Als
ge in Casteren vraagt waar Pietje Gijsbers woont, zullen ze
misschien nog wel eventjes moeten nadenken, maar als ge om
"Pietje Schrijn" vraagt, kan u een kind de weg
wijzen. Die naam kennen ze - niet alleen in Casteren maar door
heel de Brabantse Kempen. Op de dorpen hebben ze er nu eenmaal
een handje van een goede bekende te noemen met een naam, die
de zijne niet is in het plechtige boek, dat Burgerlijke Stand
heet. Zonder tot de Wederdopers te behoren doopt de
spraakmakende gemeente op haar manier en die tweede naam wordt
de identiteit van de betrokkene. Vaak vindt die bijnaam zijn
oorsprong in een of andere in het oog vallende eigenschap van
de drager - niet altijd een even vleiende want erg teerhartig
toont de dorpeling zich daarbij niet - soms is de naam ook een
teken voor zijn afkomst. "Pietje Schrijn" mag er
tevreden mee zijn en dat is hij ook. Hij wordt zo genoemd
omdat niet zijn vader maar... zijn oom en neven schrijnwerkers
waren. Dat kan er dus best mee door al lijkt het niet heel
logisch.
Nu
is Pietje Gijsbers al tijdens zijn leven een legendarische
figuur aan het worden, omdat hij over enige kwaliteiten
beschikt, die de aandacht trekken. Om te beginnen: Pietje is
tweeënnegentig jaar, ongelooflijk fit en bij de pinken en...
hij eet iedere week een keer of drie brandnetels. Tussen die
brandnetels en zijn voortreffelijke lichamelijke constitutie
legt hij een oorzakelijk verband, waaraan niet te wringen of
te wrikken valt. Niet dat hij voor kwakzalver speelt. Hij is
gewoon een opgewekte Casteraar of hoe ge zo iemand daar noemen
moet, die zich verheugt in zijn goede gezondheid en in de
goedheid van het leven, waarvan hij nog graag zo lang mogelijk
de room wil aflikken. Maar bij dat alles zweert hij bij de
brandnetel wiens profeet hij is door persoonlijke ervaring.
"Brandnetels, het gezondste eten, dat er bestaat."
Deze uitspraak zal vanuit Casteren als een gevleugeld woord de
historie ingaan als zelfs de brandnetels het niet meer hebben
aangekund...
Ook
zonder een bezoek aan Pietje Gijsbers betekent een tocht naar
Casteren al een attractie op zich. Het dorp, dat maar
zevenhonderd inwoners telt en onder de gemeente Hoogeloon
hoort, heeft oude papieren. De Romeinen zijn er al geweest,
getuige opgegraven Romeinse voorwerpen en ook de naam, die
afkomstig is van het Latijnse "castra", dat
"legerplaats" betekent.
Rijdende
door de industrialiserende Kempen en de uitgroei van weleer
onbekende plaatsen ziende, denkt ge wel eens dat er geen
kleine dorpen meer bestaan. In Casteren, dat niet aan grote
autobanen ligt, hebt gij er echter toch nog zo een.
Industrialisatie heeft er nog niets bedorven.
Zo
is het er
Als
ge op een gewone dag door de breed uitgespreide straten met
verspreide bebouwing en open vakken slentert en tevergeefs
zoekt naar een mens om te vragen waar al die straten en wegen,
welke er naar de vier windstreken afbuigen, wel naar toe
gaan... Als achter de hagen van de hoven de appels en peren
aan de bomen in filosofische zelfberusting op wat zon hangen
te wachten... Als het café aan het pleintje zo leeg is als
een lampeglas en een vereenzaamde hond verveeld over de straat
snuffelt.... dan voelt ge hier de asem van de oude Kempen
gaan, die van enige gejaagdheid geen weet heeft. Ge zijt blij
dit te mogen beleven. Al kunt ge dan ook niet altijd in
Casteren zijn en zoudt ge het misschien ook niet willen -
alleen de wetenschap, dat het er is en dat ge daar
rondpallieteren kunt wanneer ge er zin in hebt, maakt uw eigen
leven fleuriger...
