"Hier
voel ik mij vrij, hier adem ik de gezonde, versterkende en
verfrissende lucht." Dit zou de hartekreet geweest zijn,
die koning Willem II eens in zijn landhuisje op de
Koningshoeven te Tilburg losgelaten heeft. A.C. Abbenk maakt
er melding van in zijn boek "Het leven van koning Willem
II" (Amsterdam 1849). Bij 'n twintigste-eeuwse
plaatselijke historievorser, L.G. de Wijs, vinden we dezelfde
uitspraak wat kernachtiger weer met de woorden: "Hier
adem ik vrij en voel ik mij gelukkig." Wat er ook van
zij, méér dan dit al of niet gesproken gevleugeld woord
interesseert ons vandaag het feit, dat het landhuis, waaraan
de koninklijke ontboezeming verbonden wordt, nog altijd
bestaat. Niet als een ruime maar als een charmante, met veel
liefde en gevoel voor romantiek gekoesterde woning. De
Koningshoeven bezit hierin een nog niet als zodanig officieel
gekwalificeerd historisch monument met als een van
merkwaardige kenmerken, dat bijna niemand in Tilburg er enige
weet van heeft. Eigenlijk niet zo verwonderlijk. Ge kunt
honderd keer over de Koningshoeven komen zonder er ooit een
spoor van te ontdekken. Zó goed ligt het verborgen: dicht bij
de weg en toch zo ver verwijderd. Een stille oase in een krans
van hoog geboomte, in het zuidoosten veilig afgegrendeld door
de Nieuwe Leij, volkomen onberoerd door op korte afstand
voorbijspoelend verkeer. Wie er verzeild raakt, doet een stap
uit de tijd. Ge krijgt het gevoel, dat er een last van de
schouders glijdt en ineens de dagen trager gaan. De
koninklijke woorden van hierboven nemen er anno 1971 opnieuw
gestalte aan voor de mensen, die hier wonen. Dat zijn Nico
Molenkamp en zijn gezin, de bekende Tilburgse kunstschilder en
academieleraar, die in de loop van vorig jaar het historische
pand in eigendom heeft verworven na het reeds van te voren
achttien jaar te hebben bewoond.
We
zijn te jong om de Koningshoeven anders gekend te hebben, dan
als een wat vegeterende wijk aan de grens van de gemeente,
zich een beetje zelfgenoegzaam koesterend in een oude glorie
met daaroverheen een vleug van weemoed om de niet vervulde
belofte. De Koningshoeven, die voorheen Herman Aartsdijk
heette, heeft tegen het midden van de vorige eeuw in een
veelbelovend perspectief gekeken toen de niet van sentiment
ontblote romanticus koning Willem II van Tilburg "een
tweede Berlijn" wilde maken. We denken hierbij dan aan
een periode van vijftien jaar ontginningsarbeid op De Hoeven
onder Loven toen 125 ha woeste grond in bouw- en weiland werd
herschapen. Erfgenamen van de koning zetten diens arbeid, na
zijn plotselinge dood op 17 maart 1849, niet voort.
Verschillende hoeven werden verkocht en andere afgebroken.
Drie bestaan echter heden ten dage nog. Zo was de snel
opgekomen Oranjezon op de Koningshoeven weer ten onder gegaan.
Veel
vertier
Toch
heeft de wijk Koningshoeven zich nog lang in de nabloei
verheugd. In de eerste decennia van onze eeuw was
Koningshoeven een naam met klank. Op de Hoeven heerste het
Tilburgse vertier op zondagen en daar bouwden, in de lang
geworden schaduwen van een kwijnende Oranjezon, welgestelde
ingezetenen hun villa's zoals men er thans nog altijd enige
aantreft. Met de aanleg van het Wilhelminakanaal onderging het
gezicht van Koningshoeven reeds ingrijpende verandering. Die
wijziging stond echter in geen verhouding tot wat zich daar
momenteel afspeelt bij de aanleg van de nieuwe verkeersweg.
Nabij het kanaal is de toestand momenteel chaotisch. De
zoveelste hoge dijk zal straks het landschap doorsnijden en de
inwoner van deze contreien tot vreemdeling in zijn eigen
Jeruzalem maken. We zijn gewoon geschrokken van de
Koningshoeven! Daarom lijkt het de hoogste tijd hier nog eens
even vast te leggen de dingen waarvan de bijna uitgestorven
geslachten met liefde, verve en weemoed plachten te verhalen.
Vaak in de gloed van vergulde herinnering. Nóg een tijd en
dan zullen ook die herinneringen voorbij zijn.
