Lindenlaan in Postel
- archief Pierre van Beek
Over
eindeloze bossen en velden, door een stilte, die bijna niet
meer van deze wereld is, kunt ge ieder kwartier van de dag
speelse klokkeklanken horen, die uit kristallen kelen lijken
te komen. Ge zoudt ze willen grijpen en vasthouden, maar even
verrassend als ze kwamen, zijn ze weer verdwenen zoals
zeepbellen uiteenspatten. Het was het carillon van de
Norbertijner abdij van Postel, dat zo braaf en trouw telkens
weer herinnert aan het voorbijgaan van de tijd in een oord,
waar eigenlijk geen tijd schijnt te bestaan omdat men er aan
eeuwigheid meer verwant is.
De
abdij van Postel is een eerbiedwaardige abdij, die haar spoor
getrokken heeft door de beroeringen van de geschiedenis. Meer
dan acht eeuwen zijn er voorbijgegaan want reeds in 1140
vestigden zich hier de Norbertijnen. Ze werden beroofd en
verdwenen, maar keerden weer en zo werd door de eeuwen door
daar, in de meest verre uithoek van de toch al zo dunbevolkte
en verweesde Kempen, een centrum van cultuur opgebouwd,
waarvan de invloed tot in onze tijd voortduurt. Dit mag dan
ten zuiden van de Nederlandse staatsgrens liggen, wie bladert
in de annalen constateert spoedig, dat ook een deel van onze
Noord-Brabantse Kempen nauw met het leven van Postel verweven
zit. Namen van Bladel, Reusel, Bergeijck, Luiksgestel, Hoge en
Lage Mierde en Eersel duiken daarbij voortdurend op. Daarom is
Postel ook een stuk van ons.
Postel,
welke naam "gagelbos" zou betekenen, is een dubbel
begrip. Wie het woord kent, denkt aan de abdij maar evengoed
aan de streek, waarin die is gelegen. Voor het eerst hoorden
wij hier spreken van "het dorp", waar ge wel even
vreemd van opkijkt omdat ge eigenlijk niets ziet dat op een
dorp lijkt. Dit dorp concentreerde zich oorspronkelijk binnen
de muren van de abdij, waar nu echter de meeste huisjes zijn
verdwenen of voor andere doeleinden omgebouwd. Naar een oude
man ons vertelde, telt Postel toch nog altijd een 300 inwoners
en een zestigtal huizen: "Maar die kunt ge nie
gemakkelijk vinden als ge ze nie weet"… Postel, dat
onder Mol - met zijn 11.419 ha oppervlakte de meest
uitgestrekte gemeente van België - behoort, is een parochie
en heeft ook een eigen pastoor, die natuurlijk een Norbertijn
is. Allemaal dingen, die ge er zo maar niet aan afkijkt.
Eeuwenoude
lindelaan
Wie
vanaf de nieuwe asfaltweg van Retie hier komt binnengereden,
wordt direct overrompeld door een in letterlijke zin
eeuwenoude lindelaan. Kanjers van bomen met hun kruinen hoog
in de hemel, dicht bij elkaar geplaatst, vormen een opvallend
smalle laan, welke nu nog alleen als voetpad bruikbaar is en
die er op wijst hoe gauw men vroeger al tevreden was met een
laan. Als Vught voor Den Bosch zit er links van de
toegangspoort tot het abdijterrein een in 1960 gereedgekomen
"Gasthof", dat de naam "De Beiaard"
draagt, een concessie aan de moderne tijd maar gehouden in de
oude trant, waarbij gedeeltelijk gebruik werd gemaakt van de
van 1680 daterende abdijhuisjes, die eens moe en afgeleefd met
hun gezicht naar de abdij keken en wier bewoners geen huur
behoefden te betalen. Die huisjes, waarvan er nog enige zijn
overgebleven, maakten deel uit van de van steunberen voorziene
abdijmuur, die ook nu nog het kloostercomplex geheel omgeeft,
veelkleurig van ouderdom, hier en daar zwaar verweerd of
scheefgezakt zodat ge het patina van de tijd er zo van meent
te kunnen afscheppen. Deze muur met zijn totale lengte van
1200 meter wordt onderbroken door drie toegangspoorten in drie
windstreken, ge treedt er over een brug binnen want behalve
door de muur wordt het abdijcomplex ook nog door een gracht
als een vesting beschermd. Herinnering aan het Postel van
weleer met het leven en wroeten van hen, die op deze dorre
gronden een bestaan trachtten te vinden, leeft voort in het
"Gasthof", dat een museum vormt met een mengelmoes
van antiek en folklore.
