Kasteel
de Schrieken - Poppel - archief Pierre van Beek
Onze
Lieve Vrouw van "De Schrieken". Wel een heel vreemde
betiteling voor Tilburgse oren. Maar weinig Tilburgers zullen
er ooit van gehoord hebben. En nog zonderlinger wordt het te
vernemen, dat er een legendarisch verband bestaat met onze
Hasseltse kapel. Deze band wordt gelegd in een oude legende,
die werd opgetekend uit de mond van een bewoner van het
grensgebied. Bij nadere informatie hebben we een paar mensen
ontmoet, die zich nog konden herinneren "ooit wel eens
van zoiets gehoord te hebben". Het verhaal speelt met een
paar historische namen en minder positief vaststaande feiten,
waardoor het zich een schijn van echtheid toeëigent.
Verder vertoont het echter alle kenmerken van een vrome maar
naïeve volksverbeelding zoals dat bij vele legenden het geval
pleegt te zijn. In ieder geval achten wij het de moeite waard
ze met het bijbehorende decor hier voor het nageslacht vast te
leggen. Volksverdichtsels als deze geven immers steeds warmte
en kleur aan de streek, waarin ze gelokaliseerd werden.
"De
Schrieken" is een nog bestaand particulier landgoed onder
Poppel tegen de grens van de gemeente Baarle-Nassau. De
legende die in 1641 speelt, vertelt van de overbrenging van
het beeld van Onze Lieve Vrouw van de Hasselt naar
Baarle-Hertog vanwaar het later terecht is gekomen in de
grenskerk van Steenvoort (Nieuwkerk), waar Tilburgse en
wellicht ook Goirlese katholieken kerkten op Belgisch gebied
in de tijd toen onze streken Generaliteitsland waren. De met
het transport naar Baarle-Hertog belaste marskramer werd door
bandieten beroofd, maar het beeld werd later onder wonderlijke
omstandigheden bij de huidige "Schrieken"
teruggevonden. Dit landgoed zou zijn naam aan de legende
ontleend hebben. De huidige bewoners was daarvan echter
nauwelijks iets bekend.
Wie
zich van Poppel naar Baarle-Nassau begeeft, passeert de
Belgisch-Nederlandse grens bij het gehucht Groot-Bedaf. De op
het gebied van Weelde ontspringende Nieuwkerkse Ley vormt hier
de grens tussen beide landen. Men bevindt zich in het gebied,
waarvoor bij het bekende verdrag van 1843 de grens nooit
definitief werd vastgesteld. De laatste grenspaal (nr. 214)
staat een 700 meter naar het noorden midden in een weiland in
het dal van de Ley. Een volgende grenspaal (215) ontmoet ge
dan pas weer 36 kilometer verder aan de Oude Loop, bij het
uiteinde van de gemeente Baarle-Nassau. Uit hoofde van deze
omstandigheid vormt de streek al een merkwaardig gebied.
De
naam "Bedaf"
Over
de naam Bedaf, welke men op meerdere plaatsen aantreft, hebben
de geleerden ook het hoofd gebogen. Één verklaring is, dat
het een samenstelling zou vormen van "bat" en
"af". Dit zou dan "verder" of
"afgelegen" betekenen. In 1372 ontmoet men Badaf of
Baddaf. Tegen het einde van de 12de eeuw komt "Middaf"
voor en er bestaat ook de vorm "Medaf". Als
familienaam is Van Bedaf niet onbekend. De volksmond houdt er
zijn eigen naamsverklaring op na: Op Bedaf had men vroeger
maar één bed. Daarvan kon men om beurten gebruik maken na de
waarschuwing: "Bed af!"…
"Verafgelegen"
is in ieder geval van toepassing geweest op ons Bedaf. Als is
"ver" in onze tijd een betrekkelijk begrip geworden,
het valt niet te ontkennen, dat ook de dag van vandaag Bedaf
nog tot de stille en onbekende streken behoort. Bent u er wel
eens ooit geweest? Het land is hier zó stil, zó ruim en zó
wijd, dat ge u oneindig ver van de wereld voelt met de
hemelkoepel, bij wijze van spreken, als naaste buur. Ge moet
er alleen niet snel per auto doorheenrijden, want dan komt ge
niet aan de aroma toe.