Maar
eerst willen we het hebben over 's konings verborgen landhuis!
Ge moet het zoeken aan de linkerkant van de Koningshoeven,
even voorbij het restant van de IJsclubweg, dat nog steeds
naar die naam luistert.
Lustwarande
Eens
leidde een laan van populieren vanaf de IJsclubweg naar de
lustwarande. Nu ligt de toegang aan de Koningshoeven zelf. Een
door allerlei geboomte beschaduwde weg - uiteraard een
particuliere! - leidt in een boog naar een wat ongewoon
aandoend landhuis, grotendeels opgetrokken uit baksteen, maar
met gedeeltelijk wit geverfde muren en veel witgeschilderd
houtwerk. Méér opvallend nog dan het breed overstekende dak
is de steile buitentrap aan de linkerkant, die toegang geeft
tot het huis aan drie zijden omringende, houten balkons. Het
geheel werd kennelijk als een soort jachthuis gebouwd, waarvan
de bovenverdieping als eigenlijke verblijfruimte diende en het
daaronder gelegen laag gezolderde "sous-terrain" als
stalling. Grote boogramen in de oorspronkelijke woonruimte en
brede, op het balkon uitkomende dubbeldeuren vertellen nog van
enige voornaamheid terwijl ook de zware muren hun afkomst niet
verloochenen. Met verfijnde smaak en veel toewijding werd dit
alles omgetoverd tot een kunstenaarswoning met eigen stempel.
De uitbreiding, die het pand daarvoor heeft ondergaan, werd
zodanig aangebracht, dat zij niet alleen volkomen harmonieert
in het omringend decor maar ook het oorspronkelijke gebouw
intact heeft gelaten. Een groot gazon, dat zich tot aan de
achter struikgewas verborgen Nieuwe Leij uitstrekt, bevrijdt
de achterkant van het huis uit de omknelling van een grote
variëteit van geboomte, waaronder hoge acacia's en een paar
kolossale eiken. Deze laatste vermoedelijk als enige levende
getuigen van Willem II's tijd. De rest van de beplanting moet
van jonger datum zijn. De overlevering verhaalt trouwens van
het rooien van zware bomen door een der vroegere bewoners.
Verstilling
Aan
het eind van het gazon, niet ver van de plaats, waar eens een
tuinkoepel heeft gestaan en waar de Leij ooit de volmolen van
Martinus van Dooren c.s. heeft gekend, heft een metershoog
beeld van een wat gehavende mannenfiguur, op een hoge sokkel,
een vermanende arm ten hemel al weten we niet wat hier te
vermanen valt. Met een enorme tuinvaas, waarop onze rijke
voorouders van rond 1900 en wat later nogal verzot waren,
zorgt het beeld voor de archaïsche noot. Als ge daarna ook
nog een met vele vruchten beladen mispelaar aantreft, een
fruitboom die jonge generaties sinds lang niet meer kennen,
wekt dit eigenlijk al geen verbazing meer. Zó zagen wij dit
weinig gekende stukje Tilburgse historie op een late zomerdag
toen een lage zon de reeds gelende bladeren tot goud maakte en
grillig-lange schaduwen op de witte muren van het landhuis
legde. Een stukje verstilling - als ge wilt: meditatie! - aan
de rand van de chaotische Koningshoeven.
Hoe
kwam koning Willem II aan het hier beschreven bezit? Volgens
een in het gemeentearchief aanwezige acte van 1833, die de
handtekening draagt van de Prins van Oranje, kocht de prins
"een tuin met een planken gebouw of optrekje en koepel,
groot 44 roeden en 42 ellen" van zekere George Schouw. In
dezelfde acte wordt melding gemaakt van nog tal van andere
aankopen door de prins. Momenteel valt er op de Koningshoeven
niet van een "planken gebouw of optrekje" te
spreken. Men heeft te maken met een stenen huis. De prins
blijkt het oude gedoetje dus kennelijk door het huidige pand
vervangen te hebben.
George
Schouw
De
hier vermelde George Schouw is voor Tilburg geen onbekende.
Hij was griffier bij het Vredegerecht in onze stad en heeft
onder andere in de huidige pastorie van de Heuvel gewoond. Op
2 maart 1821 was hij door het Provinciaal College van Toezicht
op de kerkelijke Administratie der Hervormden in Noord-Brabant
tot Kerkvoogd der Hervormde Gemeente te Tilburg benoemd. In
1822 vervulde hij ook het rentmeesterschap van Nieuwkerk onder
Goirle voor de graaf Van Hogendorp. Hij woonde in die periode
op Nieuwkerk in de tijdens de oorlog afgebrande
rentmeesterswoning "Dennenoord".