Prelude
De
tocht erheen heeft u eigenlijk al rijp gekneed om Casteren te
ontvangen. Afbuigend van de betonweg te Lage Mierde vormt het
piepkleine Netersel, dat onder Bladel hoort, reeds een kleine
prelude. Dit is een land met een ander gezicht. De einders
zijn geweken en de bossen staan nu blauw te wezen aan een
verre horizont, waardoor de luchtkoepel oneindig groot
geworden is. Daaronder ademt de buik van de Kempische aarde,
het frisgroene bouw- en weiland, dat steeds lager schijnt te
worden. Wat het ook inderdaad doet, want ge zijt gekomen bij
het zich duidelijk van te voren aankondigende dal van de Grote
Beerze, de beek, welke hier ten westen van Casteren onder een
brug met forse en sierlijke leuningen van hout de weg
oversteekt. Lage graslanden en broekbosvegetaties met hun
specifiek eigen karakter vergezellen de beek. Ruilverkaveling
heeft in deze contreien wel veel bekoorlijks weggenomen, maar
16 ha wist Het Noordbrabants Landschap in ieder geval te
redden. Die blijven!
Fraaie
bungalow
Casteren
zelf kan nu niet meer teleurstellen. Kerkstraat nr. 1 moeten
we zijn. Daar woont Pietje Gijsbers bij zijn getrouwde zoon,
in een spiksplinternieuwe, stenen bungalow, die er waarachtig
niet om liegt. Vlak daarnaast ligt hun oude boerderij, nu als
een relikwie. De bungalow staat op een met een kortgeschoren
gazon bedekte kunstmatige heuvel, waar rode rozen en petunia's
in een grote, Keulse pot naast de deur uitbundig te bloeien
staan en feest maken. Door het gazon leidt een boog van nog al
ver vaneen liggende flagstones naar het deurbordes. Ge moet
wél grote stappen maken van de ene steen op de andere. Dat
doen we dan maar, want we willen ook niet de eerste zijn, die
over dat mooie gazon sloft. Het pad wordt kennelijk weinig
begaan. "Achterom kermis voor de bekenden" denken
we, maar wij zijn nog vijf minuten een onbekende, dus...
Als
zoon Jef op ons bellen heeft opengedaan en we nog in de hal
staan, roept Pietje, nog voor hij ons gezien heeft, al vanuit
de huiskamer "Kom er maar in". Sigaarsmorend in een
pijp... zit hij in een gemakkelijke stoel bij het grote raam,
dat uitzicht geeft op de prachtige voortuin. Wat daarna in de
huiskamer het eerst de aandacht trekt, is een groot, getekend
portret van ons slachtoffer. Goedgetroffen, precies zoals hij
er uitziet en met de onafscheidelijke pijp aan de mond. Wie
gedacht had een stokoude man aan te treffen, staat wel even
raar te kijken en die verbazing stijgt als Gijsbers los komt,
niet alleen over de brandnetels maar ook over andere episoden
uit zijn leven. Zo'n krasse en levendige tweeënnegentigjarige
hebben we nog nooit ontmoet. "Hoe dat met die brandnetels
begon?"
Zo
begon het
Een
vijfentwintig jaar geleden had Gijsbers, toen hij nog in de
veehandel zat, veel last van een grote negenoger (steenpuist)
in zijn nek. Het was een hardnekkig ding, waar de kinderen
bang van werden. "Vadder, gao toch naar den dokter!"
zeiden ze. "Aanders gao-d-er nog van dood!" Gijsbers
zag er aanvankelijk niet zo veel in, maar op zekere dag toog
hij op pad naar de dokter. Onderweg kwam hij een zekere Van
Genen uit Eindhoven tegen, die "met het pak"
(verkoop van ellegoed) de boer optrok. "Pietje, waor
gaode gij op aaf?" vroeg die. "Ik gao naor den
dokter." "Veur dieë negeneuger? Bende nou helemaol
gek! As gij doet wà ik jou zeg, bende er in acht daogen aaf."
"Wà zou ik dan volgens jou moeten doen?"
"Brandnetels eten", luidde het advies, dat uitvoerig
werd toegelicht. "Ik ben omgedraaid en nie meer naor den
dokter gegaan", aldus Pietje.
Struif
met brandnetels
Vanaf
dat moment at onze veehandelaar iedere dag brandnetels, die
fijngesneden door de "timper" (dat blijkt in
Casteren "beslag" te zijn) van struif (dikke
pannekoek) werden gedaan. "De struif krijgt er wel een
ander smaakje door maar hij is best te eten." In vijf
dagen tijds was de akelige steenpuist weg. Hij probeerde nog
wel eens terug te komen, maar dan werd hij er met brandnetels
wel weer ondergehouden totdat hij definitief wegbleef.