Hier
nu ligt het afgesloten en dus voor het publiek niet
toegankelijke landgoed "De Schrieken", dat de vorm
heeft van een grote trechter, die met zijn breedste rand op de
Nederlandse grens staat. Er zijn twee toegangswegen aan de
Bedafse kant. De hoofdingang bevindt zich echter helemaal aan
de grote weg Poppel - Turnhout, juist bij de grens van de
gemeente Weelde aan de rechterkant van de weg, vlak vóór het
rusthuis "Emmaus". Een zeer lange, met bomen
beplante oprijlaan voert naar het hart van het landgoed met
het kasteel "De Schrieken" en zijn grote,
schilderachtige vijvers als centraal punt. "De Schrieken"
vormt een goed voorbeeld van vervolmaking van de natuur door
mensenhand, een activiteit, waaraan we zoveel natuurschoon in
onze streken te danken hebben. De "oer"-natuur heeft
er hier heel anders uitgezien.
Grote
Leegte
In
de tweede helft van de vorige eeuw was deze streek er een van
een grote, troosteloze leegte met ruime vergezichten en
daarenboven voor een deel laag gelegen. Er moest een
hartstochtelijk jachtliefhebber uit Brussel komen om hier op
de aangekochte 50 ha met echter een veel omvangrijker
jachtgebied, een kloek stenen paviljoen te bouwen als "pied
à terre" in het afgelegen Vlaamse land. Die jager was
generaal Paulin Lahure, die een deel van zijn eigendom met een
nog aanwezige aarden wal omringde. Deze generaal stierf in
1874. Vermoedelijk was hij niet gehuwd want twee broers erfden
zijn bezit, t.w. de generaal Camille Lahure en Albert Lahure.
Het bleken echte Brusselnaars, die zich helemaal
niet voor een stuk wildernis aan de grens interesseerden.
Vijf jaar later deden zij "De Schrieken" van de hand
door verkoop aan Ulysse Burnenville. Bij diens dood in
1882 kwam het goed in bezit van zijn dochter, die in het
huwelijk trad met Lucien Snijmers. Deze verkocht het in 1888
aan Aimé Misonne, een uit Charleroi afkomstige Waal, die in
Turnhout woonde en daar voorzitter van de rechtbank was. Hij
was gehuwd met een juffrouw Van Ravestijn. Tot de dag van
vandaag is "De Schrieken" nog steeds in het bezit
van de familie Misonne.
Tachtig
jaar familiebezit
Met
Aimé Misonne had "De Schrieken" weer zijn ware
meester gevonden. Hij was niet alleen een hartstochtelijke
jager, maar ook een groot liefhebber van de natuur met gevoel
voor het schone en voor romantiek. Hij breidde het bezit uit,
plantte, bouwde, maakte vijvers en verfraaide. Langzaam
verrees er in de uitgebreide heidevlakten, waar hij over 2000
ha het jachtrecht genoot, een waardig landgoed. Hij bouwde in
1900, in de nabijheid van het nog bestaande paviljoen en een
oude boerderij uit de tijd van de eerste generaal, het kasteel
dat in 1909 aanzienlijke uitbreiding onderging. De stijl ervan
zou men gemoderniseerde Vlaamse renaissance kunnen noemen.
Een
bijzondere bekoring kreeg het landgoed door de tegen de
Nederlandse grens uitgegraven vijvers. De hierdoor vrijkomende
grond werd gebruikt voor de ophoging van het te laag liggend
gebied. Van de huidige "Schrieken", dat thans 120 ha
groot is, wordt vijf ha in beslag genomen door twee
vijvers, die in een rechte hoek op elkaar staan en door een
laan gescheiden zijn. Vooral de lange grote vijver is grillig
van vorm en beide krijgen een apart accent door meer dan
twintig uitgespaarde, nu dichtbegroeide eilandjes. Twee zwak
gewelfde bruggen zonder leuning spannen in een sierlijke boog
over het water. Een van de bruggen geeft toegang tot een vrij
groot eiland, waar een uit boomstammen opgetrokken soort Hans
en Grietje-huisje de romantische sfeer verhoogt.
