"Ik
heb ooit 124 korven met bijen weggegeven toen ik er mee wilde
uitscheiden." Met zijn negentien jaar is hij met zijn
twee eerste korven begonnen. En dat gebeurde op "Roovert",
bij zijn zuster, die in de tweede boerderij over het bruggeske
bij de Roovertse kapel "op 't Hollands" woonde.
Onze
korvenman is zelfs op Roovert geboren. Aan de oevers van de
Ley, daar waar vroeger een boerderij stond en waar Krayenbrink
nog ooit een staminee heeft gehouden. Nu staan er twee wat
meer riante woningen. Het heeft dus maar enkele meters
gescheeld, of Van Beurden had het levenslicht in Nederland
aanschouwd. Drie jaar verbleef hij bij zijn zuster, waar -
zoals gezegd - de toekomstige "bieboer" in hem
ontwaakte.
Gewoon
afgekeken
Dat
alles vertelt Koob, terwijl hij onverstoord en kalmpjes het
stro tot banden vlecht, die hij weer met dunne bandjes van
bamboeriet aan elkaar bevestigt, nadat hij zo'n bamboebandje
met zijn met speeksel bevochtigde duim en wijsvinger wat beter
glijdbaar heeft gemaakt. Centimeter na centimeter draait de
korf tussen zijn knieën en het werk vordert zienderogen.
"Hoe
lang werk je nu op zo'n korf?" "Nou zou ik het nie
meer zo vlug kunnen, maar vroeger... als ik 's avonds om zes
uur een korf opzette, was hij om elf uur klaar. Nog voor ik
naar bed ging, konden de bieën er in." "Hoe zwaar
weegt een korf eigenlijk?" "Zo door elkaar tien
pond. Met de stekken voor de raten erbij rekenen we gemeenlijk
op twaalf pond."
"Hoe
hebt ge dat werk geleerd?" Koob maakt er niet veel ophef
over en bagatelliseert het als de doodgewoonste zaak van de
wereld. Ge blijkt er niet voor naar een school of een baas te
hoeven. "Ik heb het gewoon bij een bieboer afgekeken. Zo
moeilijk is het nie. Het was bij Teris van Zebese."
"Hoe schrijf je die naam?" "Dat weet ik niet.
Zo noemden ze hem. Hij woonde hier in Poppel op het
Hoogeind." Dus schrijven ook wij de naam maar, zoals we
hem hoorden uitspreken in de hoop dat het in Poppel geen
lachertje wordt... "'t Is eigenlijk niks in z'n eige. As
ge het 'nen keer gezien hebt en ge zijt van aanpakken, dan
kunde het zo", onderstreept Koob.
Wat
er bij te pas komt, is hier in de werkplaats gemakkelijk te
overzien: wat schoofjes stro, waarvan er een hele stapel in
een hoek ligt, een busseltje bamboebandjes en een naaipriem.
Die priem vormt eigenlijk het hele gereedschap en die bestaat
uit niets anders dan een scherp aangepunt stukje eikenhout.
Het wordt gebruikt om een gat te prikken in de voorafgaande
stroband, waardoor het dunne rietbandje wordt gestoken en
daarna strak aangetrokken.
Voor
mij geen ring
Er
zijn korvenmakers, die met een ring om de stroband werkten om
de band bij elkaar te houden. Zij moesten die dan telkens
verder schuiven. Koob heeft zich daarmee echter nooit
beziggehouden. Dat lag hem niet. "Het schoot niet zo goed
op en daarom naai ik altijd met de hand. Ik ga niet liggen
frutten." We leren verder, dat uit één "schobbeke"
stro "hendig" een korf komt en dat vroeger als
verbindingsband griend, 'n taaie houtsoort die aan het water
groeit, werd gebruikt. Het geschaafde bamboe, waarvan onze
korvennaaier zich thans bedient, is eigenlijk bestemd voor het
vlechten van stoelen en het onderscheidt zich van dat voor
korven doordat het wat smaller is. Dat smalle riet kost 300
frank de kilo. "We krijgen dat spul van Herentals.
Vroeger kostte het bijna niets, maar nu is het duur."
