CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Koningshoeven verbergt nog landhuis van Willem II

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 26 februari 1971

"Hier voel ik mij vrij, hier adem ik de gezonde, versterkende en verfrissende lucht." Dit zou de hartekreet geweest zijn, die koning Willem II eens in zijn landhuisje op de Koningshoeven te Tilburg losgelaten heeft. A.C. Abbenk maakt er melding van in zijn boek "Het leven van koning Willem II" (Amsterdam 1849). Bij 'n twintigste-eeuwse plaatselijke historievorser, L.G. de Wijs, vinden we dezelfde uitspraak wat kernachtiger weer met de woorden: "Hier adem ik vrij en voel ik mij gelukkig." Wat er ook van zij, méér dan dit al of niet gesproken gevleugeld woord interesseert ons vandaag het feit, dat het landhuis, waaraan de koninklijke ontboezeming verbonden wordt, nog altijd bestaat. Niet als een ruime maar als een charmante, met veel liefde en gevoel voor romantiek gekoesterde woning. De Koningshoeven bezit hierin een nog niet als zodanig officieel gekwalificeerd historisch monument met als een van merkwaardige kenmerken, dat bijna niemand in Tilburg er enige weet van heeft. Eigenlijk niet zo verwonderlijk. Ge kunt honderd keer over de Koningshoeven komen zonder er ooit een spoor van te ontdekken. Zó goed ligt het verborgen: dicht bij de weg en toch zo ver verwijderd. Een stille oase in een krans van hoog geboomte, in het zuidoosten veilig afgegrendeld door de Nieuwe Leij, volkomen onberoerd door op korte afstand voorbijspoelend verkeer. Wie er verzeild raakt, doet een stap uit de tijd. Ge krijgt het gevoel, dat er een last van de schouders glijdt en ineens de dagen trager gaan. De koninklijke woorden van hierboven nemen er anno 1971 opnieuw gestalte aan voor de mensen, die hier wonen. Dat zijn Nico Molenkamp en zijn gezin, de bekende Tilburgse kunstschilder en academieleraar, die in de loop van vorig jaar het historische pand in eigendom heeft verworven na het reeds van te voren achttien jaar te hebben bewoond.

 

We zijn te jong om de Koningshoeven anders gekend te hebben, dan als een wat vegeterende wijk aan de grens van de gemeente, zich een beetje zelfgenoegzaam koesterend in een oude glorie met daaroverheen een vleug van weemoed om de niet vervulde belofte. De Koningshoeven, die voorheen Herman Aartsdijk heette, heeft tegen het midden van de vorige eeuw in een veelbelovend perspectief gekeken toen de niet van sentiment ontblote romanticus koning Willem II van Tilburg "een tweede Berlijn" wilde maken. We denken hierbij dan aan een periode van vijftien jaar ontginningsarbeid op De Hoeven onder Loven toen 125 ha woeste grond in bouw- en weiland werd herschapen. Erfgenamen van de koning zetten diens arbeid, na zijn plotselinge dood op 17 maart 1849, niet voort. Verschillende hoeven werden verkocht en andere afgebroken. Drie bestaan echter heden ten dage nog. Zo was de snel opgekomen Oranjezon op de Koningshoeven weer ten onder gegaan.

 

Veel vertier

Toch heeft de wijk Koningshoeven zich nog lang in de nabloei verheugd. In de eerste decennia van onze eeuw was Koningshoeven een naam met klank. Op de Hoeven heerste het Tilburgse vertier op zondagen en daar bouwden, in de lang geworden schaduwen van een kwijnende Oranjezon, welgestelde ingezetenen hun villa's zoals men er thans nog altijd enige aantreft. Met de aanleg van het Wilhelminakanaal onderging het gezicht van Koningshoeven reeds ingrijpende verandering. Die wijziging stond echter in geen verhouding tot wat zich daar momenteel afspeelt bij de aanleg van de nieuwe verkeersweg. Nabij het kanaal is de toestand momenteel chaotisch. De zoveelste hoge dijk zal straks het landschap doorsnijden en de inwoner van deze contreien tot vreemdeling in zijn eigen Jeruzalem maken. We zijn gewoon geschrokken van de Koningshoeven! Daarom lijkt het de hoogste tijd hier nog eens even vast te leggen de dingen waarvan de bijna uitgestorven geslachten met liefde, verve en weemoed plachten te verhalen. Vaak in de gloed van vergulde herinnering. Nóg een tijd en dan zullen ook die herinneringen voorbij zijn.

