CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Koning Philips II gaf Tilburg vrije jaarmarkten

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 8 maart 1968

Koning Philips II van Spanje beschikte in 1574 goedgunstig over het verzoek van schout en schepenen van Tilburg om vanaf dat jaar in deze plaats een viertal jaarmarkten en een wekelijkse markt op zaterdag te mogen houden. Het bestuurscollege van "Tilborch" had gewezen op de grote uitgestrektheid van de plaats en op de ligging aan de grote verkeersroute van Antwerpen naar Den Bosch. In normale tijden was over deze weg "veel gemeyn passage van coopluyden en andere reysende", maar in 1574 was de situatie in Tilborch niet al te rooskleurig. De tachtigjarige oorlog was zes jaar tevoren ontbrand en passerende soldaten hadden het dorp op hun strooptochten verarmd en leeggeroofd. Het verzoek van het Tilburgse bestuurscollege werd ingewilligd "opdat het dorp van Tilborch te betere mach opcomen, vervallen en supporteren de groote lasten, hiervoere verhaelt".

 

 

Het octrooi, dat koning Philips II ten tijde van de tachtigjarige oorlog verleende aan Tilburg, ligt ten grondslag aan de interessante geschiedkundige ontwikkeling van de Tilburgse markten, die zich heden ten dage nog steeds voortzet. Het recht om deze markten te houden had men niet helemaal gratis gekregen. Jaarlijks moest Tilburg namelijk aan de koning hiervoor een belasting betalen van vier ponden Artois voor de weekmarkten en twee ponden Artois voor de jaarmarkten. Een bijkomend privilege dat de Raad van Brabant en de koning aan Tilburg verleenden, was het feit, dat de vier Tilburgse jaarmarkten (in lente, zomer, herfst en winter) vrije markten werden. Dit betekende, dat op de dag van de markt en de dag ervoor en erna een zogenaamde "marktvrede" van kracht was. Personen, die bij iemand in de schuld stonden, konden dan ongestraft hun gezicht weer eens laten zien in Tilburg. Aan dit octrooi ging een middeleeuws staaltje van gewestelijke samenwerking vooraf, want tevoren waren de bestuurscolleges van Oisterwijk, Oirschot, Hilvarenbeek en Boxtel gepolst over mogelijke bezwaren hunnerzijds hiertegen.

 

Slaande argumenten

In de tijd, waarin Tilburg het privilege kreeg om markten te houden, staken de twee belangrijkste herdgangen, de Heuvel en de Markt, elkaar naar de kroon. Als standplaats voor de vier jaarmarkten werd de Heuvel aangewezen, terwijl de weekmarkten vanaf het begin gehouden werden op het terrein, dat nu de benaming Oude Markt draagt. Gedurende lange jaren heeft de Heuvel geprobeerd ook de weekmarkt te krijgen en als argument voerde men hiervoor aan, dat het terrein bij de kerk aan de Markt veel te klein en daarom ongeschikt was. In 1598 dienden zij zelfs een verzoekschrift in met deze strekking en toen de Heuvelbewoners nul op het rekest kregen, moest dorpssecretaris Jan de Roy, die werd gemolesteerd, het ontgelden. Hoe ironisch de geschiedenis zich vaak ontwikkelt, blijkt wel uit het feit, dat nu zowel Heuvel als Oude Markt als plaatsen voor het houden van markten praktisch zijn uitgerangeerd.

Onkundig van de grillige wendingen van de geschiedenis hebben de bewoners van de Heuvel onafgebroken geprobeerd de weekmarkt in hun herdgang te krijgen en 1659 zag het ernaar uit, dat deze hardnekkige pogingen met succes werden bekroond. Het leugentje om bestwil van een aantal hoogbejaarde notabelen uit de omgeving van de kerk, dat krachtens het octrooi de weekmarkt alleen daar gehouden mocht worden, kon echter verhinderen, dat de hele zaterdagse weekmarkt de Heuvel als standplaats kreeg. In dat jaar werd wel de verkoop van paarden verplaatst naar de Heuvel.

