Koning
Philips II van Spanje beschikte in 1574 goedgunstig over het
verzoek van schout en schepenen van Tilburg om vanaf dat jaar
in deze plaats een viertal jaarmarkten en een wekelijkse markt
op zaterdag te mogen houden. Het bestuurscollege van "Tilborch"
had gewezen op de grote uitgestrektheid van de plaats en op de
ligging aan de grote verkeersroute van Antwerpen naar Den
Bosch. In normale tijden was over deze weg "veel gemeyn
passage van coopluyden en andere reysende", maar in 1574
was de situatie in Tilborch niet al te rooskleurig. De
tachtigjarige oorlog was zes jaar tevoren ontbrand en
passerende soldaten hadden het dorp op hun strooptochten
verarmd en leeggeroofd. Het verzoek van het Tilburgse
bestuurscollege werd ingewilligd "opdat het dorp van
Tilborch te betere mach opcomen, vervallen en supporteren de
groote lasten, hiervoere verhaelt".
Het
octrooi, dat koning Philips II ten tijde van de tachtigjarige
oorlog verleende aan Tilburg, ligt ten grondslag aan de
interessante geschiedkundige ontwikkeling van de Tilburgse
markten, die zich heden ten dage nog steeds voortzet. Het
recht om deze markten te houden had men niet helemaal gratis
gekregen. Jaarlijks moest Tilburg namelijk aan de koning
hiervoor een belasting betalen van vier ponden Artois voor de
weekmarkten en twee ponden Artois voor de jaarmarkten. Een
bijkomend privilege dat de Raad van Brabant en de koning aan
Tilburg verleenden, was het feit, dat de vier Tilburgse
jaarmarkten (in lente, zomer, herfst en winter) vrije markten
werden. Dit betekende, dat op de dag van de markt en de dag
ervoor en erna een zogenaamde "marktvrede" van
kracht was. Personen, die bij iemand in de schuld stonden,
konden dan ongestraft hun gezicht weer eens laten zien in
Tilburg. Aan dit octrooi ging een middeleeuws staaltje van
gewestelijke samenwerking vooraf, want tevoren waren de
bestuurscolleges van Oisterwijk, Oirschot, Hilvarenbeek en
Boxtel gepolst over mogelijke bezwaren hunnerzijds hiertegen.
Slaande
argumenten
In
de tijd, waarin Tilburg het privilege kreeg om markten te
houden, staken de twee belangrijkste herdgangen, de Heuvel en
de Markt, elkaar naar de kroon. Als standplaats voor de vier
jaarmarkten werd de Heuvel aangewezen, terwijl de weekmarkten
vanaf het begin gehouden werden op het terrein, dat nu de
benaming Oude Markt draagt. Gedurende lange jaren heeft de
Heuvel geprobeerd ook de weekmarkt te krijgen en als argument
voerde men hiervoor aan, dat het terrein bij de kerk aan de
Markt veel te klein en daarom ongeschikt was. In 1598 dienden
zij zelfs een verzoekschrift in met deze strekking en toen de
Heuvelbewoners nul op het rekest kregen, moest dorpssecretaris
Jan de Roy, die werd gemolesteerd, het ontgelden. Hoe ironisch
de geschiedenis zich vaak ontwikkelt, blijkt wel uit het feit,
dat nu zowel Heuvel als Oude Markt als plaatsen voor het
houden van markten praktisch zijn uitgerangeerd.
Onkundig
van de grillige wendingen van de geschiedenis hebben de
bewoners van de Heuvel onafgebroken geprobeerd de weekmarkt in
hun herdgang te krijgen en 1659 zag het ernaar uit, dat deze
hardnekkige pogingen met succes werden bekroond. Het leugentje
om bestwil van een aantal hoogbejaarde notabelen uit de
omgeving van de kerk, dat krachtens het octrooi de weekmarkt
alleen daar gehouden mocht worden, kon echter verhinderen, dat
de hele zaterdagse weekmarkt de Heuvel als standplaats kreeg.
In dat jaar werd wel de verkoop van paarden verplaatst naar de
Heuvel.
De
bewoners van de Heuvel lieten het hier niet bij. Zij vonden
het krijgen van de weekmarkt zó belangrijk, dat zij zich in
1687 zelfs tot de "Raad en Leenhove van Brabant" in
Den Haag wendden en deze raad om een uitspraak vroegen. Deze
uitspraak bevestigde de situatie, zoals die reeds bestond.