Maar eerst willen we het hebben over 's konings verborgen landhuis! Ge moet het zoeken aan de linkerkant van de Koningshoeven, even voorbij het restant van de IJsclubweg, dat nog steeds naar die naam luistert.

 

Lustwarande

Eens leidde een laan van populieren vanaf de IJsclubweg naar de lustwarande. Nu ligt de toegang aan de Koningshoeven zelf. Een door allerlei geboomte beschaduwde weg - uiteraard een particuliere! - leidt in een boog naar een wat ongewoon aandoend landhuis, grotendeels opgetrokken uit baksteen, maar met gedeeltelijk wit geverfde muren en veel witgeschilderd houtwerk. Méér opvallend nog dan het breed overstekende dak is de steile buitentrap aan de linkerkant, die toegang geeft tot het huis aan drie zijden omringende, houten balkons. Het geheel werd kennelijk als een soort jachthuis gebouwd, waarvan de bovenverdieping als eigenlijke verblijfruimte diende en het daaronder gelegen laag gezolderde "sous-terrain" als stalling. Grote boogramen in de oorspronkelijke woonruimte en brede, op het balkon uitkomende dubbeldeuren vertellen nog van enige voornaamheid terwijl ook de zware muren hun afkomst niet verloochenen. Met verfijnde smaak en veel toewijding werd dit alles omgetoverd tot een kunstenaarswoning met eigen stempel. De uitbreiding, die het pand daarvoor heeft ondergaan, werd zodanig aangebracht, dat zij niet alleen volkomen harmonieert in het omringend decor maar ook het oorspronkelijke gebouw intact heeft gelaten. Een groot gazon, dat zich tot aan de achter struikgewas verborgen Nieuwe Leij uitstrekt, bevrijdt de achterkant van het huis uit de omknelling van een grote variëteit van geboomte, waaronder hoge acacia's en een paar kolossale eiken. Deze laatste vermoedelijk als enige levende getuigen van Willem II's tijd. De rest van de beplanting moet van jonger datum zijn. De overlevering verhaalt trouwens van het rooien van zware bomen door een der vroegere bewoners.

 

Verstilling

Aan het eind van het gazon, niet ver van de plaats, waar eens een tuinkoepel heeft gestaan en waar de Leij ooit de volmolen van Martinus van Dooren c.s. heeft gekend, heft een metershoog beeld van een wat gehavende mannenfiguur, op een hoge sokkel, een vermanende arm ten hemel al weten we niet wat hier te vermanen valt. Met een enorme tuinvaas, waarop onze rijke voorouders van rond 1900 en wat later nogal verzot waren, zorgt het beeld voor de archaïsche noot. Als ge daarna ook nog een met vele vruchten beladen mispelaar aantreft, een fruitboom die jonge generaties sinds lang niet meer kennen, wekt dit eigenlijk al geen verbazing meer. Zó zagen wij dit weinig gekende stukje Tilburgse historie op een late zomerdag toen een lage zon de reeds gelende bladeren tot goud maakte en grillig-lange schaduwen op de witte muren van het landhuis legde. Een stukje verstilling - als ge wilt: meditatie! - aan de rand van de chaotische Koningshoeven.

Hoe kwam koning Willem II aan het hier beschreven bezit? Volgens een in het gemeentearchief aanwezige acte van 1833, die de handtekening draagt van de Prins van Oranje, kocht de prins "een tuin met een planken gebouw of optrekje en koepel, groot 44 roeden en 42 ellen" van zekere George Schouw. In dezelfde acte wordt melding gemaakt van nog tal van andere aankopen door de prins. Momenteel valt er op de Koningshoeven niet van een "planken gebouw of optrekje" te spreken. Men heeft te maken met een stenen huis. De prins blijkt het oude gedoetje dus kennelijk door het huidige pand vervangen te hebben.

 

George Schouw

De hier vermelde George Schouw is voor Tilburg geen onbekende. Hij was griffier bij het Vredegerecht in onze stad en heeft onder andere in de huidige pastorie van de Heuvel gewoond. Op 2 maart 1821 was hij door het Provinciaal College van Toezicht op de kerkelijke Administratie der Hervormden in Noord-Brabant tot Kerkvoogd der Hervormde Gemeente te Tilburg benoemd. In 1822 vervulde hij ook het rentmeesterschap van Nieuwkerk onder Goirle voor de graaf Van Hogendorp. Hij woonde in die periode op Nieuwkerk in de tijdens de oorlog afgebrande rentmeesterswoning "Dennenoord".

