THULDEN!...
Zó oud..., zó mooi..., zó interessant..., zó dichtbij...
en toch zó onbekend!... Zouden we er eigenlijk wel over
schrijven? Betekent het geen soort heiligschennis dit eenzame
"land aan de grens" uit zijn sluimer te wekken en
was het niet beter het rustig, met de ziel naar binnengekeerd,
te laten voortvegeteren tot de inwoners van Nederland niet
meer aan hun 400 vierkante meter bos en woeste grond per hoofd
komen? Maar een mens is vindingrijk in het goedpraten van de
dingen die hij graag doet en zo hebben we onszelf wijs gemaakt
niet verplicht te zijn dit mooie plekje op misschien twintig
kilometer van Tilburg stiekem achter de arm te houden, zeker
niet voor degenen, wier behoeften verder dan bermtoerisme gaan
en die een verblijf in rustige en ongerepte natuur als een
solide vorm van geestelijke hygiëne beschouwen. De
dorstlavende cafés en restaurants ontbreken er toch! Het zal
er niet ineens storm gaan lopen. Het blijft dus voor de
fijnproevers. Dus dan toch maar de schijnwerper gezet op de
oude heerlijkheid Thulden en het zich daar bevindende
moerasgebied het Broekling op de terreinen van "De
Utrecht" ten zuiden van Esbeek. Per auto is het complex
alleen te bereiken van de zijde van de grote betonweg naar
Eindhoven via de Torenlaan, al weten de zwervers langs Gods
zandwegen dan nog wel andere routes...
De
naam Thulden luidt in de volksmond Tulder, maar men treft er
nog een paar andere spellingen van aan, zoals Tuldel en soms
ook wel Teulder. Het gebied ligt tegen de Belgische grens. In
de loop der jaren heeft "De Utrecht" er uitgebreide
ontginningen uitgevoerd, maar ook even uitgebreide
aanplantingen gedaan en zo kreeg men het beeld, dat juist voor
het landgoed "De Utrecht" zo karakteristiek is:
rondom door bossen ingesloten weiden en akkers, goed
onderhouden bossen en hier en daar brokken natuur, die met
opzet in hun oorspronkelijke staat werden gelaten. Dit alles
bijeen maakt zo'n harmonisch geheel, dat men de hand van de
mens zonder al te veel moeite uit de natuur kan wegdenken.
Een
centraal punt vormt de boswachterswoning Rovertsebaan nr. 1.
Het moet wel een grote botterik zijn, die hier niet gegrepen
wordt door wat hem omringt, zeker wanneer hij daarbij ook nog
iets van de historie weet. Want dat is het curieuze: men mag
Thulden niet los van zijn geschiedenis zien. Juist hierdoor
krijgt het zijn accent en wordt het uitgeheven boven
natuurschoon zonder meer. Het hult zich in een waas van
romantiek en het dwingt tot filosoferen over 't pregnante
woord van Heraclitus "panta rhei", alles stroomt
voorbij, al heeft de Griek het dan ook breder en dieper
bedoeld.
Oude
gevelsteen
Ook
op Thulden is alles voorbij gestroomd, waarbij we niet eens
terug behoeven te denken aan de zwervende oermens op de
Aalster- en Teulderheide, maar rustig in een meer recente tijd
kunnen ronddolen.
Thulden
heeft niet altijd gevegeteerd als nu en ge krijgt daar een
vermoeden van wanneer ge in een verwaarloosd jachthuisje naast
de boswachterswoning boven de deur een grote, ingemetselde
gevelsteen ontdekt. De steen bevat een bisschopswapen met aan
de bovenzijde het jaartal 1662 en aan de onderkant de spreuk
"Ne quid nimis", woorden die we bij Terentius
aantreffen en die nu eens aan Chilon dan weer aan Solòn
worden toegeschreven. Ge tracht dat Latijn te vertalen: Niets
te veel... alles met mate... "Maet hout staet" en er
schiet u de toneelclub van Hilvarenbeek te binnen, die deze
naam voert en daartoe misschien wel door deze steen
geïnspireerd werd. Voor uw geestesoog rijst een mens, die
deze spreuk koos en ge ziet 'n spoor van karakter, wijsheid en
bedachtzaamheid van zachtjes aan dan breekt het lijntje niet!