De bewoners van de Heuvel lieten het hier niet bij. Zij vonden het krijgen van de weekmarkt zó belangrijk, dat zij zich in 1687 zelfs tot de "Raad en Leenhove van Brabant" in Den Haag wendden en deze raad om een uitspraak vroegen. Deze uitspraak bevestigde de situatie, zoals die reeds bestond. Toch is deze stap van de Heuvelbewoners erg belangrijk, omdat tal van personen tijdens de behandeling van deze kwestie beëdigde verklaringen hebben afgelegd, waaruit men zich een beeld kan vormen van de omvang en de betekenis van de Tilburgse weekmarkten in die tijd.

 

Heuvel als slachtplaats

Paarden, koeien en schapen verwisselden op deze markten van eigenaar; ook kon men er allerlei soorten granen kopen, hout en turf, zuivelproducten, fruit, glaswerk en textielgoederen. De granen werden wekelijks aangevoerd uit Zevenbergen en Lage Zwaluwe, boter en linnen lakens kwamen uit Goirle, inwoners van Hilvarenbeek verkochten er hout en glaswerk, terwijl vlees werd aangevoerd uit Tilburg zelf, Oisterwijk, Eersel en Oerle. Het vlees, dat op deze weekmarkten verkocht werd, was afkomstig van dieren, die eerst op de Heuvel waren geslacht.

Tot aan het einde van de achttiende eeuw ondergingen de markten in Tilburg geen wijziging. Wel kwamen op gezette tijden de Tilburgse kooplui in het geweer tegen deze markten, die zij als een vorm van ongewenste concurrentie beschouwden, maar dan waren er de drossaard en de schepenen, die het opnamen voor deze vrije markten. Zij dreigden zelfs met een boete van drie gulden voor iedereen, die het de kooplieden van buiten de stad lastig zou maken.

Het binnentrekken van de Franse soldaten in de Republiek der Verenigde Nederlanden was de oorzaak van veranderingen in de marktgewoonten in Tilburg. De hoofdweg van Breda naar Den Bosch liep in die tijd door de Zomerstraat en de Heuvelstraat en doormarcherende legereenheden kwamen toen regelmatig de markt verstoren. Voor de kooplieden was dit het sein om voor hun waren een veiliger plaats te zoeken, die zij op het oude Heike vonden, tussen Piusstraat en Varkensmarkt.

 

Markt op Goirke

De markthandel bleef naar wens gaan op deze nieuwe plaats en voor de bewoners van het Goirke was dit aanleiding om een aanvraag in te dienen voor een eigen markt in hun wijk. In 1804 werd dit verzoek ingewilligd en op 17 oktober van dat jaar vond de eerste woensdagse markt plaats ten oosten van het Wilhelminapark. De markt werd echter niet wat men ervan gehoopt had en de groenteboeren namen al gauw het initiatief om hun waren bij de kerk op de Markt te gaan slijten. Hier woonden immers meer mensen dan op het Goirke, terwijl de voorwaarden om hier hun producten ten verkoop aan te bieden gunstiger waren. In 1805 echter maakte het gemeentebestuur aan deze nieuwe gewoonte een einde en verbood de groenteboeren op woensdagen een illegale markt in het centrum te houden.

Onder het regime van koning Lodewijk Napoleon werden enige maatregelen uitgevaardigd, die een verandering brachten in de marktgewoonten in Tilburg. In die tijd waren vele marktkooplieden joden en om deze mensen de gelegenheid te geven hun sabbat te vieren, moesten de markten op zaterdag naar een andere werkdag verschoven worden. In Tilburg heeft men echter dit koninklijke decreet geruime tijd naast zich neergelegd en pas toen de schout-civiel Dams voor de tijd van enige maanden werd geschorst, besloot men de weekmarkt voortaan op de vrijdag te houden. Toen was ook duidelijk geworden, dat de woensdagmarkt op het Goirke niet levensvatbaar was en men besloot deze groentemarkt naar het zuidelijke stadsdeel te verplaatsen. Tot 1940 werd deze groentemarkt gehouden op het Willemsplein.

 

Problemen rond weekmarkt

Na de Franse tijd kwam de weekmarkt weer terug naar de Oude Markt. Ook toen bestond er nog een grote rivaliteit tussen Heuvel en Markt om het bezit van deze weekmarkt. In 1825 boekten de bewoners van de Heuvel een tweede succes, toen de granen en het hout voortaan op de Heuvel moesten worden verhandeld. Tien jaar later adviseerde een speciale raadscommissie voortaan alle goederen, die per wagen werden aangevoerd, naar de Heuvel te verwijzen. Dit betekende geenszins een oplossing, want in feite werd de markt verdeeld over twee uiteenliggende plaatsen, wat schade berokkende aan de eenheid van de markt.

