Noordkant
van oude Markt bekeken
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 6 maart 1971
Afbeeldingen
van Tilburg een paar eeuwen geleden zijn uiterst schaars.
Misschien zitten er nog onbekende hier of daar verspreid in
archieven of bij particulieren, om vroeg of laat nog eens
boven water te komen. Vorige geslachten hebben daar nooit zo
achter zitten jagen. Dat is nu wel enigszins veranderd sinds
een alom waar te nemen gestegen historische interesse. Voor
wat Tilburg betreft vindt die interesse uiteraard een
concentratiepunt in het Tilburgse gemeentearchief onder
leiding van de archivaris drs. H.J.A.M. Schurink. Hier wordt
met veel toewijding o.a. alles verzameld wat op Tilburgs
historie betrekking heeft, zowel in woord als beeld. En dit
levert nog wel eens verrassende resultaten op. Langzaam groeit
zo de historie van onze stad. We menen hierop eens de aandacht
te moeten vestigen, omdat er bij particuliere opruimrages zo
gemakkelijk oude boeken, platen enz. worden weggeworpen en
voor altijd verloren gaan. Denkt niet te vlug dat het om
waardeloze rommel gaat, maar tip eerst het gemeentearchief
voordat de vuilnisman komt. Als er maar genoeg illustratief
materiaal over Tilburg bestond, zou er een beter beeld van
onze stad opgebouwd kunnen worden dan nu met het geschreven
woord moet geschieden.
"'t
Swart Peert"
Bij
onze rondwandeling over de Oude Markt van oost via zuid naar
west, waarmee we ons in vorige artikelen hebben bezig
gehouden, zijn we nu gearriveerd aan de laatste etappe, de
noordkant. Ook daar valt wel een en ander te vertellen. Zonder
de pretentie van "volledigheid". Moge er bij de
oudere ingezetenen weer enige herinneringen worden
losgeslagen.
We
beginnen maar weer eens met een herberg. Dat is de herberg
"'t Swart Peert", die in de 17de eeuw stond op de
hoek van de Heuvelstraat en de Langepad (Langestraat), waar we
thans de boekhandel van W. Bergmans kennen. In een stuk van
1665 is hier sprake van een hof, schuur, brouwhuis en
brouwgebouw. Het pand duikt echter nog vroeger in de papieren
op. Laten we eens kijken welke namen er daar een drie eeuwen
geleden aan te pas kwamen. In 1638 verkoopt Adam Weijtens het
pand aan zijn zoon Jan. In 1639 is er sprake van verkoop aan
Michiel Adam Peter Wijten. In 1654 zien wij als eigenaar
optreden Michiel Adam Wijten, die het pand dan verkoopt aan
Antonius Goyart Broeckmans. Vóór maart 1664 wordt het door
de kinderen Broeckmans ("geseijt Beris") verkocht
aan Arnold Cloostermans, van Tilburg.
Wanneer
die naam "'t Swart Peert" verdwenen is, weten we
niet maar wel kennen we een aantal families, die het pand
nadien in eigendom hebben gehad. Achtereenvolgens stuiten wij
op de families Soffaerts (1737-1751), verschillende geslachten
Becx (1751-1786), familie De Noot (1786-1807) en de
Woestenberghen. Dezen waren vanaf 1807 huurders maar vanaf
1817 eigenaars.
Koffiehuis
Na
1827 exploiteerde Adrianus Jacobus Donders er een herberg
onder de naam "Het Nederlands Koffiehuis". In die
periode scheen het tot de mode te behoren een café als
Koffiehuis te betitelen. Dit hield echter niet in, dat er
zoveel koffie werd gedronken. Andere dranken namen een
belangrijker plaats in. De hier genoemde Donders hebben wij
vroeger al eens ontmoet toen wij over "Tivoli"
schreven. Hij was de eigenaar van "Tivoli" op 't Ven
(dus niet Bosscheweg!), dat hij gekocht had van de
Schutterijen van de voet- of kruisboog. Later vertrok hij naar
de hoek Heuvelstraat-Langestraat.
Er
is ook een hele reeks huurders van het pand in kwestie bekend.
Het zou echter een beetje vervelend worden als we die hier
allemaal op een rijtje gingen zetten. Daarom vertellen we
alleen maar even dat daartoe behoord heeft de wed. Jan
Coenraats van Swanenberg. Met haar echtgenoot hebben we al
kennis gemaakt in ons artikel over de zuidkant van de Markt.