Met het jaartal 1822 komen zijn naam en zijn functie van president-kerkvoogd voor op de klok, welke in het torentje van de Nieuwkerkse kloosterkapel hangt. Verder ontmoette men zijn naam als president-kerkvoogd op de klok van de Nieuwe Hervormde Kerk aan de voormalige Zomerstraat te Tilburg, welke klok op 16 februari 1943 door de Duitsers werd weggehaald. Evenals die van Nieuwkerk dateerde zij van 1822.

 

Schouwse hoef

De zelfde George Schouw ook bouwde op de Koningshoeven, op de linkerhoek van de IJsclubweg, een boerderij die nog altijd bestaat. Naar haar bouwer kreeg zij de naam van Schouwse Hoef al is dit vermoedelijk aan weinigen bekend. Met de "Oude Schouw" van Berkel, waarover wij vroeger schreven, heeft deze boerderij niets te maken. En wie weet er nog, dat aan het eind van de IJsclubweg, nog vóór het huidige kanaal dat deze weg abrupt heeft afgesneden, eens een oliemolen stond? Hiervan zijn geen sporen meer overgebleven.

Rechts van de IJsclubweg draagt het in wat verkommerde staat verkerende brede herenhuis no. 12 de naam van "Barrier". Eens fungeerde dit als tolhuis zoals we die in Tilburg en omgeving verschillende gekend hebben. Onder andere even voorbij café Bosmans op Broekhoven, op de Bredaseweg bij "Het dorstige Hert" (de villa van de heer Beijers dankt er haar naam aan!), op 't Goirke tegenover de kerk, op het Moleneind aan de Heikant, aan de Goirleseweg op de scheiding van Tilburg en Goirle, en op de Poppelseweg tussen Goirle en de Belgische grens. Aan het begin van de Koningshoeven, aan de rechterkant vóór het Cenakel, in een rij van vijf van 15 tot 23 genummerde panden komen nog twee huizen met een specifieke naam op oude papieren voor. Er is hier dan sprake van het Hoog Huis en het Laag Huis.

 

Eigenaars

Als oudste eigenaar van het complex op de Koningshoeven, waar het landhuis van koning Willem II staat, hebben we George Schouw gevonden. Na de dood van de koning in 1849 ging het bezit over naar diens erfgenamen, die het verkochten aan Caspar Houben, die in de tachtiger jaren, bij de komst van de Trappisten in Tilburg, verschillende der voormalige koningshoeven bezat. Als latere bezitters van het landhuis stuiten we op de namen van Van Loon-Van Thiel, een zekere Schuman en Lodovicus Schollaert. Dat was de bekende voetballer van Willem II, die een zaak in sportartikelen gedreven heeft in de Zomerstraat op de hoek van de Schoolstraat. Hij verwierf het bezit in 1935. Na zijn dood werd eigenaresse diens hertrouwde weduwe mevrouw Van de Brekel-Spaninks, die het landhuis en bijbehorende tuin vorig jaar aan Nico Molenkamp verkocht.

Onafscheidelijk aan de Koningshoeven verbonden is de naam van "De Schaapskooi", die nog altijd voortleeft in de brouwerij van de Trappisten, welke overigens op Berkels grondgebied ligt. Tot aan de dood van koning Willem II gold deze "Schaapskooi" als DE fokkerij van Nederland. In Saksen had de koning prachtige Spaanse rammen aangekocht. Ter verbetering van de inlandse schapensoort importeerde hij ook nog 42 Silezische ooien en rammen. Om de twee of drie jaar werden er nieuwe, buitenlandse rasdieren aangevoerd. "De Schaapskooi" bestond niet alleen uit een schapenstalling maar omvatte tevens boerderijen. Deze vormden een driehoekig complex bij de provinciale steenweg Tilburg - Moergestel op het punt, waar de gemeenten Tilburg, Berkel-Enschot, Hilvarenbeek en Moergestel elkaar ontmoeten. Er was 50 ha grond aan verbonden. De afstand van de eerste hoeve tot de tweede bedroeg plm. 150 meter, die van de tweede tot de derde naar schatting 50 meter. Een afzonderlijk bakhuis deed dienst voor de drie huishoudens. Van deze drie boerderijen was "De Schaapskooi" met een oppervlakte van 640 vierkante meter de grootste. In haar voorgevel zat een granieten steen met een gebeiteld inschrift, luidende: "Den eersten steen van dit gebouw is gelegd door Z.K. Hoogheid W.A.P.E.L., erfprins van Oranje, den 2 Juni 1834". Bij slopingswerken is deze "eerste steen" gebroken. In de loop der jaren zijn de stukken verloren gegaan. Piëteit tegenover historische relieken was in die tijd zeker geen sterke zijde van onze stadgenoten, die meenden wel belangrijker zaken aan hun hoofd te hebben.