Toch is deze stap van de Heuvelbewoners erg belangrijk, omdat
tal van personen tijdens de behandeling van deze kwestie
beëdigde verklaringen hebben afgelegd, waaruit men zich een
beeld kan vormen van de omvang en de betekenis van de
Tilburgse weekmarkten in die tijd.
Heuvel
als slachtplaats
Paarden,
koeien en schapen verwisselden op deze markten van eigenaar;
ook kon men er allerlei soorten granen kopen, hout en turf,
zuivelproducten, fruit, glaswerk en textielgoederen. De granen
werden wekelijks aangevoerd uit Zevenbergen en Lage Zwaluwe,
boter en linnen lakens kwamen uit Goirle, inwoners van
Hilvarenbeek verkochten er hout en glaswerk, terwijl vlees
werd aangevoerd uit Tilburg zelf, Oisterwijk, Eersel en Oerle.
Het vlees, dat op deze weekmarkten verkocht werd, was
afkomstig van dieren, die eerst op de Heuvel waren geslacht.
Tot
aan het einde van de achttiende eeuw ondergingen de markten in
Tilburg geen wijziging. Wel kwamen op gezette tijden de
Tilburgse kooplui in het geweer tegen deze markten, die zij
als een vorm van ongewenste concurrentie beschouwden, maar dan
waren er de drossaard en de schepenen, die het opnamen voor
deze vrije markten. Zij dreigden zelfs met een boete van drie
gulden voor iedereen, die het de kooplieden van buiten de stad
lastig zou maken.
Het
binnentrekken van de Franse soldaten in de Republiek der
Verenigde Nederlanden was de oorzaak van veranderingen in de
marktgewoonten in Tilburg. De hoofdweg van Breda naar Den
Bosch liep in die tijd door de Zomerstraat en de Heuvelstraat
en doormarcherende legereenheden kwamen toen regelmatig de
markt verstoren. Voor de kooplieden was dit het sein om voor
hun waren een veiliger plaats te zoeken, die zij op het oude
Heike vonden, tussen Piusstraat en Varkensmarkt.
Markt
op Goirke
De
markthandel bleef naar wens gaan op deze nieuwe plaats en voor
de bewoners van het Goirke was dit aanleiding om een aanvraag
in te dienen voor een eigen markt in hun wijk. In 1804 werd
dit verzoek ingewilligd en op 17 oktober van dat jaar vond de
eerste woensdagse markt plaats ten oosten van het
Wilhelminapark. De markt werd echter niet wat men ervan
gehoopt had en de groenteboeren namen al gauw het initiatief
om hun waren bij de kerk op de Markt te gaan slijten. Hier
woonden immers meer mensen dan op het Goirke, terwijl de
voorwaarden om hier hun producten ten verkoop aan te bieden
gunstiger waren. In 1805 echter maakte het gemeentebestuur aan
deze nieuwe gewoonte een einde en verbood de groenteboeren op
woensdagen een illegale markt in het centrum te houden.
Onder
het regime van koning Lodewijk Napoleon werden enige
maatregelen uitgevaardigd, die een verandering brachten in de
marktgewoonten in Tilburg. In die tijd waren vele
marktkooplieden joden en om deze mensen de gelegenheid te
geven hun sabbat te vieren, moesten de markten op zaterdag
naar een andere werkdag verschoven worden. In Tilburg heeft
men echter dit koninklijke decreet geruime tijd naast zich
neergelegd en pas toen de schout-civiel Dams voor de tijd van
enige maanden werd geschorst, besloot men de weekmarkt
voortaan op de vrijdag te houden. Toen was ook duidelijk
geworden, dat de woensdagmarkt op het Goirke niet
levensvatbaar was en men besloot deze groentemarkt naar het
zuidelijke stadsdeel te verplaatsen. Tot 1940 werd deze
groentemarkt gehouden op het Willemsplein.
Problemen
rond weekmarkt
Na
de Franse tijd kwam de weekmarkt weer terug naar de Oude
Markt. Ook toen bestond er nog een grote rivaliteit tussen
Heuvel en Markt om het bezit van deze weekmarkt. In 1825
boekten de bewoners van de Heuvel een tweede succes, toen de
granen en het hout voortaan op de Heuvel moesten worden
verhandeld. Tien jaar later adviseerde een speciale
raadscommissie voortaan alle goederen, die per wagen werden
aangevoerd, naar de Heuvel te verwijzen. Dit betekende
geenszins een oplossing, want in feite werd de markt verdeeld
over twee uiteenliggende plaatsen, wat schade berokkende aan
de eenheid van de markt.
