Het
kan aardig zijn in een oud boekje te snuffelen. Zo een, waar
de muizen aan geknaagd hebben, waarvan het papier vergeeld en
bespikkeld is en zó bros, dat het subiet afbreekt als ge er,
uit macht der gewoonte, een ezelsoor uit wilt strijken. Een
dergelijk boekje ligt er nu voor ons. Op het buitenste
titelblad staat, in een haarfijn kadertje vol
tierelantijntjes, in liefst maar negen lettertypes te lezen,
wat het voornemens is zijn lezer voor te schotelen. Het luidt
daar: "Uitvoerig en beredeneerd verslag van den toestand
der gemeente Tilburg over het jaar 1881 (Ingevolge art. 182
Wet van den 29 Juni 1851, Staatsblad nr. 85). Onder een vignet
in de stijl van het kader staat vermeld, dat het was: een
"Stoomsnelpersdruk" van Antoine Arts. Kort gezegd:
we hebben te maken met een Tilburgs gemeenteverslag. Geen
precieuze zaak om van om te vallen, maar toch al wel een dikke
tachtig jaar oud en dus de moeite waard eens op verkenning te
tijgen.
Op
1 december van het behandelde jaar telde onze stad 29.469
inwoners, wat een aanwas van een kleine 600 tegenover het
voorafgaande jaar betekende. Waar het over huwelijken gaat,
blijkt dat we er toen "jonkmans" en "jonge
dochters" op na hielden. Dat waren jongelieden op huwbare
leeftijd van respectievelijk het mannelijke en vrouwelijke
geslacht. Als we tegenwoordig van een "jonge
dochter" spreken, bedoelen we een pasgeboren vrouwelijke
baby. Echtscheidingen vonden er geen plaats indachtig het
adagium "Wat God verbonden heeft, zal geen mens
scheiden".
Gemeenteraad
De
uit 21 leden bestaande gemeenteraad wordt gerekend tot het
"personeel". Men treft er de namen aan, die ook
thans nog nagenoeg allemaal inheems zijn. Zie maar: J.H.A.
Diepen, C. Houben, W. Cools, F.L. van Spaendonck, C. van
Roessel, B. Smulders, A.M.J.J. Janssens, A.A. Mutsaers, J.B.
Brouwers, A.A.H. Pollet, H.F.W. van der Voort, V.A.A. Bogaers,
A. Vermeer, C.J. Eras, J.C. de Bondt, J. Claesen, B.T.E.
Sträter, A. van Roessel, A.J. Blomjous, A. Franken en J.A.A.
Kerstens. Burgemeester was de 10 februari 1869 benoemde J.F.
Jansen en het college van wethouders bestond uit J.A.A.
Kerstens, A.A. Mutsaers en J.H.A. Diepen. Secretaris was vanaf
1837 Q. Beljaars.
Hoewel
een lijst van straten aan het einde van het verslag de nieuwe
namen geeft, noemt het bij vermelding van de voornaamste door
de raad behandelde onderwerpen nog oude. Zo is er nog sprake
van rioleringaanleg in de Parallelweg en in het noordelijke
deel van de Comediestraat. Bedoeld zijn de huidige Spoorlaan,
die echter in de volksmond nog lang "Prelweg" werd
genoemd - vermoedelijk omdat "parallel" een onbekend
begrip was - en de huidige Willem II-straat. Deze laatste
dankte haar oude naam aan het feit, dat zich hier een zaal
bevond, waar toneeluitvoeringen werden gegeven. Men sprak in
vroegere dagen graag van comedie spelen. En daarmee was dan
geenszins de figuurlijke comedie bedoeld, die wij heden ten
dage sommige mensen menen te zien spelen en waar vooral
politici sterk in schijnen te moeten zijn.
Opkomst
trams
De
raad besloot onder andere tot een gemeenschappelijke aankoop
met Oisterwijk en Berkel van de watermolen te Oisterwijk.