Met
het jaartal 1822 komen zijn naam en zijn functie van
president-kerkvoogd voor op de klok, welke in het torentje van
de Nieuwkerkse kloosterkapel hangt. Verder ontmoette men zijn
naam als president-kerkvoogd op de klok van de Nieuwe
Hervormde Kerk aan de voormalige Zomerstraat te Tilburg, welke
klok op 16 februari 1943 door de Duitsers werd weggehaald.
Evenals die van Nieuwkerk dateerde zij van 1822.
Schouwse
hoef
De
zelfde George Schouw ook bouwde op de Koningshoeven, op de
linkerhoek van de IJsclubweg, een boerderij die nog altijd
bestaat. Naar haar bouwer kreeg zij de naam van Schouwse Hoef
al is dit vermoedelijk aan weinigen bekend. Met de "Oude
Schouw" van Berkel, waarover wij vroeger schreven, heeft
deze boerderij niets te maken. En wie weet er nog, dat aan het
eind van de IJsclubweg, nog vóór het huidige kanaal dat deze
weg abrupt heeft afgesneden, eens een oliemolen stond? Hiervan
zijn geen sporen meer overgebleven.
Rechts
van de IJsclubweg draagt het in wat verkommerde staat
verkerende brede herenhuis no. 12 de naam van "Barrier".
Eens fungeerde dit als tolhuis zoals we die in Tilburg en
omgeving verschillende gekend hebben. Onder andere even
voorbij café Bosmans op Broekhoven, op de Bredaseweg bij
"Het dorstige Hert" (de villa van de heer Beijers
dankt er haar naam aan!), op 't Goirke tegenover de kerk, op
het Moleneind aan de Heikant, aan de Goirleseweg op de
scheiding van Tilburg en Goirle, en op de Poppelseweg tussen
Goirle en de Belgische grens. Aan het begin van de
Koningshoeven, aan de rechterkant vóór het Cenakel, in een
rij van vijf van 15 tot 23 genummerde panden komen nog twee
huizen met een specifieke naam op oude papieren voor. Er is
hier dan sprake van het Hoog Huis en het Laag Huis.
Eigenaars
Als
oudste eigenaar van het complex op de Koningshoeven, waar het
landhuis van koning Willem II staat, hebben we George Schouw
gevonden. Na de dood van de koning in 1849 ging het bezit over
naar diens erfgenamen, die het verkochten aan Caspar Houben,
die in de tachtiger jaren, bij de komst van de Trappisten in
Tilburg, verschillende der voormalige koningshoeven bezat. Als
latere bezitters van het landhuis stuiten we op de namen van
Van Loon-Van Thiel, een zekere Schuman en Lodovicus Schollaert.
Dat was de bekende voetballer van Willem II, die een zaak in
sportartikelen gedreven heeft in de Zomerstraat op de hoek van
de Schoolstraat. Hij verwierf het bezit in 1935. Na zijn dood
werd eigenaresse diens hertrouwde weduwe mevrouw Van de
Brekel-Spaninks, die het landhuis en bijbehorende tuin vorig
jaar aan Nico Molenkamp verkocht.
Onafscheidelijk
aan de Koningshoeven verbonden is de naam van "De
Schaapskooi", die nog altijd voortleeft in de brouwerij
van de Trappisten, welke overigens op Berkels grondgebied
ligt. Tot aan de dood van koning Willem II gold deze
"Schaapskooi" als DE fokkerij van Nederland. In
Saksen had de koning prachtige Spaanse rammen aangekocht. Ter
verbetering van de inlandse schapensoort importeerde hij ook
nog 42 Silezische ooien en rammen. Om de twee of drie jaar
werden er nieuwe, buitenlandse rasdieren aangevoerd. "De
Schaapskooi" bestond niet alleen uit een schapenstalling
maar omvatte tevens boerderijen. Deze vormden een driehoekig
complex bij de provinciale steenweg Tilburg - Moergestel op
het punt, waar de gemeenten Tilburg, Berkel-Enschot,
Hilvarenbeek en Moergestel elkaar ontmoeten. Er was 50 ha
grond aan verbonden. De afstand van de eerste hoeve tot de
tweede bedroeg plm. 150 meter, die van de tweede tot de derde
naar schatting 50 meter. Een afzonderlijk bakhuis deed dienst
voor de drie huishoudens. Van deze drie boerderijen was
"De Schaapskooi" met een oppervlakte van 640
vierkante meter de grootste. In haar voorgevel zat een
granieten steen met een gebeiteld inschrift, luidende:
"Den eersten steen van dit gebouw is gelegd door Z.K.
