Misschien
kijkt de haastige automobilist, die door een van de
hoofdstraten van Dongen rijdt, er vreemd van op als hij hoort
dat deze gemeente rond 1900 een bijzondere aantrekkingskracht
uitoefende op schilders en toeristen. We hebben daar in
Tilburg nooit zoveel weet van gehad, naar het ons voorkomt.
Men had trouwens in die dagen wel iets anders te doen dan zich
te vermeien in toeristische escapades en de schildersbent was
bij ons ook niet zo sterk vertegenwoordigd. Er gold het
parool: eerst leven en dan filosoferen, welke oude
levenswijsheid vertaald diende te worden met: eerst eten en
dan de luxe! Het zou nog een reeks decennia in beslag nemen
vóór het oog open ging voor karakteristieke en landelijke
schoonheid en deze zaken kans kregen een eigen functie te gaan
vervullen.
Als
ge bovenstaand over Dongen leest, dan moet er met dat Dongen
van 1900 toch wel iets aan de hand zijn geweest. Er bestaan
dan ook nog, links en rechts verspreid, vele schilderijen,
waarop karakteristieke Dongense plekjes, o.a. de oude St.-Laurentiuskerk,
werden afgebeeld. Wie er naar zoeken wil, vindt in Dongen
nogal wat oude huizen, al schijnen sommige te verdwijnen als
sneeuw voor de zon. Toen men ons tenminste nog niet zo lang
geleden naar de Kanaalstraat 71 stuurde om daar eens te gaan
kijken naar een typisch "boerengedoetje", dat
vroeger op nu uitverkochte ansichtkaarten prijkte, vonden we
niets dan een uitgebrand ruïnetje. Restant van niet veel meer
dan een hutje, dat daar lang geleden eenzaam op De Heivelden
stond, maar - als anachronisme - in moderne uitbreiding
verstikt werd. Overigens vermoedelijk door weinigen betreurd!
Met groter genoegen ontdekten we echter een stukje historisch
Dongen in de ruïne van de eerste St.-Laurentiuskerk en de
daarop uitlopende Kerkstraat. Hierover willen wij het nu eens
hebben.
Ja,
Dongen bezit een kerkruïne, al zal dat voor menigeen een
verrassing betekenen. Ze ligt eigenlijk half geïsoleerd aan
de zuidelijke rand van de gemeente, die zich hoofdzakelijk
naar noordelijke richting heeft uitgebreid en daar een nieuw
centrum vormde. Rond 1343 kende Dongen een door de abdij van
Tongerlo bestuurde kerk, die echter zó arm was, dat de heer
van de Heerlijkheid, Willem van Duivenvoorde, die erfelijke
rechten op de kerk bezat, ieder jaar financieel moest
bijspringen. Waarvoor hij trouwens rijk genoeg was! Dit
betreft vermoedelijk een voorloopster van de St.-Laurentiuskerk,
waarvan we nu de ruïne van het middenschip, de gerestaureerde
hoewel veranderde toren en zijbeuken met apsis vóór ons
zien. Deze St.-Laurentiuskerk werd in 1566 het slachtoffer van
de uit Antwerpen naar het Land van Breda overslaande
beeldenstorm. Ze moet daarna, in haar beschadigde toestand,
lang verwaarloosd zijn geweest. Boven het priesterkoor heeft
ze geruime tijd een gat vertoond, dat de oorsprong is geweest
voor het ontstaan van een legende. We lezen dat in het vorig
jaar verschenen boekje van Martin J.L. de Ruyter:
"Dongen, wetenswaardigheden van een heerlijkheid",
waaraan we ook een aantal gegevens voor dit artikel ontlenen.
Legende
De
legende wil dat toen alle beelden werden stukgeslagen 'n
Lievevrouwebeeld aan de vernieling ontsnapte. Toen men daaraan
de hand wilde slaan, vluchtte het beeld door het priesterkoor
naar buiten. Later werd dit verhaal nog opgesierd met de
toevoeging, dat door hetzelfde gat de duivel naar binnen zou
zijn gekropen. Daarom zouden alle pogingen het gat dicht te
metselen later mislukt zijn. Dit laatste wordt echter door de
feiten gelogenstraft en het eerste klopt uiteraard ook niet.