Nog altijd van toepassing op Thulden, dat nog door geen haast
gegrepen is.
Pleisterplaats
Als
een jachthond op het spoor van het wild duikt ge dan in de
historie en vindt dat de steen afkomstig is uit een kasteel of
klooster, dat hier vroeger gestaan heeft en waar de abt
Thuldanus zetelde. De volksmond wijst Thulden aan als
pleisterplaats voor een oude weg van Luik naar Holland. Er
stonden hier logementen, bierbrouwerijen en een
jeneverstokerij, zoals J.M. Lauwers verhaalt in zijn boekje
"Langs de Hilverboorden", waaraan we een aantal van
deze gegevens ontleenden.
In
1860 stonden er op Thulden nog drie oude boerenhuizen,
waaronder een dubbel, met samen ca. 35 ha bouwland. Bekend
waren de zevenmakers van Thulden. Zij leverden materiaal voor
de boerenkafmolens. De laatste herberg verdween omstreeks
1880. De Thuldense hei was ook bekend om haar honingrijkdom.
Tot uit de kleistreken kwamen imkers met tientallen korven vol
bijenvolken naar Thulden. In één seizoen zijn er wel eens
2300 korven geteld.
Abdij
van Averbode
De
oudste bekende eigenaresse van Thulden is de abdij van
Averbode zoals uit twee oorkonden van 1298 blijkt. Door de
abdij werd de bezitting als cijnsgoed gegeven aan een laat- of
cijnsman van wie een oorkonde van 1605 er één vermeldt.
in
1756 werden "Paghthoeve, Weyden, Beemden, Dennebosch met
verdere plantagiën en Heyden", zo citeert Lauwers,
verkocht aan Anthony Swagemakers voor de som van f 2.000,--.
Het werd "geërft en gevest" in gemelde hoeve ten
overstaan van de drost van Hilvarenbeek, Anthonie Timmers, en
Johan Lemnius, schepen van de vrije heerlijkheid en dingbanke
van Hilvarenbeek. 17 november 1783 ging het over aan een
familielid Arnoldus Swagemakers, die in 1794 zijn goed weer
overdeed aan zijn neef Adriaan Wijgerde voor f 5.000,--. Het
geslacht Wijgerde behield het goed tot 1847 in onverdeelde
boedel.
Nieuwe
bezitters
Op
19 augustus 1855 kwam het tussen de familie tot een acte van
scheiding en deling ten overstaan van notaris Jacobus
Ceulemans te Turnhout. Eigenaresse werd toen Rosalie Victoria
Magnin. Van haar ging Thulden over op Adrianus Francken, die
in 1895 "het heerlijk goed" met vrije jacht en alle
rechten, titels en privilegiën en gerechtigheden verkocht aan
notaris Huysmans te Hilvarenbeek. Deze was het, die het
jachthuisje liet bouwen, waarin zich de hierboven vermelde
gevelsteen van 1662 bevindt. Een tweede steen, naast de deur
van het huisje, bevat de inscriptie: "E.M.J.W.E. Huysmans,
Heer van Aalst en Thulden, 5-10-1900". In 1924 verkocht
mevrouw de weduwe Huysmans het aan A.H. Kloppenburg te
Semarang in het toenmalige Indië. Daarna kwam het in handen
van de heer E. van Puyenbroek te Goirle en thans is "De
Utrecht" er de eigenaresse van.
Tot
de rechten van Thulden behoort onder andere het recht om met
"bestiaal" gebruik te maken van heide en weide van
Poppel, Weelde en Mierde. "Binnen de wallen" was
Thulden groot 77 ha, maar het totaalbezit met Aalst en
omliggende heide bedroeg rond 1924 de oppervlakte van
231.52.42 ha.
Martelaar
van Gorkum
Lauwers
vertelt verder, dat volgens een oude brief, die op de pastorie
van Esbeek berust en die gericht was aan de kantonrechter van
Abcoude, Thuldenhoeve de geboorteplaats van de H. Adrianus
was, een van de martelaren van Gorkum, naar wie in Tilburg ook
een straat genoemd werd, te weten de Adrianus van
Hilvarenbeekstraat.