Bewoner
van het kasteel is sinds 1950 de heer August Misonne wiens
zoon, de heer L. Misonne, op een steenworp van het kasteel een
crèmekleurige villa in klassicistische stijl bewoont. Deze
villa werd in 1965 gebouwd. Verder verbergt het landgoed nog
een nieuw villaatje, dat de boswachter tot woning dient.
Twee
arbeiders in blauwe overall hebben bij villa en kasteel,
waarvan alleen het puntige torentje boven de hoogste bomen
uitprikt, de laatste herfstbladeren bijeengeveegd. De
gazons zien er weer keurig uit. Op het eiland echter, waar het
kronkelpad voert door metershoge rododendrons, gaat de
voet over het zacht verend en ritselend tapijt van een dikke
laag dode bladeren. Op deze winterdag staat het loofhout kaal
en doorzichtig zodat ge er door naar Holland kijkt met zijn
eindeloos lijkende weiden. Er is echter weinig verbeelding
nodig om zich een voorstelling te vormen hoe heerlijk het in
de lente en zomer zal zijn als beuk, berk en Amerikaanse eik
hun triomfen vieren in wedijver met de eeuwig groene sparren
en dennen. De bloeiende rododendrons maken dan de eilanden tot
evenzoveel reuzenboeketten in een orgie van kleur.
De
avond valt
Sneller
dan gehoopt komt de avond over "De Schrieken". De in
ijsboeien geklonken vijvers maken de stilte nog intenser,
zodat het lijkt alsof ze naar zichzelf zitten te luisteren. In
het kasteel spreiden de lampen een warme gloed over oude
schilderijen, ander antiquiteiten en vele mooie
dingen. De door vorst van de vijvers verdreven
waterhoentjes - wel vijfentwintig in getal - houden een
stomme conferentie - of slapen ze al? - op het gazon onder het
wakend oog van een exotische boom: een heuse sequoia! In
Amerika staan er van duizenden jaren oud, van fabelachtige
hoogten en dikten. Hier reikt hij niet eens boven het kasteel
uit. Hij is interessant om zijn als fluweel aanvoelende, ruwe
schors, die als schuimrubber meegeeft onder de druk van uw
hand.
Het
is nu te laat geworden voor een bezoek aan het 4 ha grote
heidereservaat - de enige hei nog hier in de omgeving - met
het Kerkven en verder voor het Kwebbeven van "De
Schrieken" op het gebied van Weelde. Jammer, anders
hadden wij ook daarover kunnen vertellen!
Twee
oorlogen
Twee maal
heeft "De Schrieken" de Duitsers over de vloer
gehad. In 1914-1918 was er een grenspost, die trachtte te
voorkomen, dat Belgen uitweken om zich via Nederland naar
het vrije IJzergebied te begeven. Bomen in het zg.
patrouillelaantje langs de grens vertonen nog honderden sporen
van bajonetwonden. De zich vervelende Duitsers kozen deze
bomen voor hun sport van bajonetwerpen. Vele kostbaarheden
verdwenen met die Duitsers. Wél lieten ze een in een boom
gesneden hart achter...
1940-1944
kende "De Schrieken" wéér bezetting. Nu werd er
zogenaamd gepatrouilleerd tegen smokkelaars. Dat smokkelen kon
de soldaten echter weinig schelen. Ze waren méér uit op
privé-arrestanten om deze op het kasteel huishoudelijke
karweitjes te laten opknappen. Een torenkamer werd van tralies
voorzien om de dwangarbeiders des nachts veilig op te bergen.
Ten slotte liet men ze na een poosje weer lopen.
Bij
de bevrijding kregen veel bomen ijzer in de stammen. Het
kasteel werd met granaten beschoten maar niet geraakt. Wel
bleef er geen ruit heel. Op Bedaf was het erger gesteld. Van
de vier tot vijf boerderijen bleef er hier maar één
overeind. Kort vóór de bevrijding hadden de Duitsers het
kleine klokkespelletje uit de kasteeltoren naar beneden
gesmeten. De nog niet geheel vernielde klokjes werden met
geweld stuk gestampt en geslagen. De grootste vernielingen in
het kasteelinterieur werden echter direct na de bevrijding
aangericht toen de zogenaamde "zwarten" (Belgische
N.S.B-ers) anderhalve maand in het gebouw zaten.