Misschien weten maar weinigen, dat een soortgelijke legende
ook speelt aan de Hasseltse kapel te Tilburg. Volgens het
verhaal van 'n oude vrouw, die ons met naam bekend is, zou in
benarde tijden daar Onze-Lieve-Vrouw van de Hasselt ook door
het dak naar buiten zijn gevlucht. Men wijst nu de plek nog
aan, want daar valt altijd de kalk uit het dak... Wat een
heerlijke kleur en poëzie komt er toch niet uit het verleden
onze kille tijd binnengewaaid!...
Brand
De
Dongense kerk werd gerestaureerd met gat en al. Bovendien
kreeg zij verhoogde zijbeuken, een dwarspand en een drie
traveeën diep koor. In het jaar 1641 brandde de kerk achter
de toren af, waarbij de "kop van de toren" eveneens
averij opliep. Hij droeg sindsdien een weinig elegante stomp,
die er bovenuit stak als een bot uit een geamputeerde arm. De
Dongenaren zaten niet bij de pakken neer. Rond 1642 was hun
kerk weer in oude glorie herrezen. Om het zover te brengen
hadden ze wel eerst "vrijdom van Maastollen" nodig
gehad. Dit betekende dat zij, zonder het betalen van tol, voor
de kerkbouw konden aanvoeren: 120.000 leien, 2.000 pond
spijkers voor die leien, 4.000 pond spijkers om te timmeren,
50.000 pond ijzer, 10.000 stenen plavuizen en 15 mud kalk.
Lang
plezier hebben de energieke Dongenaren van hun herbouw niet
gehad. Met de Vrede van Munster, die een einde aan de
80-jarige oorlog maakte, werd hun de kerk, ten behoeve van de
protestantse eredienst, ontnomen. De protestantse gemeente
bestond toen uit 200 leden, waaruit blijkt, dat de Hervorming
hier sterker had ingegrepen dan in de Meierij, waar ze geen
voet aan de grond kreeg. Er zou trouwens reeds in 1618 'n
dominee in Dongen gearriveerd zijn. Daar de Baronie bezitting
van de Oranjes was, kwamen de plakkaten hier minder zwaar aan
dan in de Meierij, maar desondanks toch hard genoeg.
Aanvankelijk kregen de afgezette pastoors uit de kerkelijke
bezittingen een pensioen, dat gelijk was aan het aan
predikanten toegekende bedrag, maar die bepaling werd in 1669
ingetrokken, zodat de Dongense pastoor Petrus Domp zonder
inkomen zat.
Rampjaar
Tijdens
de 80-jarige oorlog was het dorp herhaaldelijk gebrandschat.
De komst van de Fransen in 1672 betekende ook voor Dongen een
rampjaar. De Baronie van Breda bleek niet in staat de door de
Fransen opgelegde schatting te betalen en daarom staken de
"heren" Dongen, bij wijze van represaille, maar even
in brand. In de omgeving van de kerk gingen hierbij veel oude
gebouwen verloren.
Sinds
de naasting van de kerk had het onderhoud alles te wensen
overgelaten. Een dringende restauratie vond plaats in 1830
onder architectuur van ir. Jos. Th. Cuypers. Bij die
gelegenheid werd een deel van de uit de 16de eeuw daterende
toren, die eigendom van de gemeente Dongen was, ingericht als
politiebureau en gemeentearchief. Ook het cachot kreeg er een
plaats. Tegelijkertijd maakte de afgeknotte stomp op de toren,
waarin tijdens het Franse bewind en bij de Belgische Opstand
een telegraaf was gevestigd, plaats voor de huidige spits.
Dak
stort in
Bijna
honderd jaar later verkeerde de St.-Laurentius weer in
deplorabele toestand. Iedereen zag de situatie met zorg aan.
Waarschuwingen sorteerden geen effect en wat men had zien
aankomen, gebeurde ten slotte bij een storm op de late avond
van 22 mei 1928: het hele dak van het middenschip van de
middeleeuwse reus stortte met donderend geweld in. Nooit is
dit middenschip nog opgebouwd. Wel werd een deel van de kerk
in 1932 gerestaureerd en wel zodanig, dat het priesterkoor en
de consistoriekamer weer voor de diensten van de Ned.