Behalve de drie genoemde hoeven bezat de koning, bij zijn dood, nog meerdere boerderijen. De Beer noteert in zijn "Tilburgsch Dagboek" op 9 mei 1834, dat Z.K.H. Prins Willem veel vaste goederen heeft aangekocht aan de zg. Hoeven wijk Loven, zoals weide, heide en 5 boerenhoeven. In 1835 heeft hij nieuwe hoeven laten bouwen, schapenstallen te Oisterwijk en een hoeve gekocht van de gemeente Tilburg plus 110 bunder hei langs de grote weg van Tilburg naar Breda.

 

Steenleggingen

De Beer vertelt van een eerste steenlegging op 30 mei 1834 voor een hoeve. "Er was tot dat eind veel toestel gemaakt", zegt hij. "De drie schutterijen waren opgetrokken met het burger Harmoniezaal-concert. Dezelve zijn allen met wijn getracteerd. Er werd ook muziek gemaakt om te dansen. Mijn oudste dochter is er bij geweest. Ze was met enige andere meisjes besteld om een troep kinderen, die bloemen strooiden voor de princes, te begeleiden opdat zij niet verdrongen zou worden." Waarschijnlijk gaat het hier over de steenlegging van de voor een bedrijfsleider bestemde Annahoeve door de echtgenote van de prins, de prinses Anna Paulowna van Rusland. Deze hoeve was voorzien van een torentje met klok en kreeg spoedig de naam van "Torentjes Hoef". Ze is later omgebouwd tot enige woningen, die nog altijd bestaan. En het heet daar nu nog steeds "Torentjeshoef". Het gaat om de huizenrij, direct over het kanaal, links van de weg naar Moergestel, een paar honderd meter voor de bocht bij de Trappisten Abdij.

Op 16 augustus 1836 werd - volgens De Beer - door de zoon van de Prins van Oranje de eerste steen gelegd voor een nieuwe bouwhoeve aan de Hoeven. Op 20 juli 1837 brandde een aan de Prins toebehorende hoeve af doordat de bliksem in een nevenstaande schuur sloeg, welke ook aan het vuur ten offer viel. "Deze gebouwen zijn deze zomer nieuw gebouwd", zegt De Beer, waarbij het niet duidelijk is of hij her-opbouw bedoelt of meent te zeggen, dat de hoeve bij de brand nog zeer nieuw was.

 

Nog drie hoeven

Als hoevenamen zijn er tot ons gekomen die van Sophiahoeve, de Willemshoeve, die de latere "De Schaapskooi" werd, de Alexanderhoeve, de Hendrikhoeve en de Annahoeve (Torentjeshoef). Verder kennen we heden ten dage nog de Hendrikhoeve aan het kanaal voorbij de brug richting Biest Houtakker met nog wat verder ten zuiden de Alexanderhoeve. De Sophiahoeve eveneens langs het kanaal werd in 1887 afgebroken. De erfgenamen van koning Willem II voelden niets voor voortzetting van de door de vorst in Tilburg begonnen arbeid. De Nederlandse Landbouw liet zich in die tijd een kostbaar bezit ontgaan doordat bijna de gehele, beroemde schapenkudde naar het buitenland werd verkocht. Zij heeft de nieuwe eigenaar geen windeieren gelegd. Van toen af is "De Schaapskooi" een gewone boerderij geworden.

Na 1849 werd de Koningshoeven verkocht aan de Tilburgse familie Janssens. Later kwamen de bezittingen aan Caspar Houben, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de vestiging van de Trappisten op de Koningshoeven. Hij bood de uit Frankrijk gekomen père Sebastiaan Wijart, die een oud-Zouaaf was, drie van zijn koningshoeven tot gratis gebruik aan voor één, twee, zelfs drie jaar. In 1880 kochten de paters "De Schaapskooi" en de hoeven onder conditie, dat de paters zelf voor de ontruiming moesten zorgen. Er liepen namelijk nog huren.