Beiaardtoren
Onweerstaanbaar
wordt de bezoeker getrokken door de zuidelijke poort met
dubbele ingang in de 16de-eeuwse ringmuur. Eens was er een
tijd, dat we hier slechts schoorvoetend binnentraden, omdat ge
binnen de muren de eeuwen voelde wegen. We zeggen
"eens", want sinds jaren wordt er nu binnen de
abdijruimte gebouwd, waardoor de betovering van het verleden
wreed wordt verstoord door een nieuw retraitehuis. Weliswaar
fraai van architectuur met zijn indrukwekkende zuilenbogen
maar tegelijkertijd een object, dat aan deze zijde geheel de
oude abdij camoufleert. Ge moet binnendringen tot de hier
achter liggende kloosterhof om opnieuw te worden
geconfronteerd met de wijding van het oude Postel, al straalt
ook hier nog het nieuwe van de in 1960 gereedgekomen
bibliotheek. Maar hier staat ge dan toch oog in oog met een
van de pronkstukken van de abdij: de beiaardtoren, wiens
klanken we reeds over de bossen hoorden zinderen zoals hij dat
al meer dan drie en een halve eeuw deed, want hij dateert van
1610. De toren is een mooi voorbeeld van Vlaamse renaissance,
een spel van slanke lijnen, witte banden, raampjes, deurtjes,
pijlers en bogen, ongeveer even oud als zijn overbuur, de in
restauratie verkerende voormalige brouwerij, waarvan men het
afbreken niet over zijn gemoed heeft kunnen krijgen.
Iets
verloren
Er
zullen wel gewichtige redenen zijn geweest om het retraitehuis
hier te bouwen. Die bouw heeft ons droef gestemd. We hebben
iets aan Postel verloren waarvan we zeker weten, dat het nooit
terug zal keren. Uit nieuwsgierige schrik zijn we wat te vlug
naar voren gelopen. Er is nog zoveel te zien aan de
zuiderpoort. Het wapen van de abdij: drie molenijzers met de
spreuk "Cruce vincet veritas", de waarheid overwint
door het kruis, zijn in de poortgevel aangebracht. In een nis
rechts een zwarte Lieve Vrouw achter glas, de schutsvrouwe van
de abdij. Verder een meer dan levensgrote Christusfiguur aan
het kruis, boven een gedenkteken voor de staatsman minister De
Broqueville, die op het kasteel in de schaduw van de abdij
werd geboren en wiens verwanten nu nog delen van Postel
bezitten.
Duizend
per week
Onder
de poort trekt ook een uitgesleten zitbank de aandacht en
daarmee zijn wij aangeland aan een speciaal hoofdstuk van de
abdij. Hier wachtten de armen hun beurt af om een aalmoes te
ontvangen. In de muur is nog de vorm van het "spijndingsvenster"
aanwezig, waardoor de aalmoezen werden uitgereikt.
Oorspronkelijk was de abdij namelijk een gasthuis. Daar werden
hongerigen gespijsd en vreemdelingen geherbergd en dat was
geen kleinigheid. Het abdij-archief vermeldt daarover:
"Al wie daar komt, krijgt gewoonlijk een brood van
anderhalf pond, een stuk vlees en een pot bier. Gemiddeld
ontvangt men per week 1000 vreemdelingen, zonder te rekenen de
ridders des konings, die er soms ten getale van honderd
aankomen, aan wier paarden het klooster hooi en stro levert,
terwijl de ruiters er volgens stand en waardigheid worden
bejegend; 300 à 400 armen kwamen uit de omtrek drie maal per
week naar het klooster: op die 'speendagen' ontvingen deze
ongelukkigen bier en brood voor een ganschen dag. Tweemaal per
jaar, in het begin en aan het einde van den Vasten, stroomden
er daarenboven 4 tot 5000 armen naar Postel, en elk hunner
ontving twee brooden van 3 pond en een pond spek, twee
haringen en een pot bier, en zij die blootvoets waren, kregen
een paar schoenen"… Het is gebeurd dat "30 zware
verkens en meer dan 3000 liter koren" werden uitgedeeld.