Hervormde kerk gebruikt konden worden. De aloude St.-Laurentius
is derhalve nog steeds de protestantse kerk te Dongen voor de
Hervormden.
In
de tijd van onderdrukking hadden de katholieken zich met een
schuurkerk in de nabijheid van de oude St.-Laurentius moeten
behelpen. Nog vóór het herstel van de Kerkelijke
Hiërarchie, namelijk in de jaren 1828-1830, kregen zij
toestemming, met een rijkssubsidie van f 16.000,-, aan de Hoge
Ham een driebeukige kerk in de zg. Waterstaatsstijl te bouwen.
In 1876 werd deze aan de westkant versierd met een zeer hoge
toren. Dat was dus Dongens tweede St.-Laurentius. Op 9 mei
1917, toen de eerste wereldoorlog volop woedde buiten de
Nederlandse grenzen, sloeg het noodlot opnieuw toe, doordat
brand de hele kerk verwoestte. De gemeente zat nu met een
tweede kerkruïne te kijken. Zij is geheel afgebroken en
vervangen door de huidige koepelkerk van J.Th. Cuypers. Dat is
dus Dongens derde St.-Laurentius. Ze verrees achter de
afgebrande kerk, die het pleintje, waar nu het H. Hartbeeld
staat, eens in beslag genomen had.
De
ingestorte eerste St.-Laurentius staat onder de hoede van
Monumentenzorg, nog altijd als gedeeltelijke ruïne. Dit
voormalige centrale punt van het oude Dongen vormt nu een
eiland van verstorvenheid, bijna in vergetelheid weggedrukt
aan de zuidkant van het dorp en ontlast van het drukke verkeer
van het nieuwe centrum. Wie hier verdwaald raakt, staat voor
een verrassing omdat deze hoek een geheel aparte sfeer
openbaart, die zich zo duidelijk van de rest van Dongen
onderscheidt. De hele atmosfeer ademt een weldadige rust en
ingetogenheid, zodat ge het gevoel krijgt, dat de dagen hier
voortschrijden in een vertraagde tred. Deze ervaring werkt des
te overrompelender, omdat de overgang van het moderne Dongen
zo abrupt geschiedt als ge uit de Kardinaal van Rossumstraat
komt. Nadert ge daarentegen door de Kerkstraat met haar
uitzicht op de toren, dan wordt ge wél geleidelijk op de
overgang voorbereid, want ook die Kerkstraat deelt daar reeds
in.
Fluïdum
Aan
de zuidwestzijde wordt de kerk omsloten door een met een haag
afgesloten plantsoen, waardoor ze de ruimte krijgt. Haar
aanblik is ongetwijfeld van deze zijde het mooist. Zij werkt
in volle majesteit en spreekt, zonder enige eigendunk, van
haar oude adel, die zij niet opdringt, maar welke
onweerstaanbaar en toch heel natuurlijk over u komt. Voordat
ge het weet, zit ge in haar ban, vertraagt ge uw gang of
blijft vastgenageld staan om wat er straalt uit de met klimop
begroeide, verweerde stenen als een milddadig fluïdum over u
te laten komen. De stilte van een koude lentedag, die geen
wandelaars uitlaat, draagt daartoe niet weinig bij. Zeker, er
ontbreekt een schuin dak tussen achterkant van toren en de
kruisbeuken, maar het valt nauwelijks op, dat ge voor een
ruïne staat. Wolken van zich in alle onstuimigheid
uitvierende klimop bedekken als bollende draperieën iedere
schamelheid. Die klimop slingert zich door de uitgedoofde ogen
van Gotische raambogen. Daar klampt hij zich vast aan de
doorgeroeste, ijzeren stangen, die niet meer weten hoe het
glas-in-lood, dat zij eens droegen, er heeft uitgezien. Die
klimop doet zelfs een roekeloze groei naar de toren, waar hij
meters hoog naar boven geklauterd is. Zó is het hier en ook
aan de tegenover liggende noordoostkant van de kerk, waarop
het gezicht echter voor een groot deel benomen wordt door een
hoge kerkhofmuur.
