worden genomen. De nieuwe situatie op de Heuvel mag geen begin van het einde betekenen. Daarom zeggen wij tot de vroedschap: "Caveant consules!", raadslieden, weest op uw hoede!

 

PIERRE VAN BEEK