En
de legende?
Het
is al helemaal donker geworden als we de lange laan naar de
grote weg afrijden, tussen twee donkere muren van bossen, waar
doorheen we een tunnel van licht boren. Van tijd tot tijd
wijkt een nieuwsgierige haas of konijntje maar node uit de
bundels van onze koplampen. De legende, die toch het doel was
van onze komst, zijn we bijna vergeten...
Hoe
zag dit gebied er uit in de tijd dat de legende speelt? Dat is
1641. Onafzienbare heidevlakten? In ieder geval was het er
eenzaam en afgelegen en zat Brabant als Generaliteitsland
onder de druk van de Staten van Holland. Uitoefening van
de katholieke godsdienst was verboden. De pastoor van Tilburg,
de Norbertijner pater Wichmans had in het geheim zijn pastorie
"De Moerenburg" verlaten om zich te vestigen op een
hoeve te Alphen, die aan de pastorie van Tilburg toebehoorde.
Die nog bestaande hoeve wordt daarom nog steeds "de
pastoriehoef" genoemd. Van daar uit deed hij kerkdiensten
voor gelovigen uit Staats Brabant te Baerle en ook in de
grenskerk op Steenvoort (Nieuwkerk) op onder Spaans bewind
vallend gebied.
Geheime
opdracht
Het
is daags vóór Kerstmis, 24 december 1641. Pastoor Wichmans
heeft bekend laten maken, dat hij in de kerk van Baerle de
nachtmis zal opdragen en hij heeft de gelovigen uitgenodigd in
groten getale aanwezig te zijn. Ondanks de tocht van drie uur
schrokken de mensen daar niet van terug. Velen hadden zich al
tijdig op weg begeven, want de baan was slecht en er lag een
flinke laag sneeuw. Bovendien waren de wegen erg onveilig.
Overal haast trof men Staatse ruiters aan en het wemelde er
van gedeserteerd Spaans oorlogsvolk, dat roofde en plunderde.
Dan zwierven er nog de zogenaamde "Heydens en Egyptenaren"
(zigeuners), die - als beroepsbaanstropers - de schrik van het
platteland waren.
De
eerste die zich als pelgrim op pad begaf, was Willem Derrijke,
een marskramer van geen beetje vervaard. Zijn beroep had hem
vertrouwd gemaakt met ieder paadje in het Kempenland. Hij was
bovendien een goede vriend en vertrouwensman van pastoor
Wichmans. Al heel wat karweitjes had Willem voor de pastoor
opgeknapt en ook dit maal zag hij zich met een bijzondere
opdracht belast.
Hasselts
beeld
Het
beeld van Onze Lieve Vrouw van de Hasseltse kapel was al
geruime tijd ondergedoken bij de kwezel Van Riel op de
Velthoven te Tilburg. Nu had Willem van de pastoor opdracht
gekregen dit beeld naar Baerle over te brengen omdat het daar
veiliger zou zijn. Met het beeld zorgvuldig in zijn mars
verpakt, toog Willem al vroeg in de middag op weg naar Baerle.
Zijn route liep over de Oude Baan langs Goirle, dwars over de
Regte Hei, over Steenvoort en dan via Bedaf naar Baerle.
In
de herberg St. Jacob te Goirle ontmoette hij twee mannen, die
verklaarden ook naar Baerle te willen. Zij vroegen met hem mee
te mogen gaan. Ofschoon Willem de lui op het eerste gezicht al
niet vertrouwde, liet hij daarvan toch niets merken en hij
stemde met het verzoek in. Mocht er iets gebeuren, dan
vertrouwde hij in de eerste plaats op de hulp van de Moeder
Gods, wier beeltenis hij meedroeg. Bovendien beschikte hij nog
over zijn eigen vuisten en een dikke stok. Niettemin nam
Willem zijn voorzorgen. Op het besneeuwde smalle pad moesten
zij de meeste tijd achter elkaar lopen. Hij zorgde steeds de
achterste van het drietal te blijven. Er gebeurde evenwel
niets. Ze hadden al een heel stuk van de weg achter de rug en
naarmate men vorderde verminderden Willems angst en
bezorgdheid.