Toen
in 1870 en later in 1896 de Oude Markt groter werd gemaakt,
betekende dit enige vooruitgang, maar door de toenemende
intensiteit van het verkeer bleek het onmogelijk de hele
weekmarkt daar te blijven concentreren. Karren met varkens en
ander vee kregen de Varkensmarkt als marktterrein aangewezen,
terwijl in 1903 de Monumentstraat, de Paleisstraat en het
Willemsplein eveneens als marktterrein in gebruik genomen
werden. Ook dit bevredigde op den duur niet langer en in 1935
werd de vrijdagse markt verplaatst naar Piusplein,
Koningsstraat en Willemsplein, waarmee de benaming Oude Markt
een historische betekenis kreeg.
Terwijl
men tal van problemen kreeg op te lossen in verband met deze
vrijdagse markt, groeide Tilburg sterk uit. In 1910 was de
bouw gereed van de nieuwe woonwijk de Besterd en op verlangen
van de bewoners besloot de gemeenteraad hier een groentemarkt
te laten houden. Toen in 1912 besloten werd hiervan een
warenmarkt te maken, waar dus alle mogelijke artikelen te koop
aangeboden kunnen worden, werd deze markt steeds belangrijker
en ontwikkelde zich tenslotte tot de grootste markt, die
Tilburg op dit moment kent.
Fiasco's
Opnieuw
stelde het Goirke zich kandidaat voor het houden van een markt
en in 1920 keurde de gemeenteraad de instelling goed van een
warenmarkt, die iedere dinsdag bij de Goirkese kerk gehouden
mocht worden. Ook nu duurde de weelde van een eigen markt op
het Goirke niet lang. De nieuwe markt bleek niet levensvatbaar
en werd in 1930 wegens gebrek aan deelname gestaakt. Een ander
marktfiasco in Tilburg was de poging van het gemeentebestuur
in 1913 een dagelijkse groentemarkt in te stellen bij de
Heikese kerk. Burgemeester Raupp, die deze markt bij de
instelling reeds een doodgeboren kind noemde, kreeg datzelfde
jaar nog gelijk.
Boterhal
Op
het einde van de vorige eeuw en in het begin van deze eeuw
heeft de markthandel in Tilburg zijn grootste bloeitijd
gekend. Voor de overdekte markthandel in vlees, boter en
eieren bouwde de stad zelf een zogenaamde boterhal naast het
stadhuis. Toen de handel hier een succes werd, kwam twee jaar
later ook een overdekte vishal aan het Willemsplein tot stand.
Eveneens
op het einde van de vorige eeuw besloot het gemeentebestuur in
Tilburg een eigen veemarkt in te stellen, die iedere derde
maandag van de maand bij het gemeentelijk slachthuis werd
gehouden. Om deze nieuwe markt te activeren werd de
dierenhandel op de Varkensmarkt afgeschaft, terwijl de aanvoer
van vee op de jaarmarkten werd verboden.
Kleinere
dieren konden in Tilburg ook op de markt worden verhandeld.
Nog steeds bestaat in Tilburg de zaterdagse vogelmarkt, die
aanvankelijk op zondagen werd gehouden. Vanaf 1911 werden hier
ook honden en konijnen verhandeld, zij het dat aan deze
hondenhandel in 1965 een einde werd gemaakt.
Particulier
initiatief
De
handelaren zelf hebben ook hun aandeel geleverd aan het
ontstaan van markten in Tilburg. In 1925 namen zij het
initiatief een zaterdagmiddagmarkt te gaan houden op het
Piusplein. Ondanks de afwijzende houding van de Kamer van
Koophandel, burgemeester en wethouders, besloot de raad deze
markt een jaar te laten proefdraaien. De autoriteiten kregen
ongelijk, want nog steeds is de zaterdagmiddagmarkt op het
Piusplein een bloeiende instelling.
De
Tilburgse automarkt is eveneens een kind van het particuliere
initiatief. Reeds vóór de laatste oorlog bestond op het
Piusplein een handel in tweedehands auto's en motorrijwielen.
Na de oorlog werd deze handel hervat en het gemeentebestuur
besloot daarom in 1948 deze automarkt een officiële status te
geven. Tot 1959 handhaafde deze automarkt zich op het
Piusplein, maar wegens ruimtegebrek en ook wegens de overlast,
die de omwonenden ondervonden, werd deze markt toen
overgeplaatst naar de terreinen van de vroegere veemarkt bij
het gemeentelijk slachthuis, waar nu nog iedere maandag de
meest wonderlijke voertuigen gekocht en verkocht kunnen
worden.