Uit
het geslacht van Thulden is onder andere gesproten de in 1606
te Den Bosch geboren en in 1676 aldaar overleden schilder en
graveur Theodoor van Thulden. Hij was een leerling van Rubens
onder wie hij lang werkte en die hij sterk imiteerde zonder
diens grootheid en kracht te bereiken. Zijn beeltenis prijkt
op het Bossche stadhuis, waarin ook een viertal van zijn
doeken hangt.
Centraal
punt
Met
dit stukje historie als geestelijk decor op de achtergrond
keren we nu terug tot het centrale punt van Thulden, dat voor
ons de omgeving van de boswachterswoning van de heer Van de
Brink, vormt. Het riante huis, met een koepel op het dak en
aan weerskanten van de hoofddeur misschien wel veertig kleine
popperuitjes met daarnaast in driehoeken rood-wit-groen
geschilderde venstertjes, ligt aan bijna drie kanten door hoog
geboomte ingesloten. Aan de voorzijde wordt het overschaduwd
door een pracht van een oude linde. Zij steekt ver boven het
huis uit en haar knoestige en bultige stam draagt al vanaf de
grond bebladerde scheuten zodat zij pronkt als een pauw met
zijn staart.
Soppen
in de hemel!
Één
zijde van het huis met de langgerekte schuur er achter ligt
echter open als een enorm luik op de hemel en hierdoor valt
een plas zonlicht op een tuin en een goed onderhouden
grasveld, die de gehele omgeving zo verrassend lucide en
tegelijkertijd mystiek maakt als een schilderij van Fra
Angelico, bij de aanraking waarvan Felix Timmermans meende een
vinger in de hemel gesopt te hebben. Ook hier sopt ge in de
hemel! Denk nu niet, dat wij ons aan wat dichterlijke
overdrijving schuldig maken! De plek is uniek op de wereld,
die hier altijd ingehouden te juichen staat. Het heerlijkst
vóór de vroege namiddaguren met de zon er bij. Maar ook
zonder zon is "het" er. We namen eens de proef met
iemand, die hier nooit geweest was en die schier onaardse
luciditeit was het eerste wat hém, de totaal onvoorbereide,
trof.
Dat
kan allemaal!
Als
ge, bekomen van de eerste overrompeling, ontdekt langs de
asfaltweg met beide voeten tussen de nu inmiddels weer
uitgebloeide lelietjes van dalen te staan, een bloem die in
onze streken maar op enige plaatsen voorkomt, wees dan niet
verbaasd. Het is zo, dat kan hier allemaal.
Na
deze introductie moogt gij uw wandeling aanvangen. Een
wandeling onder hoge sparren, eiken en beuken of jonge
aanplant, tot ge komt bij een verwaarloosde vijver, waar
metershoge rododendrons paars te juichen staan. De varens
zitten ook al meer dan een halve meter boven de grond en
straks zullen ze manshoog de bosgrond toedekken. Wandel eens
langs de haag van krentebomen, rechts van de boswachterswoning,
en duik eens in de wilde bospartijen achter de moestuin,
totdat ge er weer aan herinnerd wordt op "De
Utrecht" te zijn, doordat ge op open akker- en weiland
stuit, daar waar tot voor de oorlog nog heide was en het nu
verdwenen Kromven lag.
Broekeling
Maar
er is nog een vennengebiedje overgebleven, namelijk het
Broekeling. Niet zo groot, maar wél uniek. "De
Utrecht" heeft het bij de ontginningen gespaard, omdat
zij het "doodzonde" vond er aan te komen!
We
gaan nu vanaf de boswachterswoning terug over Thuldensdijk
langs de boerderij van Harry Oerlemans. Komen van de asfaltweg
op een klinkerweg en duiken dan in het tweede kleine
doorgangetje aan de rechterkant. Na vijftig meter kunt ge met
de auto niet meer verder, maar dat hoeft ook niet, want hier
dient het paard van Sint Franciscus ingespannen. Ge gaat te
voet!