"Nooit meer last van gehad en ik heb nog wel twintig man
van steenpuisten afgeholpen..."
Pietje
Gijsbers is er vast van overtuigd, dat dit allemaal aan de
brandnetels te danken is. Voor hem zijn brandnetels het
gezondste eten, dat er bestaat. Zijn hele leven door is hij
verder drie tot vier keer per week brandnetels blijven eten.
"En ik blijf het doen zolang ik leef", zegt hij
resoluut. Maar dat hoeft niet altijd struif te zijn. Hij eet
ze klaargemaakt als spinazie, gebakken in de pan terwijl hij
er ook thee van trekt. De dokter zegt, volgens Gijsbers, dat
wie brandnetels eet geen beslag of aderverkalking krijgt. Ze
zouden het bloed zuiveren en ook al helpen tegen de rheumatiek.
Dan moet men zich met brandnetels inwrijven.
Snel
genezen
Gijsbers
is in zijn leven twee keer geopereerd. Een maal toen hij al
zeventig was. "Ze snapten er niks van in het ziekenhuis.
Er lag er geen ene, die zo vlug genas als ik. Da komt omdat ik
brandnetels eet", heb ik ze gezegd. We hebben er eens een
encyclopedie op nageslagen en vinden daar, dat aan brandnetels
inderdaad altijd genezende kracht is toegeschreven, bv.
netelthee voor bloedreiniging, de zaden voor slijmoplossing,
de gave brandnetel tegen kortademigheid, terwijl men verlamde
ledematen met neteltakken sloeg om daardoor netelhuiduitslag
als krachtig, prikkelend middel op te wekken. In gematigde
streken zijn dertig soorten brandnetels verspreid, zo lezen
we.
Gijsbers
houdt het bij twee soorten, die hij kent. De hele grote en de
hele kleine, lichtgroene. Die grote zijn vooral goed als ze
nog jong zijn. Dat is in februari. "Wie ze dan eet, heeft
een heel jaar goed bloed", verzekert onze zegsman, die
niet alleen bij brandnetels zweert maar ook van andere
natuurgewassen houdt. Zo maakt hij een paar keer per week
stamp, waar niet alleen brandnetels ingaan maar ook spinazie,
sla, bladen van paardenbloemen, selderie, prei en verder
suiker. Ook een recept van hem, dat hij niet heeft gehaald uit
het dikke boek van fl. 22,50 "De kleine dokter", dat
daar op de kast ligt. Dat heeft hij pas een week in huis.
Sigarenmaker
Nu
moet ge niet denken dat Pietje Gijsbers maar een goedgelovige
boer uit Casteren is, want dan blijft ge niet een lang
mensenleven veekoopman. Daar komt wel iets meer dan
goedgelovigheid bij kijken. Als zoon van een boer in Hulsel
geboren op 16 februari 1876 stamt hij uit een gezin van acht
kinderen, die allemaal getrouwd zijn. Pietje, die zoals zijn
naam al wel verraadt klein van postuur is, kwam in het
sigarenmakersvak terecht. Met zijn 18de jaar werkte hij in het
enige sigarenfabriekske, dat Kaatsheuvel rijk was. Dat van
Driek Zoontjes op het "Verkensend". Loon: één
rijksdaalder in de week en de kost. "Eens
kijken...", hij rekent even vlug, "dat is
vierenzeuventig jaor geleje. Ze hadden toen in Kaatsheuvel
vier fietsen op 1800 schoenmakers", lacht hij.
Na
nog een tweejarig verblijf in Hulsel "in de sigaren"
gooide hij zijn petje in de lucht om te weten of hij naar
Reusel of Casteren zou gaan. Waar de klep naar toe wees, moest
het worden. Het werd Casteren en wéér sigarenmaken. In die
periode kwam hij met de veehandel in aanraking en was tussen
de sigaren door daarvoor al vaak op stap totdat hij de sigaren
helemaal de sigaren liet. Toen was hij 27.