Nieuwe
koers
In
1959 begint een nieuw tijdperk voor de weekmarkten in Tilburg.
Het stadsbestuur heeft zich beraden over de vorm, die de
weekmarkten in de sterk uitbreidende stad moeten aannemen en
heeft - als een van de eerste in Nederland - bewust gekozen
voor decentralisatie van de markten. Gevolg is de
dinsdagmarkt, die dat jaar voor het eerst werd gehouden op het
Burgemeester van de Mortelplein, terwijl ook een donderdagse
markt op de Westermarkt dat jaar van start ging. De wekelijkse
markt, die vanaf vrijdag 5 april iedere week in Tilburg-Noord
(voorlopig nog op de rijweg van de Dirigentenlaan) gehouden
zal worden, is eveneens het gevolg van dit principiële
besluit.
Ontwikkeling
jaarmarkt
In
tegenstelling tot de weekmarkten hebben de jaarmarkten in
Tilburg zich erg ongunstig ontwikkeld. Hun aantal werd in 1842
uitgebreid tot acht, terwijl hiervoor in 1878 twaalf
maandmarkten in de plaats kwamen. Deze jaarmarkten en later
ook deze maandmarkten waren bloeiende instituten. Op deze
markten werden vooral landbouwproducten verkocht, maar toen
hiervoor coöperatieve aan- en verkoopcentrales in het leven
werden geroepen, slonk de betekenis van de jaarmarkten
aanzienlijk. Een slag voor deze markten was ook de instelling
van een speciale veemarkt, gekoppeld aan het verbod om vee op
deze maandmarkten aan te voeren. Hoewel deze maandmarkten tot
in de eerste jaren van deze eeuw van groot belang waren voor
Tilburg en de omliggende dorpen, nam hun betekenis steeds meer
af, zodat in 1961 na een mislukte overplaatsing naar het
Piusplein de gemeenteraad besloot deze markten op te heffen.
Het enige restant van het eertijds zo bloeiende instituut van
de jaarmarkten, dat Tilburg nog heeft, is de kermismarkt. Na
het afschaffen van de andere maandmarkten besloot de raad deze
ene markt, die op maandag in de kermisweek gehouden wordt, te
handhaven.
Klotteren
Toch
heeft Tilburg nog een tweede jaarmarkt: de sinterklaasmarkt,
of, zoals dat in goed Tilburgs heet, de "klottermarkt".
Waarschijnlijk is, dat deze markt ontstaan is uit de gewoonte
van de winkeliers om op de vooravond van Sinterklaas hun
laatste voorraden goedkoop van de hand te doen. Waarvan het
woord "klotteren" is afgeleid, heeft men nog steeds
niet kunnen achterhalen. De meest aannemelijke verklaring
hiervoor lijkt te zijn, dat in deze naam het kleppergeluid
wordt nagebootst van de klompen, waarop de Tilburgers in
vroeger dagen zich naar deze markt begaven.
PIERRE
VAN BEEK
In
bovenstaand artikel was nog het volgende bericht omkaderd
opgenomen:
Bejaarde
marktkooplieden houden reünie in Tilburg
Maandag
22 april om twee uur komen de bejaarde marktkooplieden, die in
vroeger jaren standplaatsen innamen op markten in Tilburg en
heel Midden-Brabant, bijeen voor een reünie in de zaal van
café Palermo aan de Broekhovenseweg. Het initiatief hiertoe
werd genomen door de Tilburgse marktkooplieden, die bij de
R.K. bond Sint Joseph of de Nederlandse Bond van
Marktkooplieden zijn aangesloten. Tijdens een bespreking, die
woensdagavond werd gehouden, bracht men spontaan voor deze
reünie reeds een bedrag bijeen van een kleine f 700,-.
Bovendien kreeg men van verschillende zijden de toezegging,
dat eventuele tekorten zullen worden aangezuiverd. Voor deze
reünie hebben zich reeds veertig mensen, afkomstig uit heel
de provincie, opgegeven. De verwachting is, dat ongeveer 125
bejaarde marktkooplieden aan deze reünie zullen deelnemen.
Voor vervoer hoeven zij niet te zorgen, want een aantal
marktkooplieden heeft zich beschikbaar gesteld om deze mensen
thuis af te halen en terug te brengen.