Op 27 februari 1631, toen de bedeltocht een plundering werd,
kwam het tot 6000 – ja, dit is geen drukfout - tot 6000
broden en 3000 pond spek.
Plunderingen
Als
men dit leest, wordt ge natuurlijk ook nieuwsgierig naar die
plundering. Tegenover de oude lindelaan staat thans het café
"De Lindedreef". Vlak daarbij lag in 1631 de herberg
de "Spreuwel", waarin een aanval op het klooster
werd gesmeed. Dat betrof echter al een tweede aanval. Oorzaak
van de eerste schijnt te zijn geweest een wijziging in het
uitdelen der aalmoezen. Deze werden voortaan in de omringende
dorpen zelf uitgedeeld. Tien karren brood waren in 1618 naar
Arendonk, Bergeijk, Bladel, Dessel, Eersel, Hapert, Lommel,
Luijksgestel, Retie en Reusel gebracht. Uit de opsomming van
deze namen blijkt waar armoe troef was en dat daartoe
verschillende plaatsen van onze Brabantse Kempen behoorden. Op
de vroege morgen van 7 februari 1619 trokken de opstandigen
met hamers en breekijzers naar Postel. Tot twee uur des
middags duurde de toeloop van volk. Men beukte de benagelde
poort in stukken en ging als vandalen in het klooster te keer.
Van zes tot tien uur deelden de monniken geld uit, waarna de
bende aftrok. Meer dan 3000 "armen en rijken" hadden
aan de opstand deelgenomen.
Op
27 februari 1631 was het nog erger. Het abdij-archief vertelt
ervan: "Toen hebben de moetwilligen de woenplaetsen voor
de aermen gemaekt, het ene na het andere afgebroken ende het
ander in brant gestoken. Dan de gelasen uytgeslaegen, sommigen
van de religieuzen ende domestiquen gequetst, met bylen ende
hacken de deuren geopent, het cloester ende kelder ingeloepen,
uytgeroeft wat sy connen aengeraeken. Een wyle tyds daernaar
hebben sy den moelen, voer het cloester staende afgebrant met
noch sommige pachthoeven ende schueren tot Baelen ende Reusel."
Enige namen van de booswichten zijn bewaard gebleven. Willem
Hoyberghs zag Simon Pauwels een mes in zijn handen zwaaien en
hoorde hem roepen: "Laet sy maer coemen de paepen, wi
zullen hem als riemen snyden; meteen begonst hy de mueren te
beclimmen ende poerten te breecken." Wie goed doet dus
niet altijd goed ontmoet. Zo was het toen en zo is het nu!
Oosterpoort
In
tegenstelling tot weleer vinden wij de indrukwekkendste
binnenkomst binnen de muren thans die door de oosterpoort
naast de boerderij. Men heeft dan van verre een blik op de
langgerekte voorgevel, achter een rij hemelhoge
ratelpopulieren, die als orgelpijpen ruisen wanneer de wind er
mee speelt. Bij deze gevel sluit de Rijnlands-Romaanse
abdijkerk aan. Ze is gewijd aan Sint Nicolaas, de patroon der
reizigers, omdat Postel in vroeger eeuwen een knooppunt van
belangrijke verkeerswegen vormde, nl. van Breda naar
Maastricht - Aken - Keulen en van Leuven naar Den Bosch -
Heusden. De kerk dateert van 1190. De gebruikte Rijnlandse
steen zou met ossekarren uit Duitsland zijn aangevoerd. De
toren is echter van 1769. De voorgevel der abdij draagt de
kentekenen van drie bouwstijlen, waarvan het middelste
gedeelte barokbouw is uit 1734. Het rechter deel is van 1631
en het linker van 1713.