Toen in 1870 en later in 1896 de Oude Markt groter werd gemaakt, betekende dit enige vooruitgang, maar door de toenemende intensiteit van het verkeer bleek het onmogelijk de hele weekmarkt daar te blijven concentreren. Karren met varkens en ander vee kregen de Varkensmarkt als marktterrein aangewezen, terwijl in 1903 de Monumentstraat, de Paleisstraat en het Willemsplein eveneens als marktterrein in gebruik genomen werden. Ook dit bevredigde op den duur niet langer en in 1935 werd de vrijdagse markt verplaatst naar Piusplein, Koningsstraat en Willemsplein, waarmee de benaming Oude Markt een historische betekenis kreeg.

Terwijl men tal van problemen kreeg op te lossen in verband met deze vrijdagse markt, groeide Tilburg sterk uit. In 1910 was de bouw gereed van de nieuwe woonwijk de Besterd en op verlangen van de bewoners besloot de gemeenteraad hier een groentemarkt te laten houden. Toen in 1912 besloten werd hiervan een warenmarkt te maken, waar dus alle mogelijke artikelen te koop aangeboden kunnen worden, werd deze markt steeds belangrijker en ontwikkelde zich tenslotte tot de grootste markt, die Tilburg op dit moment kent.

 

Fiasco's

Opnieuw stelde het Goirke zich kandidaat voor het houden van een markt en in 1920 keurde de gemeenteraad de instelling goed van een warenmarkt, die iedere dinsdag bij de Goirkese kerk gehouden mocht worden. Ook nu duurde de weelde van een eigen markt op het Goirke niet lang. De nieuwe markt bleek niet levensvatbaar en werd in 1930 wegens gebrek aan deelname gestaakt. Een ander marktfiasco in Tilburg was de poging van het gemeentebestuur in 1913 een dagelijkse groentemarkt in te stellen bij de Heikese kerk. Burgemeester Raupp, die deze markt bij de instelling reeds een doodgeboren kind noemde, kreeg datzelfde jaar nog gelijk.

 

Boterhal

Op het einde van de vorige eeuw en in het begin van deze eeuw heeft de markthandel in Tilburg zijn grootste bloeitijd gekend. Voor de overdekte markthandel in vlees, boter en eieren bouwde de stad zelf een zogenaamde boterhal naast het stadhuis. Toen de handel hier een succes werd, kwam twee jaar later ook een overdekte vishal aan het Willemsplein tot stand.

Eveneens op het einde van de vorige eeuw besloot het gemeentebestuur in Tilburg een eigen veemarkt in te stellen, die iedere derde maandag van de maand bij het gemeentelijk slachthuis werd gehouden. Om deze nieuwe markt te activeren werd de dierenhandel op de Varkensmarkt afgeschaft, terwijl de aanvoer van vee op de jaarmarkten werd verboden.

Kleinere dieren konden in Tilburg ook op de markt worden verhandeld. Nog steeds bestaat in Tilburg de zaterdagse vogelmarkt, die aanvankelijk op zondagen werd gehouden. Vanaf 1911 werden hier ook honden en konijnen verhandeld, zij het dat aan deze hondenhandel in 1965 een einde werd gemaakt.

 

Particulier initiatief

De handelaren zelf hebben ook hun aandeel geleverd aan het ontstaan van markten in Tilburg. In 1925 namen zij het initiatief een zaterdagmiddagmarkt te gaan houden op het Piusplein. Ondanks de afwijzende houding van de Kamer van Koophandel, burgemeester en wethouders, besloot de raad deze markt een jaar te laten proefdraaien. De autoriteiten kregen ongelijk, want nog steeds is de zaterdagmiddagmarkt op het Piusplein een bloeiende instelling.

De Tilburgse automarkt is eveneens een kind van het particuliere initiatief. Reeds vóór de laatste oorlog bestond op het Piusplein een handel in tweedehands auto's en motorrijwielen. Na de oorlog werd deze handel hervat en het gemeentebestuur besloot daarom in 1948 deze automarkt een officiële status te geven. Tot 1959 handhaafde deze automarkt zich op het Piusplein, maar wegens ruimtegebrek en ook wegens de overlast, die de omwonenden ondervonden, werd deze markt toen overgeplaatst naar de terreinen van de vroegere veemarkt bij het gemeentelijk slachthuis, waar nu nog iedere maandag de meest wonderlijke voertuigen gekocht en verkocht kunnen worden.