De
gemeenteontvanger A. Janssens kreeg op zijn verzoek eervol
ontslag en zag als zijn opvolger benoemd A.A. Janssens. Om
deze functie te kunnen krijgen moest hij een borgtocht van
zestienduizend gulden stellen.
De
Noordbrabantse Stoomtram-Maatschappij opende dat jaar haar
lijn van Tilburg naar Waalwijk.
A.L.
Festen te Heeswijk kreeg 4 augustus een voorlopige concessie
tot aanleg en exploitatie van een stoomtramweg vanaf de
Koningshoeven naar Oss en Lithoijen.
Aan
J. Levelt te Rotterdam werd 8 oktober concessie verleend voor
een tram van Tilburg naar Dongen.
Uit
de cijfers van de gemeenterekening van 1880 blijkt, dat men de
eindjes aan elkaar geknoopt en nog wat overgehouden had. Hoe
zeer we ook de hekel aan cijfertjes hebben, toch wel aardig in
het licht van heden te zien, dat het hele bedrag der uitgaven
ruim 244.000 gulden beliep.
Het
kantongerecht, dat binnen afzienbare tijd weer een nieuw
tehuis zal gaan betrekken, was gevestigd in enige lokalen van
het raadhuis, die aan het departement van Justitie verhuurd
werden.
Aangelegd
werd het deel van de Tuinstraat tussen Willem II-straat en het
Lange Pad (de huidige Langestraat) vanaf Korte Tuinstraat naar
Spoorlaan.
Particuliere
straten
In
verband met het aanleggen van een "keiweg" en
trottoir moeten bomen aan de zuidkant van de Spoorlaan
verdwijnen. Op het einde van oktober werden ze overgeplant
naar het Piusplein, zodat ze nog wel niet al te groot geweest
zullen zijn.
Het
doet nu merkwaardig aan, dat enige straten in het centrum van
de stad eigendom van particulieren waren. Zo behoorden de
straten in het "Willemspark" (het latere
Willemsplein) toe aan J. v. Tulder, de Mariastraat en de
Wolstraat waren van V.A.A. Bogaers. A.A. Bogaers kon de
Antoniusstraat de zijne noemen. Het bovenvlak van deze straten
bestond uit leem en zand en werd in het algemeen goed
onderhouden. Met uitzondering dan van de straten in het
Willemspark. Daarmee was het huilen. Vooral bij nat weer
verkeerden ze in "bijna onbegaanbare toestand". De
gemeente beschikte niet over voldoende wettelijke bepalingen
om hier afdoend in te grijpen.
Mazelenepidemie
Tilburg
zag zich geconfronteerd met een mazelenepidemie, waardoor 1200
gezinnen getroffen werden. Er stierven 102 personen aan de
gevolgen. Verschillende lagere scholen moesten het in die
periode met minder dan de helft van haar leerlingen stellen.
Voor patiënten in het R.C. Gasthuis (Katholiek werd toen nog
met een C geschreven) droeg de gemeente voor elke verpleegdag
dertig cents "per lijder" bij.
Het
drinkwater was over het algemeen helder en goed van smaak. Dat
van het Willemspark en de Zwijsenstraat daarentegen bleek
meestal niet te drinken. Het slaan van Nortonputten bracht ook
niet de verwachte oplossing.
Het
borreltje
De
politie schreef voor onze niet-brave stadgenoten 809 bonnetjes
uit, waarmee ze 1014 personen te pakken had. Als nummer één
paradeert boven aan de lijst, met ronden voorsprong, openbare
dronkenschap. In de eerste tien maanden van het jaar vielen er
268 bekeuringen en na het in werking treden van de drankwet op
1 november kwam daar toch altijd nog 72 bij. Dat maakte
derhalve een jaartotaal van op de kop af 340. Allemaal vanwege
het borreltje!