In
een hoekje naast de kerk zult ge bij de voorgevel een oud
kerkhofje vinden. Een serie graven van niet meer dan een
heuveltje, maar één graf draagt een stenen kruisbeeld uit
1628. Het is van een echtpaar met zijn zoon, die alle drie in
dezelfde maand gestorven blijken. Het opschrift luidt:
"Hier ligt begraven Steven Render Bierens ende Elisabet
Diericx sin huisvrouw met Dionys hunnen sonen. Stierven in den
mey Ao 1628". Welk drama gaat hier achter schuil?
Voornaamheid
Ge
kunt u geen beeld van Postel vormen als ge ook niet bent
binnengetreden, verbaasd rondkijkend zijt voortgeschuifeld
door de ontvangsthal, de gastenkamer, de rode zaal, de groene
zaal, het Vlaamse zaaltje, de galerij der prelaten, de
kapittelzaal, en de refter. Oude schilderijen,
rijkbepleisterde plafonds, antiek meubilair en vele andere
zaken, alles harmonieus bijeen en een sfeer van grote
voornaamheid oproepend. En toch is het geen muf en uitgedroogd
gedoe zoals in sommige musea. Al die rijke zalen leven nog, de
eeuwen spelen met de geest die binnentreedt, ze nodigen hem
uit plaats te nemen op de met leer beklede stoelen om zich
hier thuis en gelukkig te voelen.
Bibliotheek
Tot
de vele dingen, waar Postel mee kan pronken behoort de nu in
een veilige nieuwbouw, die in 1960 klaar kwam, ondergebrachte
bibliotheek. Daar vindt ge een boekenschat van 70.000 banden,
meer dan 200 wiegedrukken, 340 Plantijndrukken, atlassen,
waaronder de volledige uitgave in 15 delen van de Atlas van
Blaeu, devotieboekjes en etsplaten om maar enige zaken te
noemen. Het archief is vooral goed gedocumenteerd over de
geschiedenis van de Kempen. Het bevat 1043 perkamenten
oorkonden, lopende vanaf 1155 tot 1792 en duizenden papieren
oorkonden, alles bijeen een cultuurschat, die tot waarheid
maakt de dubbele paradox boven de bronzen, met prelatenwapens
versierde deuren: "Hic mortui vivunt et muti loquntur".
Hier leven de doden en spreken de stommen.
Boerderij
De
abdij bezit ook een boerderij met achtentachtig melkkoeien en
een 20 ha akker- en weiland en bos. Dankzij een in juni 1945
naar de goederen van de abdij doorgetrokken bevloeiingsgracht,
die reeds in november 1922 vanaf Sluis 1 naar het grafelijk en
koninklijk domein was aangelegd, werd de dorre heidegrond zo
vruchtbaar gemaakt, dat er tarwe, bieten, erwten kunnen
verbouwd worden. De opbrengst blijft zelfs maar weinig bij die
van kleigrond ten achter. Niet weinig trots is de abdij op
haar eigen kaas, waarvan dagelijks 100 kg wordt gemaakt. In
"Den Beiaard" wordt deze abdijkaas in dikke, grote
plakken met brood geserveerd. Daar hoort dan een schone bokaal
abdijbier bij, dat echter niet meer uit Postel maar uit
Westmalle afkomstig is. Ge weet immers, dat er in de Vlaamse
Kempen zonder eten en een pint niet te leven valt…
Op
kerkhof
In
de mastenbossen aan de weg naar Reusel ligt sinds 1824 Postels
"nieuwe" kerkhof. Als eerste werd hier op 22 juli
van dat jaar begraven een tweejarig kind Petrus Joannes
Willekens. Bij een in 1921 door de familie De Broqueville
gebouwde kapel bevinden zich de grafkelders van de familie.
Wie Frans kent, kan in de kapel precies lezen, waar... rechts
of links, onder of boven, voor of achter... wie van de vele
leden der familie hier, in de stilte der Postelse bossen hun
laatste rustplaats vonden. Het grote kruis naast de kapel
staat in een merkwaardig voetstuk. Dit bevat namelijk
glasslakken, die wel afkomstig zullen zijn van Mol, dat de
grootste glasfabriek van Europa bezit.