Veehandel
De
veehandel begon met één kalf. Het kalf werd een koe, die ene
koe werden meerdere koeien en zo klom dat "Pietje
Schrijn" op tot een veehandelaar, wiens naam door heel de
Kempen en nog verder ging. Vijfenzestig jaar is hij naar de
Bossche markt getogen. "In twintig jaar niet ene keer 'geraand'
(overgeslagen)", zegt hij trots. Vijfentwintig jaar naar
de Zwolse veemarkt. Dat ging natuurlijk met trein of auto,
maar die Bossche reizen waren lange tijd per benewagen, dat is
te voet. Binnendoor over Oirschot, Boxtel en Vught. "Ge
moet er nou eens om komen", merkt zijn zoon op. Met die
Bossche reizen waren twee dagen gemoeid. "Ik heb vijftien
jaar in 'De Vossenklem' op den Bosscheweg, bij Van Raak,
overnacht. In Den Bosch was ik altijd in 'De Ketting' thuis.
De terugreis van Den Bosch kostte één dag. En dan namen we
soms nog vee mee ook. Later gingen we per fiets."
Touwtje
met knopen
In
het begin had Pietje als sigarenmaker niet zoveel verstand van
kalveren. Om toch wat houvast bij het schatten te hebben
gebruikte hij een touwtje met twee knopen erin om het beestje
te meten. Dan wist hij ongeveer wel wat er aan zat. "Mijn
duurste koei is ooit 2275 gulden geweest. Dat was in de
mobilisatie. De goeiekoopste kocht ik voor één rijksdaalder
en ik verkocht ze voor vijf gulden", grinnikt Pietje.
"Die koei zat vol bulten en dan had ze nog ene heel grote
bult. Zo"... en hij maakt met beide armen een
omschrijvende beweging, die de grootte van de bult aangeeft.
"Ik hoefde dat beest natuurlijk niet te nemen, maar ik
deej het veur de lol. Het was meer bult dan koei!"
Pietje
was met zijn 25ste jaar getrouwd. Het ging crescendo met de
handel en ook met de uitbreiding van het gezin. Vijftien
kinderen kwamen er, waarvan er nu nog acht in leven zijn.
Bravourestuk
Tot
een bravourestuk van zijn jeugd behoort een waaghalzerij aan
de toenmalige Casterse water- annex windmolen. "Ik ging
mee m'n tenen en kop omleeg aan het uiterste puntje van een
wiek hangen. Tien meter boven de grond. Gezwakt ben ik altijd
goed geweest. Ik oefen nou nog. Kijk maar, zo!" en hij
trekt krachtig en in ritmisch tempo eerst het ene en dan het
andere been omhoog om daarna de linker- en dan de rechterarm
in het kogelgewricht te doen draaien. Alles gelijk een voor de
harmonie uit stappende tamboer-maître en onder het motto:
"Da's gezond!" Daarom snort hij op zijn pas twee
maanden oude Solex als een jonge gast de hele Kempen door. Hij
gaat kaartspelen in Boekel, Hapert, Reusel, Knegsel, Beek,
Vessum, Wintelré en noem maar op. "Biljarten doet hij
als de beste", vult zijn zoon aan. "Als we mee z'n
drieën speulen, maakt hij méér caramboles dan wij tweeën
samen."
Nog
een slagzin
Pietje
spreekt het niet tegen. Hij geniet zichtbaar van al het
plezierigs dat hem op de oude dag nog beschoren is en om het
succes van de veehandel, dat toch wel iets anders is als
sigarenfrutten. Maar toch houdt hij het oude vak hoog.
"Uit een sigarenmaker kan alles groeien", zegt
Pietje Schrijn. Naast die van de brandnetels is dit de tweede
slagzin, die nu al door heel de Kempen en de Acht Zaligheden
gaat en welke zelfs tot onze Tilburgse oren was doorgedrongen
voordat wij in Casteren kwamen. Handel in vee drijft hij niet
meer. Dat is voor de jongere generatie weggelegd. "Maar
ik gao nog wel mee", haast hij zich op te merken, want
uitgerangeerd is hij niet.
Ons
gesprek heeft langer geduurd dan voorzien. Plotseling ontdekt
hij dat zijn zoon, die nog een karwei had, stilletjes
verdwenen is. Pietje had mee gemoeten! Gemist door onze
schuld? Als we bij ons vertrek de deur dichttrekken, denken
we: "Zou hij nu gauw op zijn brommer springen en zijn
zoon achterna rijden?"
PIERRE
VAN BEEK