Hoogheid W.A.P.E.L., erfprins van Oranje, den 2 Juni
1834". Bij slopingswerken is deze "eerste
steen" gebroken. In de loop der jaren zijn de stukken
verloren gegaan. Piëteit tegenover historische relieken was
in die tijd zeker geen sterke zijde van onze stadgenoten, die
meenden wel belangrijker zaken aan hun hoofd te hebben.
Behalve
de drie genoemde hoeven bezat de koning, bij zijn dood, nog
meerdere boerderijen. De Beer noteert in zijn "Tilburgsch
Dagboek" op 9 mei 1834, dat Z.K.H. Prins Willem veel
vaste goederen heeft aangekocht aan de zg. Hoeven wijk Loven,
zoals weide, heide en 5 boerenhoeven. In 1835 heeft hij nieuwe
hoeven laten bouwen, schapenstallen te Oisterwijk en een hoeve
gekocht van de gemeente Tilburg plus 110 bunder hei langs de
grote weg van Tilburg naar Breda.
Steenleggingen
De
Beer vertelt van een eerste steenlegging op 30 mei 1834 voor
een hoeve. "Er was tot dat eind veel toestel
gemaakt", zegt hij. "De drie schutterijen waren
opgetrokken met het burger Harmoniezaal-concert. Dezelve zijn
allen met wijn getracteerd. Er werd ook muziek gemaakt om te
dansen. Mijn oudste dochter is er bij geweest. Ze was met
enige andere meisjes besteld om een troep kinderen, die
bloemen strooiden voor de princes, te begeleiden opdat zij
niet verdrongen zou worden." Waarschijnlijk gaat het hier
over de steenlegging van de voor een bedrijfsleider bestemde
Annahoeve door de echtgenote van de prins, de prinses Anna
Paulowna van Rusland. Deze hoeve was voorzien van een torentje
met klok en kreeg spoedig de naam van "Torentjes
Hoef". Ze is later omgebouwd tot enige woningen, die nog
altijd bestaan. En het heet daar nu nog steeds
"Torentjeshoef". Het gaat om de huizenrij, direct
over het kanaal, links van de weg naar Moergestel, een paar
honderd meter voor de bocht bij de Trappisten Abdij.
Op
16 augustus 1836 werd - volgens De Beer - door de zoon van de
Prins van Oranje de eerste steen gelegd voor een nieuwe
bouwhoeve aan de Hoeven. Op 20 juli 1837 brandde een aan de
Prins toebehorende hoeve af doordat de bliksem in een
nevenstaande schuur sloeg, welke ook aan het vuur ten offer
viel. "Deze gebouwen zijn deze zomer nieuw gebouwd",
zegt De Beer, waarbij het niet duidelijk is of hij her-opbouw
bedoelt of meent te zeggen, dat de hoeve bij de brand nog zeer
nieuw was.
Nog
drie hoeven
Als
hoevenamen zijn er tot ons gekomen die van Sophiahoeve, de
Willemshoeve, die de latere "De Schaapskooi" werd,
de Alexanderhoeve, de Hendrikhoeve en de Annahoeve
(Torentjeshoef). Verder kennen we heden ten dage nog de
Hendrikhoeve aan het kanaal voorbij de brug richting Biest
Houtakker met nog wat verder ten zuiden de Alexanderhoeve. De
Sophiahoeve eveneens langs het kanaal werd in 1887 afgebroken.
De erfgenamen van koning Willem II voelden niets voor
voortzetting van de door de vorst in Tilburg begonnen arbeid.
De Nederlandse Landbouw liet zich in die tijd een kostbaar
bezit ontgaan doordat bijna de gehele, beroemde schapenkudde
naar het buitenland werd verkocht. Zij heeft de nieuwe
eigenaar geen windeieren gelegd. Van toen af is "De
Schaapskooi" een gewone boerderij geworden.
Na
1849 werd de Koningshoeven verkocht aan de Tilburgse familie
Janssens. Later kwamen de bezittingen aan Caspar Houben, die
een belangrijke rol heeft gespeeld bij de vestiging van de
Trappisten op de Koningshoeven. Hij bood de uit Frankrijk
gekomen père Sebastiaan Wijart, die een oud-Zouaaf was, drie
van zijn koningshoeven tot gratis gebruik aan voor één,
twee, zelfs drie jaar. In 1880 kochten de paters "De
Schaapskooi" en de hoeven onder conditie, dat de paters
zelf voor de ontruiming moesten zorgen. Er liepen namelijk nog
huren.