Op
de oneervolle tweede plaats verschijnt dan diefstal met 271
processen-verbaal. Waren het hier dan zulke dieven? Het valt
nogal mee als men ziet, dat 233 gevallen geboekt staan als
bos- en velddiefstal. "Naar de bossen van onze grutvadder
(de gemeente) gaan" om hout te sprokkelen (en misschien
een boompje mee te pikken in de gedachte, dat men in het veen
toch ook niet op een turfje ziet!) bleef in Tilburg nog lang
na 1881 een begrip.
Als
derde op het lijstje verschijnen 50 bekeuringen wegens
mishandeling en verwonding, een cijfer, dat natuurlijk nauw
samenhangt met het drankmisbruik.
Alleen
de maand april bleef verschoond van brand. De overige tijd van
het jaar was er iedere maand hier of daar voor de brandweer
werk aan de winkel. Een brand met tragische afloop staat
genoteerd op 6 maart toen aan de Veldhoven een huis met twee
woningen van A. Verhoeven door het vuur vernield werd. Twee
mensen verloren hierbij het leven terwijl een derde persoon
met een gebroken been van onder de puinhopen te voorschijn
werd gehaald.
Onderwijs
Mogelijk
worden bij oudere lezers wat herinneringen losgeslagen door de
namen van schoolhoofden rond 1881. Voor de openbare lagere
scholen, vijf in getal, waren dit: M. Reijns in de wijk Kerk,
P. Drabbe op de Heikant, C.L. Borsten op de Heuvel, J.
Vingerhoets voor de Veldhoven en W. Reabel voor Korvel. Het
aantal leerlingen bedroeg 859.
De
bijzondere lagere scholen (acht) trokken 3507 leerlingen. De
hoofden waren J.M. Notermans, J. Dijkhoff, G.J. Heerdink, H.
de Rooij, A.M. Stael, A.L. van Deventer en L.H. Verschuuren. (één
hoofd ontbreekt)
De
Rijks Hogere Burgerschool met als directeur dr. Van der Horn
van den Bos had 34 leerlingen. De enige eindexamenkandidaat
slaagde. Hij was bestemd om ingenieur te worden.
Blijf
bij huis
De
Burger-avondschool trok 217 leerlingen, waarvan er 193
opleiding voor een ambacht gekozen hadden. De directeur dr.
Van der Horn van den Bos wijst op een steeds groeiende
belangstelling voor wiskundevakken en uit daarna de volgende
hartekreet: "Wenschelijk ware het indien zich bij de
leerlingen een gelijke belangstelling openbaarde voor het
onderwijs in de Nederlandsche taal, daar het lang niet tot de
uitzonderingen behoort, dat leerlingen zich slechts gebrekkig,
hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, van die taal weten te
bedienen en waarlijk is het vrij zonderling zoo men bemerkt,
dat sommigen van deze leerlingen zich elders op eene vreemde
taal gaan toeleggen, terwijl zij nauwelijks in hunne
moedertaal kunnen lezen of schrijven. In plaats van zich op
die kundigheden toe te leggen, die als onmisbaar te beschouwen
zijn voor iedere ambachtsman, bezoeken zij veeleer de
zoogenaamde 'Fransche les', dan zich te bekwamen in hun eigen
moedertaal, de reken- en wiskunde en het bouwkundig- en
handtekenen."
De
weefschool, waarvan Carl Pesch directeur was, telde 11
leerlingen en de Rijks Normaalschool 49.
In
de loop van het jaar werd een Noordbrabantse Maatschappij van
Landbouw opgericht met hoofdzetel te Tilburg.
Tappers
In
de lijst van ambachten enz. stuiten we op het enorme aantal
tappers en slijters van 432. Geen wonder, dat de Tilburger er
gemakkelijk toe kwam eens even een "half maatje" te
gaan halen. Hij zal daarvoor altijd wel ergens om de hoek
terecht gekund hebben.