Lage
overval
Op
Bedaf gekomen deed de voorste echter of hij door de
gladheid wegschoof en hij liet zich plat op de grond vallen.
De tweede "struikelde" over hem heen, maar greep in
zijn gefingeerde val Willems benen, zodat deze mee tegen de
grond werd gesleurd. Willem wilde toeslaan met zijn stok maar
meteen vloog de eerste overeind, richtte een pistool en schoot
de marskramer in zijn schouder. De ander gaf Willem een slag
op het hoofd, zodat hij versuft in de sneeuw bleef liggen.
Daarna verdwenen zij met hun buit.
Later
komende kerkgangers vonden Willem gewond langs de weg. Zij
brachten hem naar de dichtst nabijzijnde boerderij. Groot was
hun ontsteltenis en ook hun woede toen zij, nadat Willem bij
zijn positieven was gekomen, diens avontuur vernamen. Direct
togen enkelen op pad om de daders te achterhalen. Die kans was
weliswaar klein, maar het verlies van het Moeder Godsbeeld
trof hen zo zeer, dat ze geen mogelijkheid ongebruikt wilden
laten. En ze hadden succes. Toen zij de plaats naderden, waar
ze Willem hadden gevonden, snoven zij, hoewel het midden in de
winter was, plotseling een heerlijke lentelucht op. Zij gingen
op de geur af en weldra bevonden zij zich op een plaats, waar
helemaal geen sneeuw lag en waar een grote vlierstruik stond
te bloeien als in volle lentetooi. Bijen gonsden er om heen.
En - wonder boven wonder - het Mariabeeld, Onze Lieve Vrouw
van de Hasseltse kapel, stond daar onbeschadigd te schitteren
in al die lentepraal. De rovers hadden blijkbaar dit deel van
hun buit als waardeloos beschouwd en achteloos weggeworpen.
Naar
Baerle
Pastoor
Wichmans werd van het gebeurde op de hoogte gebracht. De
volgende dag liet hij het beeld in een grote processie van
Bedaf halen om het een ereplaats in de kerk van Baerle te
geven. Hier verbleef het enkele jaren tot de kerk op
Steenvoort te Goirle werd gebouwd. Pastoor Van Dijck heeft het
beeld toen naar Nieuwkerk overgebracht. Op de plaats waar het
beeld door de kerkgangers werd gevonden, liet men een houten
kastje tegen een boom bevestigen met een eenvoudig
Mariabeeldje er in. Het heeft er vele jaren gehangen. Zo'n
kastje heette in die tijd "schrienkijn" of "schrienken".
Het is hiernaar, dat de streek haar naam kreeg, die in de loop
der tijden verbasterd werd tot "Schrieken".
Nog
heden ten dage kennen we deze streek als "De Schrieken".
Een deel hiervan vormt het landgoed, dat wij hierboven
beschreven. Ook heden ten dage treft ge rechts van de weg,
tegenover een ingang van het landgoed en kort vóór de
Bedafse brug, een soort "schrienkijn" aan. Het is
een uit bakstenen gemetselde zuil met nis, waarin nog altijd
een Lieve-Vrouwebeeldje. Dit veldkapelletje is echter van
recente datum.
Voor
poëten
Nu
moogt ge van deze legende denken wat ge wilt. Het valt niet te
ontkennen, dat ze enige fleur geeft aan dit weinig bekend maar
voor ontvankelijke zielen toch wel fascinerend gebied. Als die
zielen dan ook nog poëtenzielen zijn, vangen ze misschien
zelfs wel een vleugje van de hemelse lentegeur van méér dan
drie eeuwen
geleden in het stille land van Bedaf.
Kasteel
de Schrieken - Poppel - archief Pierre van Beek
PIERRE
VAN BEEK