Hij werd daar genoemd als onderwijzer aan de oude school. Deze
meester is onder andere de Tilburgse historie ingegaan door
een in 1724 door hem ingediende klacht over klandestiene,
katholieke schooltjes. Hij zegt: "dat de paepsche
schoolmeesters en quezels hoe langs hoe meer stouter wirden,
soo dat onse schollen (de gemeentescholen met protestants
onderricht) van haar kinderen verlaaten en tot paepsche
schollen haar begeven" enz... Hier hadden we dus te maken
met een van die befaamde "Paepsche stoutigheden"!
Hij was trouwens niet de enige, over deze gang van zaken
klagende schoolmeester. In de 17de en 18de eeuw voelden zich
verschillende van zijn collega's geroepen dergelijke klachten
bij de Kerkraad in te dienen.
Gevelhuis
Arnold
Cloostermans, die van 1660 tot 1665 drossaerd was, liet in
1665 ter plaatse een vrij breed gevelhuis bouwen. In de loop
der tijden heeft dit uiteraard verschillende verbouwingen
ondergaan, maar rond 1900 stond het er nog altijd als
gevelhuis. Rond 1677 stuiten wij op een bewoner, die Ego de
With-Smolders heet.
Uit
het voorafgaande volgt, dat er nog tal van Tilburgers in leven
moeten zijn, die dit gevelhuis gekend hebben en er zelfs
bijzonderheden over weten te vertellen. Het Tilburgs
gemeentearchief beschikt zelfs over een paar ansichtkaarten,
waarop het bewuste pand duidelijk staat afgebeeld. In die tijd
van rond 1900 bestaat dit eeuwenoude gevelhuis uit twee
woningen en winkels, zodat men er dus ook twee voordeuren
aantrof. Helemaal op de hoek van de "Langepad" zat
Van de Meijdenberg, die in spiegels en lijsten deed zoals een
breed bord boven de deur met het opschrift "Spiegels en
lijsten" ook meldde. De hoek van het huis droeg, aan een
sierlijke arm, een gemeentelijke gaslantaarn.
Populaire
zaak
Zoals
velen bekend is de firma Van de Meijdenberg in latere jaren
gevestigd geweest op de andere hoek van de Langestraat. Zij
handelde toen vooral in verfwaren met aanverwante artikelen en
drogisterijwaren. Het was een enorme populaire zaak, waar
zowel de vakman als de kleine doe-het-zelver, die toen ook
bestond al moest zijn "titulatuur" nog uitgevonden
worden, graag binnenliep. Er heerste een gemoedelijk
ouderwetse sfeer, mede door de sectie bruingeschilderde bakken
langs de wand achter de toonbanken. De verf werd toen in
poedervorm verkocht met de olie en wat er verder bij hoorde
apart. Men kon zijn gewenst kleurtje op de toonbank uitzoeken,
want daarvoor werd gaarne een bak uit het vak onder je neus
gezet. En er was ook wel tijd voor een babbeltje over hoe het
allemaal moest, indien tenminste aan een dergelijke
voorlichting behoefte bestond. Zoiets noemen ze tegenwoordig
met een duur woord "Service". Na de modernisering
van het bedrijf en gedeeltelijke omschakeling werd dit door
vele klanten als een verlies ervaren. De zaak is verdwenen.
Thans ontmoet men in het grote pand de damesconfectiezaak van
Van Horst-ter Geel. Heel vroeger heeft op dit punt een huis
gestaan, dat de naam "De vergulde Keiserkroon"
droeg. Dit was echter geen café.
Tabakskerverij
Nu
zitten we evenwel in de Heuvelstraat en we zouden het over het
oude gevelhuis op de Markt hebben! Onder hetzelfde dak van de
schuine gevel was de tabakskerverij van Woestenbergh
gevestigd. In een boog boven de winkeldeur hing het embleem
van de kerverij: enige onwerkelijk vergrote rolletjes
pruimtabak, vervaardigd van hout en geschilderd. Wij zouden
tenminste niet weten wat die dingen anders dan pruimtabak
moesten voorstellen. We hebben zo een vermoeden, dat het wel
eens dezelfde geweest konden zijn als die, welke wij boven de
deur van de sigarenzaak van Sjef Woestenbergh (1862-1945) in
de Heuvelstraat hebben gekend. Thans is daar gevestigd
Mutsaers-van Thillo.