 

Nieuwe koers

In 1959 begint een nieuw tijdperk voor de weekmarkten in Tilburg. Het stadsbestuur heeft zich beraden over de vorm, die de weekmarkten in de sterk uitbreidende stad moeten aannemen en heeft - als een van de eerste in Nederland - bewust gekozen voor decentralisatie van de markten. Gevolg is de dinsdagmarkt, die dat jaar voor het eerst werd gehouden op het Burgemeester van de Mortelplein, terwijl ook een donderdagse markt op de Westermarkt dat jaar van start ging. De wekelijkse markt, die vanaf vrijdag 5 april iedere week in Tilburg-Noord (voorlopig nog op de rijweg van de Dirigentenlaan) gehouden zal worden, is eveneens het gevolg van dit principiële besluit.

 

Ontwikkeling jaarmarkt

In tegenstelling tot de weekmarkten hebben de jaarmarkten in Tilburg zich erg ongunstig ontwikkeld. Hun aantal werd in 1842 uitgebreid tot acht, terwijl hiervoor in 1878 twaalf maandmarkten in de plaats kwamen. Deze jaarmarkten en later ook deze maandmarkten waren bloeiende instituten. Op deze markten werden vooral landbouwproducten verkocht, maar toen hiervoor coöperatieve aan- en verkoopcentrales in het leven werden geroepen, slonk de betekenis van de jaarmarkten aanzienlijk. Een slag voor deze markten was ook de instelling van een speciale veemarkt, gekoppeld aan het verbod om vee op deze maandmarkten aan te voeren. Hoewel deze maandmarkten tot in de eerste jaren van deze eeuw van groot belang waren voor Tilburg en de omliggende dorpen, nam hun betekenis steeds meer af, zodat in 1961 na een mislukte overplaatsing naar het Piusplein de gemeenteraad besloot deze markten op te heffen. Het enige restant van het eertijds zo bloeiende instituut van de jaarmarkten, dat Tilburg nog heeft, is de kermismarkt. Na het afschaffen van de andere maandmarkten besloot de raad deze ene markt, die op maandag in de kermisweek gehouden wordt, te handhaven.

 

Klotteren

Toch heeft Tilburg nog een tweede jaarmarkt: de sinterklaasmarkt, of, zoals dat in goed Tilburgs heet, de "klottermarkt". Waarschijnlijk is, dat deze markt ontstaan is uit de gewoonte van de winkeliers om op de vooravond van Sinterklaas hun laatste voorraden goedkoop van de hand te doen. Waarvan het woord "klotteren" is afgeleid, heeft men nog steeds niet kunnen achterhalen. De meest aannemelijke verklaring hiervoor lijkt te zijn, dat in deze naam het kleppergeluid wordt nagebootst van de klompen, waarop de Tilburgers in vroeger dagen zich naar deze markt begaven.

 

PIERRE VAN BEEK

 

 

In bovenstaand artikel was nog het volgende bericht omkaderd opgenomen:

 

Bejaarde marktkooplieden houden reünie in Tilburg

Maandag 22 april om twee uur komen de bejaarde marktkooplieden, die in vroeger jaren standplaatsen innamen op markten in Tilburg en heel Midden-Brabant, bijeen voor een reünie in de zaal van café Palermo aan de Broekhovenseweg. Het initiatief hiertoe werd genomen door de Tilburgse marktkooplieden, die bij de R.K. bond Sint Joseph of de Nederlandse Bond van Marktkooplieden zijn aangesloten. Tijdens een bespreking, die woensdagavond werd gehouden, bracht men spontaan voor deze reünie reeds een bedrag bijeen van een kleine f 700,-. Bovendien kreeg men van verschillende zijden de toezegging, dat eventuele tekorten zullen worden aangezuiverd. Voor deze reünie hebben zich reeds veertig mensen, afkomstig uit heel de provincie, opgegeven. De verwachting is, dat ongeveer 125 bejaarde marktkooplieden aan deze reünie zullen deelnemen. Voor vervoer hoeven zij niet te zorgen, want een aantal marktkooplieden heeft zich beschikbaar gesteld om deze mensen thuis af te halen en terug te brengen.