Toren
De
bakstenen toren van drie geledingen met versneden steunberen
en zijn van vierkant tot achtkant ingesnoerde spits trekt zich
van zijn parasieten niets aan. Hij weet zichzelf in goede
staat en beziet, vanuit zijn rondbogige galmgaten boven de
langgerekte spaarvelden van de tweede geleding, met
filosofische berusting de wereld daar beneden als dingen, die
voorbijgaan. Tegelijkertijd houdt hij een wakend oog op de
Kerkstraat, welke recht tegenover zijn gezicht ligt. Op dit
moment ziet hij daar een rood-wit gevlekt hondje, dat - na wat
gesnuffel - tegen een heel-moe-huis-met-strooien-dak een
pootje licht...
De
korfbogige toreningang onder een spits glas-in-loodraam is
haast griezelig lang en smal. Een verflaag heeft zich over een
verwoest slot en dito ring ontfermd. Op de rechterdeur zit, te
hoog aangebracht, een opvallend klein en daardoor alleen reeds
komisch kloppertje. Het bestaat uit een linkerhandje van
ijzer, dat aan de linkerringvinger een ring draagt.
Onmiskenbaar een dameshandje. Een fijn dameshandje zelfs. Dat
precies in de klink-ring van de geribde deur past, maar niet
is opgeleid voor het bonzen op kerkdeuren. Indien er nooit
iemand uit Dongen dit handje beroert, dan moeten wij uit
Tilburg dat doen. Als een dief, die op het punt staat zijn
slag te slaan, kijken we schuw rond of niemand ons stiekem
begluurt... "Tik-tik-tik" gaat dan het fijne handje
op die stomme deur van de oude St.-Laurentius, want het leven
is vol avontuur...
Nu
nog maar eens teruggezworven naar de fascinerende
zuidwestgevel. Die zijdeur dat was vroeger de hoofdingang van
de kerk. Wat een verschil met de torendeur! Onder een boog
van, als een afgebroken honingraat, onregelmatig uitgevreten
bakstenen, zit ze daar in welafgewogen proporties en in
moederlijke breedte te wachten op de gelovigen, die nooit
komen zullen. Een verveloze dubbeldeur, geheel met koppen van
gesmede spijkers overdekt, waar tussendoor ze de nerf van haar
eikenhout laat zien. Alles harmonisch, eerlijk en mooi in haar
schamelheid, die nog steeds niet in staat blijkt de oude adel
te camoufleren.
"Kerkgraf"
"Verboden
toegang" staat er bij die deur op een bord. We hebben
echter iemand ontmoet, die permissie en gebruiksaanwijzing
heeft verschaft. "Trek die ijzeren pin maar uit de deur,
dan kun je ze open krijgen..." Wat zwaar draaiend in haar
scharnieren geeft de deur zich gewonnen. Met een
onuitgesproken "wel bedankt" trekken we haar achter
ons dicht. Lilliputterachtig klein staan we nu in het graf van
een kerk, dat ook met alle gravelijke kilte over je heen valt.
Aan weerskanten zes kolommen met eenvoudige lijstkapitelen aan
de top. Twee halve kolommen tegen de toren en twee halve tegen
de reuzenmuur van later datum, die de afscheiding vormt tussen
ruïneschip en de nog in gebruik zijnde Ned. Hervormde kerk.
Op de kantelen staan de holgeprofileerde spitsbogen, die met
hun zuilen de beuken van het schip scheiden. Klimop speelt ook
hier aan de voet van de ronde zuilen. De pleister, die ze ooit
geheel bedekt heeft, is op sommige plaatsen bijna helemaal
afgebladderd en daar komt dan de rode baksteen te voorschijn.
Verweerde consoles tegen de wanden wijzen terug naar de
vroegere versiering. Aan weerskanten gapen, sterker dan vanaf
de buitenkant, de ijzeren geraamten van de Gotische ramen als
uitgestoken ogen, maar de milde klimop hangt er zijn gordijnen
voor. De grond is bedekt met onkruid, dat hier maar weinig
zonlicht te zien krijgt en daar trouwens ook niet om vraagt.