Vroeger
reed tram naar drukbezochte "Theetuin"
Al
de hier verhaalde bedrijvigheid aan en over de grens van
Tilburg is ongetwijfeld een oorzaak, waardoor de Koningshoeven
tot in het begin van onze eeuw nog nabloei heeft gekend. Op de
Koningshoeven was het in die dagen te doen. Ge kunt het
geloven of niet, maar de stoomtram reed er zelfs naar toe.
Voor vijf cent de rit reden onze brave voorvaderen naar een
geliefd ontspanningsoord: de theetuin. Deze lag, waar nu in
alle kaalte de van haar tot voor kort omringend geboomte
ontdane villa Josephinahof de ontluistering van de
Koningshoeven staat uit te schreeuwen. "De villa van Piet
Smits" zoals onze mensen nu nog wel zeggen. De gebouwen
en tuinen van de theetuin waren opgericht door Is. Janssen.
Men had te maken met een houten villa van twee verdiepingen,
die voor Tilburg als iets ongewoons gold. Later werd de villa
als café geëxploiteerd door ene Bierings, vervolgens door de
familie Van Esch-Nooyen en nog later door Frans van Esch van
den Brink. Deze laatste was Tilburg te eng. Zoals iedere
soldaat had hij de maarschalkstaf in de ransel. Van Tilburgs
knusse theetuin vloog hij de wijde wereld in. Hij werd
generaal-manager van hotel Des Indes in Batavia, president van
het Grand Hotel Hohmann te Bandoeng en tevens president van
het Grand Hotel Ngamplang te Garoet. En de start voor die hoge
vlucht lag doodgewoon in Tilburgs "Theetuin".
Jong
en oud kon zich daar vermaken. Voor de jeugd waren er
schommels, een wip, een reuzenpas en er bestond gelegenheid
tot bootje varen op een vijver. Geen Tilburgse kermis ook was
compleet zonder een tochtje naar de "Theetuin".
Menig potje trappisten of Korvels gerstebier met suiker is
hier ooit leeggemaakt. Jaoneke Leenhouwers zorgde er voor het
hartige brokje in de vorm van een hard gekookt ei-met-mosterd,
scharren, krabben of kneukels, die ge met een naald uit hun
huisje moest peuteren. Heel zijn negotie zat in een grote korf
met hengsel en Jaonekes livrei bestond uit het bij dit bedrijf
horende witte jasje.
De
tramrit van den Heuvel naar de theetuin kende haar perikelen.
Het ding liep herhaaldelijk uit de rails. Louis van de Pas, de
conducteur, kreeg dan de schuld van de stagnatie. Bij de brug
over de Leij stopte de tram. Voorbij de theetuin liep een
prachtige bomenrij naar de Trappisten, een laan, die velen tot
een wandeling verleidde. Het kanaal bestond toen nog niet. Zo
vertelden het oude Tilburgers allemaal...
Maar
op de Koningshoeven was nog veel meer te doen. Bijna ieder
jaar werd des zomers in de theetuin het melodrama "Genoveva
van Brabant" opgevoerd, dat de tranen over de wangen deed
rollen. Lange tijd stond er de "stoommallemolen" van
Panhuysen en als er eens een luchtballon werd opgelaten, bleek
de Koningshoeven te klein. Aan de weg naar Moergestel lag
zowaar ook nog een wielerbaan. En des winters werd er op de
Hoeven schaatsgereden op ondergelopen broeklanden. Op twee
"soorten ijs": het rijke- en het arme-mensen-ijs,
waar marechaussees voor bewaking zorgden. Het "arme-mensen-ijs"
lag achter de theetuin.
Adieu!...
Over
die oude Koningshoeven, die nu zo mishandeld wordt, is de zon
ondergegaan. Alles gaat voorbij, zoals ook vele mensen, die de
hier verhaalde details vertellen, reeds voorbijgegaan kunnen
zijn. Maar onder de hoge bomen droomt nog altijd het landhuis,
waar een koning zich gelukkig voelde. En de twee Leijen, welke
het ál beleefd hebben, stromen stoïcijns verder, waarbij het
kanaal zelfs geen hinderpaal vormt op hun weg naar de lage
beemden van het noorden. Oude Koningshoeven: Adieu!...
PIERRE
VAN BEEK