Schepers
en adel
Maar
"Hier rust in God" ook Antoon Ooms, laatste
schaapherder der abdij, overleden 21-2-'57. En een ander graf
blijkt dat van Adriaan van Gorp, weduwnaar van Maria van Gorp,
geboren 10-4-'73, overleden 6-5-'56, ook een schaapherder der
abdij. Naast baronnen, baronessen, graven en gravinnen, liggen
op dit kleine Kempische dodenakkertje derhalve ook twee
eenvoudige schepers begraven. Waar kan men zoiets elders
aantreffen?
Die
Adriaan van Gorp bezat een keurig bewerkte
"breischei", een zelfgemaakt houten kokertje, dat
met een riem om zijn heup hing en de initialen A(driaan) V(an)
G(orp), uit Reusel en het jaartal 1853 droeg. Hij zou ook bij
zijn kudde "wel een karrevracht boeken" hebben
gelezen. Zo wordt verteld. Hij moest ook oom zeggen tegen die
andere scheper Jan van Gorp, eveneens uit Reusel. Deze leefde
van 1824-1890, zoals de Postelse Norbertijner pastoor E. van
den Bergh vertelt in zijn kaleidoscopisch boek "Postele
op ter heyden", waaraan wij een en ander voor dit artikel
ontleenden. Deze Jan van Gorp "heeft in de hei zoveel
kousen gebreid, dat zij in kamer en keuken niet konden worden
op gestapeld".
Scheperslied
In
zijn laatste dagen zong hij nog zijn scheperslied: "het
schoonste, dat er op de wereld bestond". Het omvatte
zeven coupletten van zes regels, waarbij een telkens
terugkerend tweeregelig jodelachtig refrein. Hier volgt het
eerste couplet:
"Als
wij met de schapen gaan naar d'hei,
in
't voorjaar, als er bloot nog ligt de kei,
dan
is er toch al schrale bunt,
die
onze schaapjes wel wat gunt.
Jolihie!
Jolihei!
Wij
schepers van de hei!"
Postel
was niet alleen een land van hei maar ook van bos. Er bestaat
nu nog een "Groot Bos", dat vroeger met zijn eiken
en beuken iets geweldigs moet zijn geweest. "Stronken als
een tafelblad". Ze werden meestal voor kapblok aan
slagers of voor kamwiel aan molenaars verkocht. "Peer van
Gorp" (alweer een uit Reusel 1815-1880), "moest het
rad van zijn kar doen om er een 'post' (stronk) op te krijgen
en had twee paarden nodig om hem weg te sleuren"... zo
vertelden het oude mensen. En dan was Postel nog het land van
de grote moeren, die ook weer stof leverden voor de
volksverbeelding. Een deel van deze moeren is nog aanwezig.
Nooit
op zondag
Het
is plezierig dit alles te weten, want ook in Postel veranderen
de tijden. Wie het "eeuwig zingen van de bossen" wil
beluisteren en de oude geest der abdij over zich wil laten
komen, dient er op zondag weg te blijven. Dan kunnen er meer
dan honderd auto's in de eeuwenoude lindedreef staan en dan
puilt "De Beiaard" uit. Drie ijswagens en een
friettent vindt ge ook nog! Iedere zomerzondag wordt er
voorschot genomen op de kermis, die pas op de derde zondag in
oktober wordt gehouden. Een schiettent en een mallemolen
completeren dan het feest. Ga daarom liever naar Postel op een
ochtend van een gewone, weekse dag.
Er
is een autoweg geprojecteerd van Eindhoven naar Antwerpen.
Deze snijdt tussen Reusel en Postel door een deel van Postels
gebied, dat eens aan de Belgische prins Karel heeft
toebehoord. Wanneer de nu nog zeer slechte verbindingen met
Reusel en Eersel verbeterd zijn, is de opheffing van Postels
aloude isolement totaal. Het zingen van de bossen zal
overstemd worden door het geraas van auto's. Voor Postel
kondigt zich een nieuwe tijd aan. Als dan ook nu reeds
"de hei de hemel niet meer raakt", zoals eens een
streekdichter zong, er zullen voorlopig echter nog wel neetjes
(beekjes) blijven ontspringen in de moeren en de beiaard
blijft er waken.
PIERRE
VAN BEEK