 

Vroeger reed tram naar drukbezochte "Theetuin"

Al de hier verhaalde bedrijvigheid aan en over de grens van Tilburg is ongetwijfeld een oorzaak, waardoor de Koningshoeven tot in het begin van onze eeuw nog nabloei heeft gekend. Op de Koningshoeven was het in die dagen te doen. Ge kunt het geloven of niet, maar de stoomtram reed er zelfs naar toe. Voor vijf cent de rit reden onze brave voorvaderen naar een geliefd ontspanningsoord: de theetuin. Deze lag, waar nu in alle kaalte de van haar tot voor kort omringend geboomte ontdane villa Josephinahof de ontluistering van de Koningshoeven staat uit te schreeuwen. "De villa van Piet Smits" zoals onze mensen nu nog wel zeggen. De gebouwen en tuinen van de theetuin waren opgericht door Is. Janssen. Men had te maken met een houten villa van twee verdiepingen, die voor Tilburg als iets ongewoons gold. Later werd de villa als café geëxploiteerd door ene Bierings, vervolgens door de familie Van Esch-Nooyen en nog later door Frans van Esch van den Brink. Deze laatste was Tilburg te eng. Zoals iedere soldaat had hij de maarschalkstaf in de ransel. Van Tilburgs knusse theetuin vloog hij de wijde wereld in. Hij werd generaal-manager van hotel Des Indes in Batavia, president van het Grand Hotel Hohmann te Bandoeng en tevens president van het Grand Hotel Ngamplang te Garoet. En de start voor die hoge vlucht lag doodgewoon in Tilburgs "Theetuin".

Jong en oud kon zich daar vermaken. Voor de jeugd waren er schommels, een wip, een reuzenpas en er bestond gelegenheid tot bootje varen op een vijver. Geen Tilburgse kermis ook was compleet zonder een tochtje naar de "Theetuin". Menig potje trappisten of Korvels gerstebier met suiker is hier ooit leeggemaakt. Jaoneke Leenhouwers zorgde er voor het hartige brokje in de vorm van een hard gekookt ei-met-mosterd, scharren, krabben of kneukels, die ge met een naald uit hun huisje moest peuteren. Heel zijn negotie zat in een grote korf met hengsel en Jaonekes livrei bestond uit het bij dit bedrijf horende witte jasje.

De tramrit van den Heuvel naar de theetuin kende haar perikelen. Het ding liep herhaaldelijk uit de rails. Louis van de Pas, de conducteur, kreeg dan de schuld van de stagnatie. Bij de brug over de Leij stopte de tram. Voorbij de theetuin liep een prachtige bomenrij naar de Trappisten, een laan, die velen tot een wandeling verleidde. Het kanaal bestond toen nog niet. Zo vertelden het oude Tilburgers allemaal...

Maar op de Koningshoeven was nog veel meer te doen. Bijna ieder jaar werd des zomers in de theetuin het melodrama "Genoveva van Brabant" opgevoerd, dat de tranen over de wangen deed rollen. Lange tijd stond er de "stoommallemolen" van Panhuysen en als er eens een luchtballon werd opgelaten, bleek de Koningshoeven te klein. Aan de weg naar Moergestel lag zowaar ook nog een wielerbaan. En des winters werd er op de Hoeven schaatsgereden op ondergelopen broeklanden. Op twee "soorten ijs": het rijke- en het arme-mensen-ijs, waar marechaussees voor bewaking zorgden. Het "arme-mensen-ijs" lag achter de theetuin.

 

Adieu!...

Over die oude Koningshoeven, die nu zo mishandeld wordt, is de zon ondergegaan. Alles gaat voorbij, zoals ook vele mensen, die de hier verhaalde details vertellen, reeds voorbijgegaan kunnen zijn. Maar onder de hoge bomen droomt nog altijd het landhuis, waar een koning zich gelukkig voelde. En de twee Leijen, welke het ál beleefd hebben, stromen stoïcijns verder, waarbij het kanaal zelfs geen hinderpaal vormt op hun weg naar de lage beemden van het noorden. Oude Koningshoeven: Adieu!...

 

PIERRE VAN BEEK