Tegen één kant staan een paar bergplaatsjes getimmerd, waar
de tuinman, belast met het onderhoud van het plantsoen, wel
zijn hark en zijn schop zal neerzetten.
Macaber
geval
Alles
bijeen een macabere vertoning, die nog geaccentueerd wordt
door een paar zwaargetraliede venstertjes in de torenwand, die
de plaats van de voormalige "cachotten" verraden.
Daar werden ze "er onder gezet" - onder de toren! -
de misdadigers, de dronkaards en zij, die het op andere wijze
verkorven hadden.
De
"nieuwe" muur door het priesterkoor maakt eigenlijk
geen deel meer uit van de ruïne. Hij wordt gebroken door op
manshoogte geplaatste ramen. Wie groot genoeg is om er
doorheen te zien, kijkt in de Hervormde kerk. In het
voormalige koor van de St.-Laurentius bevindt zich nog een
hardstenen grafzerk. Deze draagt in het midden een cartouche,
waarin een kelk en een wapen. In de hoeken van de steen staan
de symbolische afbeeldingen van de vier Evangelisten. Deze
steen werd ooit vervaardigd, zo deelt De Ruyter mede, voor
Dierik Willemszoon, pastoor van Dongen. Vermoedelijk ligt hij
niet aldaar begraven. Als datum van overlijden staat op de
zerk "1500 den .....". De steen schijnt reeds
tijdens zijn leven te zijn gelegd en later is er vergeten de
datum van overlijden in te vullen. Onderzoekers hebben het
lidwoordje "den" echter voor "drij"
aangezien, meent De Wijs, en zo vindt men op verschillende
plaatsen als jaar van sterven 1503 vermeld. Ook Krüger en De
Ruyter doen dit. In het priesterkoor kwamen eertijds nóg twee
grafzerken voor. Aangenomen werd, dat zij betroffen Godefroy
Llooijd, overleden 11 februari 1670 en Thomas Klaupole, die
stierf op 20 november 1719.
De
kerk is thans nog in bezit van 'n gesneden eikenhouten
preekstoel van 1650, geschilderde tekstborden en een Credobord
van 1684 of 1687, twee gladde zilveren avondmaalbekers, twee
tinnen schotels, een kan plus een eenvoudige eikenhouten kist
met hang- en sluitwerk van 1600. In deze kist worden de
archieven bewaard.
Na
het verrichten - in omgekeerde volgorde - van dezelfde
manipulaties waarmee we het "kerkgraf" betreden zijn
(Pinnetje op de deur!), staan we weer in de wind onder de kale
bomen van het plantsoen waar nog steeds niemand is te zien.
Kerkstraat
Een
wandeling door de Kerkstraat, richting huize "Overdonk",
mag op deze "pelgrimage" niet ontbreken. Het is
wellicht de oudste straat van Dongen, een nogal wat bonte
verzameling van huizen, waarin toch het oude domineert. Heel
wat paradeert hier op de "Monumentenlijst", al of
niet gerestaureerd. Meeste aandacht vraagt wel het bijzonder
mooi gerestaureerde pand nr. 34 van het architectenbureau
J.C.M. van Ginneken en het teruggelegen boerderijtje onder
zijn strooidak nr. 32. De muziekschool, een voormalig
notarissenhuis met grote tuin, zet een rij van acht dikke
platanen langs het trottoir. Er is een exotisch aandoende en
toch niet uit de toon vallende nieuwe villa met exclusieve
dennen in de tuin en er staan nog verschillende kleine
looierijen met houten droogzolders, waar ge achter de
openstaande luiken de vellen, of hoe die dingen anders heten
mogen, hangen ziet en soms ook nog wel eens ruikt.
Het
is een stille straat met het gezicht naar de kerk en ook een
beetje naar haar eigenste binnen gekeerd. Een straat met een
eigen sfeer, net als het kerkcomplex zelf, en die zich niets
schijnt aan te trekken van wat daar allemaal op de Hoge en
Lage Ham en in de rest van de "city" beredderd
wordt. Het heel oude Dongen bloeit hier nog na, waar het
elders verdween. Ga er maar eens kijken!
PIERRE
VAN BEEK