"Een
knus winkeltje daar op de Markt", zeggen mensen, die het
nog gekend hebben. Nou, dat nemen we wel aan! Ziet ze daar,
rond de eeuwwisseling, maar eens bedrijvig bezig, de twee niet
meer zo jeugdige dames Woestenbergh. Met blauwe overmouwtjes
aan de armen, net zoals de nonnekes in de school die in het
zwart droegen, staan ze tabak af te wegen in blinkend koperen
schalen, die vrij boven de toonbank hangen.
Niet
krenterig
Daar
hebben ze weer een pluk Portorico, waarmee ze builtjes van 50
tot 250 gram vullen. Dat is nog eens tabak als er van tabak
gepraat wordt. Recht van de kerver! Die Portorico komt de
consument op zes cent per half ons te staan. Ge kunt
natuurlijk ook een grote buil krijgen en reken maar, dat ge er
niet aan tekort komt, want bij Woestenbergh zijn ze niet
krenterig met het gewicht. In het veen kijkt men toch immers
ook niet op een turfje!
Nu
kon je ook al een buil goede tabak kopen voor 3,5 cent en 4,5
cent. Die laatste was "tabak mee de rooie schrap" of
N.B., Rooie B. enz. Ge kreegt er zowaar nog een aarden pijp
toe. "Welke pijp moet jullie vadder hebben? Mee 'ne
kromme of 'n rechte steel?", luidde de vraag als de
kinderen de boodschap deden. En die kinderen kregen ook nog
wel eens een "haffeltje krintjes" voor de moeite en
de klandizie.
Gratis
stoppen
Op
de toonbank placht steeds een grote bak tabak te staan,
waaruit de klant gratis een pijp mocht stoppen. Boze tongen
uit die dagen beweerden, dat er in Tilburg mensen waren
("van die hebbers!"), die - als ze naar Woestenbergh
togen - de grootste pijp meenamen, welke ze thuis konden
vinden... De sigaren kostten er dertien voor een kwartje. Maar
dat waren dan wel dure, want er bestonden er ook van vijf voor
een stuiver. In Tilburg werd ook aardig wat pruimtabak
verbruikt. Die werd afgeleverd in lichte bruine en ook wel
bijna zwarte "rullekes" (rolletjes). Reeds 's
morgens om zes uur rinkelde bij Woestenbergh, waar men ook nog
snuiftabak verkocht voor de oudjes, pastoors en fraters, de
winkelbel. De wevers moesten immers toch vroeg
"aanleggen"!
Ritueel
De
al lang uit de mode geraakte snuif gold in die dagen als
genotsmiddel. Men had daarbij te maken met fijngemalen, zeer
prikkelende tabak, die in de neusgaten werd gestopt en
opgesnoven. Het is voor ons ten eeuwige dage een raadsel
gebleven hoe een neus dit goedje verdragen kon zonder dat de
bezitter van die neus door een niesbui overvallen werd.
Snuif
is in onze herinnering even onafscheidelijk aan fraters
verbonden als het staartje van hun toog. Er waren fraters voor
de klas, die het genotsmiddel met een haast heilig ritueel tot
zich namen. Eerst werd het poeder op de hand losgeklopt in de
langwerpige doos, waarin het placht bewaard te worden. Een
tussen duim en wijsvinger genomen "pluk" verhuisde
naar de neusgaten, die daarna met een kneukel van de
wijsvinger bewerkt werden. Dan dook er uit het split van de
toog een als dikke prop bewaarde, bloedrode zakdoek van
abnormale afmeting op, waarmee de neus werd bijgepoetst. Nu
kon met frisse energie de les beginnen...
Weet
ik het!
Wij
hebben in onze jeugd altijd het gevoel gehad, dat er iets van
die oude gemoedelijkheid en sfeer van de Markt was overgewaaid
naar Woestenbergh in de Heuvelstraat. Sjef Woestenbergh, een
oer-Tilburger met hart voor zijn stad en liefde voor de
tuinbouw, prototype van de Tilburgse middenstander, "had
HET nog". Dat wonderbaarlijke "het", dat zich
niet omschrijven laat omdat het alleen gevoeld kan worden.