Wollenstoffenfabrikanten
bestonden er 89 met te zamen echter maar 736 arbeidskrachten,
waaronder 101 kinderen. Brood- en beschuitbakkers waren er
104, kleermakers 87, schoen- en laarzemakers 182, slagers 46,
smeden en kachelmakers 49, metselaars 37, leerlooiers en
bereiders 32. Dat er maar één kapper wordt vermeld, zal wel
een drukfout zijn. In een verslag van drie jaar later hebben
we tenminste plotseling 31 "barbiers". Van de nu
nauwelijks nog voorkomende mandenmakers waren er 4,
graanmolenaars 9 (windmolens), kuipers 7, stoelenmatters 9 en
zadelmakers 6.
Markten
Weekmarkt
was er in Tilburg op dinsdag en vrijdag. De eerste, waar het
hoofdzakelijk om groenten ging, had niet veel om het lijf.
Verder was er iedere maand maandmarkt, die druk werd bezocht
en een "tamelijk levendige handel" gaf te zien.
Het
verslag van de Kamer van Koophandel is ten aanzien van de
wollenstoffenfabriek niet juichend maar het had erger gekund.
De fabrieken werkten geregeld door. In vele was "niet de
levendigheid van andere jaren" te bespeuren en er werden
minder uren gewerkt. De Kamer zond een afgevaardigde naar een
vergadering te Antwerpen voor besprekingen over een tolverbond
Nederland - België, dat opheffing der grenzen tussen beide
landen moest inhouden. Dus toen al! Met de kleinhandel ging
het goed, wat uiterlijk al te zien was aan "de overal
verrezen schoone winkels" zoals het verslag het niet
zonder trots zegt.
Met
het oud-archief van de gemeente bleek het maar een rommeltje.
In september 1879 was aan de in Boxtel wonende J.F. Hanssé
opgedragen orde in de chaos te brengen. Na zich over
tijdsgebrek beklaagd te hebben rapporteert hij: "De
onooglijke toestand, waarin alle stukken en bescheiden, zonder
enige orde in de kasten zijn gepakt, waardoor een grote
menigte boeken en stukken op de grond zijn opgestapeld,
maakten het werk niet minder moeilijk, zoodat ik mij vooreerst
heb moeten bepalen tot het opruimen van grote partijen
stukken, die - na inzage - bleken hoegenaamd geen nut voor de
gemeente te hebben." Tot heden had hij dan ook niets van
gewicht ontdekt.
Oude
namen
Het
gemeenteverslag eindigt met een alfabetische lijst van
Tilburgse straten met de vermelding van waar tot waar zij zich
uitstrekken. Daar komen o.a. voor: het Haringseind, lopende
"van de wed. Pierson en Michels tot het straatje tussen
Hofland en Molenzicht" (Korvel). Weet u het nu?
Het
tot voor een paar jaar schilderachtige gangetje van de
Monumentstraat naar de Heuvelstraat bij J. van Nuenen-Boes
staat als Kerkstraatje te boek. Er is een tijd geweest, dat
dit straatje verder dan thans tussen de twee huidige panden
van genoemde firma doorliep. Het straatje op zich is nu al
voor een deel afgebroken en de rest aan de zuidzijde ervan zal
ook wel geen lang leven beschoren zijn.
De
Vensche Pad liep tussen L.J.C. Bronsgeest en de Wed. J.B.
Marinus naar het Piusplein. Dit straatje, dat in onze tijd tot
een van de meest karakteristieke hoekjes van Tilburg behoorde,
heeft het veld moeten ruimen voor het thans in aanbouw zijnde
nieuwe stadhuis. Gelukkig is het, lang voor de slopershamer
kwam, vastgelegd in een ets van H. de Laat aan wiens hand en
visie we meerdere herinneringen aan nu verdwenen hoekjes
danken.
PIERRE
VAN BEEK