Rondom
het ven
Bij
een bruggetje met een watervalletje in vóór- en najaar staat
ge aan een gedeeltelijk dichtgegroeid ven met een ongekend
rijke moerasvegetatie, waarin juist wat jonge eendjes
wegschieten. Zacht wuift het veenpluis langs de oever en op
het open deel van het ven ligt tussen haar brede groene
bladeren de witte waterlelie mooi te zijn als de koningin van
alle waterplanten. De weg loopt achter het ven om - helaas
langs de landerijen, waarom heeft men hier ook niet een strook
bos uitgespaard - en gaat dan dwars door het ven heen over een
dichtbegroeid pad met halverwege een bruggetje van betonpalen.
Aan de overzijde gekomen gaat men naar links. Zo rondt men het
ven in de vorm van een acht en keert weer op zijn uitgangspunt
terug. Wie over veel tijd beschikt, kan zijn wandeling
uitbreiden tot een soortgelijk achter dit ven gelegen
moerascomplex, dat ook enige kleine vennetjes en een
romantisch pad-door-de-wildernis omvat.
Worden
en vergaan
Bij
de geschiedenis van Thulden zijn de gedachten al even
uitgegaan naar komen en verdwijnen..., worden en vergaan. Deze
gedachten dringen zich in het Broekeling in hevige mate op.
Dit langzaam dichtgroeiende ven vormt een duidelijk beeld van
het verveningsproces. Jaar in jaar uit komen de planten,
sterven af en zakken naar de bodem, waar zij zich in steeds
dikker wordende laag ophopen. Dan wordt het ven tot moeras,
een met water volgezogen spons, die steeds vaster ineenkoekt.
Dan waagt het houtgewas zijn sprong. De gagel als haantje de
voorste met even later als opvolger de berk. Het ven is aan
zijn laatste levensjaren begonnen. Een deel van het Broekeling
heeft zo al een ver voortgeschreden stadium bereikt, maar we
komen nog allemaal op tijd om het gade te slaan. Liefhebbers
van de natuur, die door geen mensenhand wordt geleid, komen
hier aan hun trekken. Het landschap verkeert in echte
oerstaat.
Hoogeindse
beek
Er
stroomt ook een kleine beek dwars door het ven, die we op een
zeventig jaar oude kaart als Hoogeindse beek zien aangeduid.
Zij ontstaat achter Thulden, even over de Belgische grens,
krijgt bij Hilvarenbeek de naam van Spruitenstroompje en komt
bij Moergestel in de Reusel. Het gebeurt niet vaak dat men zo
bij een beek komt, dat men -indien gewild - haar oorsprong kan
opzoeken. Voor de bezoekers van Thulden is dit mogelijk, maar
dan dient men de auto wel ergens langs de weg achter te laten.
Thulden
is ook interessant alleen al bij een blik op een stafkaart.
Men ziet dan namelijk, dat bij de ijzeren grenspaal no. 208 de
hier kaarsrecht getrokken grens een stompe hoek maakt. Aan de
buitenkant van deze hoek nu ligt Thulden, juist als een
bastion in een vestingwal. Dat Thulden ook tot de verbeelding
heeft gesproken, zou kunnen blijken uit het verhaal van
sommigen, dat de "schat van Hilvarenbeek" in de
richting van Thulden begraven zou liggen, hoewel ook de
Hertgang op Dun, in de nabijheid van de bekende uitspanning
"De Bockerijder", genoemd wordt.
Zonder
ironie
Het
is natuurlijk heel goed mogelijk, dat in die grote
heidegebieden van weleer in troebele tijden kostbaarheden
begraven werden. Het verhaal wordt er echter niet
geloofwaardiger op als Lauwers, doodnuchter - zonder een
vleugje van ironie - meedeelt, dat de verbergers van de schat
het niet nodig vonden de plaats te markeren, daar zij van
oordeel waren, dat die schat toch ieder ogenblik kon worden
teruggevonden "omdat de plaats, waar zij stonden, het gat
in de grond en de kerktoren juist in één rechte lijn
lagen".
Zo
zagen we dan Thulden. Wie allemaal wist, wat hier verteld
werd, mag de vinger opsteken! Of is het: Thulden!... Zó
mooi..., zó interessant..., zó dichtbij... en toch zó
onbekend????
PIERRE
VAN BEEK |