Simpel:
begin
Het
spreekwoord dat alle begin moeilijk is, geldt niet voor het
opzetten van een bijenkorf. Je neemt gewoon een bundeltje
stro, knijpt het vast in elkaar tot de dikte van een flinke
manneduim, draait aan het uiteinde een bandje er een paar maal
om en tussendoor, buigt het beginpunt om in een hoek van
negentig graden en begint er dan maar het bandje omheen te
slingeren. Alleen opletten, dat de stroband overal even dik
blijft. Loopt hij naar zijn einde, waar hij dunner pleegt te
worden omdat de halmen niet alle even lang zijn, dan tijdig
een nieuwe bundel met omwikkeld eind in de vorige steken. Zo
blijft ge maar aan de gang.
"Dat
voel ik subiet in mijn handen of het strooi te dun
wordt." Er komt echter toch wel wat méér bij kijken.
Niet alleen moeten de banden goed aan elkaar worden bevestigd,
maar men behoort ook de vorm in de gaten te houden. Die vorm
dient schoon en gaaf te zijn. Als hij scheef te voorschijn
komt, is het natuurlijk geen vakmanschap. "Ach, ge leert
dat allemaal vanzelf door het veul doen. Ik heb in mijn leven
al wat korven gemaakt. Ik zou er nog genoeg kunnen leveren
voor Herentals. Die gaan dan naar Engeland, maar ik begin daar
niet meer aan."
Niet
kunnen laten
"Ik
ben al eens van plan geweest met de bieën op te houden. Een
vijftien jaar geleden heb ik zo'n veertig korven, die maar
één keer gebruikt waren, verbrand. Daar heb ik altijd spijt
van gehad, want ik heb van de bieën toch geen afscheid kunnen
nemen. Als ge dat oew hele leven gedaan hebt, kunt ge het nie
meer laten."
Alle
kinderen van Koob hebben korven van hem gehad. En er waren
nogal wat kinderen. Vijftien in totaal, waarvan twee
overleden. De anderen allemaal getrouwd. Zeven jongens en zes
meisjes. Van Beurden zelf is nu zes jaar weduwnaar. Zijn vrouw
was ook al 70 toen ze stierf.
Schemerlamp
Met
het gesprek over de kroost zijn we bij een geheel nieuw
chapiter beland. Om heel eerlijk te zijn, dat wat Koob op onze
foto tussen zijn knieën houdt geklemd, is helemaal geen
bijenkorf. Behalve korven maakt hij de laatste tijd heel
andere dingen. Dat hadden we trouwens al bij aankomst gemerkt,
want de dochter stalde direct een collectie voorwerpen voor
ons uit, die eveneens onder de nijvere handen van haar vader
waren ontstaan.
"Ja,
nu maak ik allerhande dingen. Dat is eigenlijk de schuld van
mijn dochter. Ze vroeg 'nen keer of ik nie een mandje kon
maken voor een fles. Zo'n klein prutskorfje. Dat heb ik
gedaan. Het ging prima. Toen kwam van het een het ander en was
het hek van de dam." Wat er over die dam gekomen is,
krijgen we te zien: een zaaikorf met hengsel zoals die door de
boeren niet zoveel meer gebruikt wordt, een fruitmandje, een
miniatuurbijenkorf, een sokkenmand met deksel en zowaar een
wieg, waarin ge wel over de Ley, die in Poppel nog Aa heet,
naar Holland kunt varen, want de poten staan er nog niet
onder. Al dat naai- en vlechtwerk is namelijk waterdicht. De
opdrachten worden steeds raarder. In Poppel staat in een goei
kantoor een schemerlamp met een geheel op bijenkorfmanier
gevlochten kap. "'t Is een heel ding geworden. Ga maar
eens kijken. Ge zult ze wel mogen zien." Dat hebben we
prompt geprobeerd, maar er was niemand thuis.
En,
laten we het nu maar verklappen, het werkstuk dat Koob thans
onderhanden heeft, is een onderdeel van de voet van een
schemerlamp zoals de wereld er misschien nog wel nooit een
gezien heeft. Aan de gesloten kant moet er een breed voetstuk
onder komen. Op de op de foto zichtbare opening komt een
dikbuikige reuzenfles - zo een waarin chemische bedrijven
zuren plegen te vervoeren. Deze fles wordt tot ongeveer de
helft, met de hals omhoog ingebouwd. Op die hals komt dan de
gloeilamp en de hemel mag weten wat er allemaal nog meer
aankomt. Ongetwijfeld zal het een fantastisch gezicht zijn, al
dat stro en het in de fles stralende licht. Tussen het
gebabbel door heeft Koob zijn tijd niet verdaan. De
schemerlamp in wording is al weer zienderogen een stuk
gegroeid. Als ze klaar is, mogen we komen kijken. En dat doen
we!
PIERRE
VAN BEEK