Geen wonder, dat er tot aan de tweede wereldoorlog daar in de
Heuvelstraat sommige klanten méér om een praatje dan om een
sigaartje kwamen. Men kon er regelmatig een klein groepje van
steeds dezelfde vrienden in de winkel ontmoeten. Wat is daar
niet afgepraat!
Aan
de naam Woestenbergh was een nu wel uitgestorven, origineel
Tilburgs "gevleugeld woord" verbonden. Werd er de
vraag gesteld waar iemand, die men miste, toch wel uit kon
hangen, dan luidde vaak het antwoord: "Hij is tabak halen
bij Woestenbergh!"... Dat betekent zoveel als: Weet ik
het!
Aan
de westzijde van het pand van Woestenbergh op de Markt bevond
zich een schuin afgedekte, gemetselde boogpoort, die met zware
deuren was afgesloten. Deze poort grensde aan een breed
herenhuis, waarin verschillende generaties Van Dooren gewoond
hebben. In 1737 was dit de weduwe Joh. van Dooren, in 1746 C.J.
van Dooren, in 1771 diens weduwe, in 1781 de kinderen C. van
Dooren, in 1791 Francis van Dooren, in 1807 de erfgenamen van
Francis van Dooren. In 1825 werd het pand gekocht door Van der
Voort. De Beer zegt er in zijn dagboek d.d. 21 februari 1826
van, dat in het pand van wijlen Francis van Dooren, in een
kamer of achterhuis, mensen van de wijk iedere dag de
rozenkrans kwamen bidden. Vanaf genoemde datum werd dit bidden
echter - met goedkeuring van pastoor Everardus Duchamp -
overgeplaatst naar de torenkerk, waarin sedert 1634 niet meer
openlijk was gebeden. Van der Voort deed in wol. Hij had zijn
wolpakhuizen in de Langestraat, daar waar later het pakhuis
van de Boerenbond werd gevestigd, naast de drukkerij van
Bergmans.
Dubbele
woning
Op
de foto's van rond 1900 zien wij dit herenhuis als een dubbele
woning. Als namen, die in een van beide gewoond hebben,
stuitten we op A.J. Jurgens, dokter Bergen en A.C. Baars.
Laatstgenoemde hield in het meest westelijk deel van het pand
een sigarenwinkel. Boven het smalle winkelraam prijkte het
embleem van hofleverancier. Op de plaats, die voorheen door
het besproken gevelhuis en een deel van de woning van Van de
Voort werd ingenomen, staat thans de winkel van De Gruyter,
eens een van de mooiste winkels, die we in Tilburg kenden. Hij
was voorheen inwendig versierd, met andere tegeltableaus als
we er thans aantreffen. In de 18de eeuw heeft op deze plaats
ooit een pand gestaan, dat de naam "Het Ramshooft"
droeg. Of we hier met een herberg te maken hadden is niet
bekend.
Naar
"het uitgepakt" kijken bij Janssen-Gram
Nu
hebben we de Markt eigenlijk wel gehad, maar we lopen toch nog
even door in westelijke richting tot het oude winkelpand met
de bewerkte kolommen, rechts in de voormalige Marktstraat, die
ook de naam Zomerstraat heeft gedragen en nu voortaan
Heuvelstraat heet. In het begin van deze eeuw was daar eens
gevestigd de winkel van Janssen-Gram, die voor Tilburg een
begrip betekende. De volksmond sprak van "Jaans van
Gram", wat hem blijkbaar beter lag. De zaak adverteerde
als "Magazijn aan de handel". Dat wilde zeggen: voor
wederverkopers. Er viel van alles te kopen. Tot
klompspijkertjes toe. Men kon die al voor vijf cent per
builtje krijgen.
In
de Sinterklaastijd vormde Janssen-Gram een bijzondere
attractie voor Tilburgs jeugd. Die ging daar, met de neus
tegen de ruiten, naar "het uitgepakt" kijken, zoals
in latere jaren bij Van Nunen-Boes. Janssen-Gram maakte er
veel werk van. De hele etalage was er verlicht met gaslampen
op lange, koperen buizen. Het huidige pand, dat al niet zo
jong meer is, had als voorganger een huis met puntgevel,
bewoond door de familie Van de Langereyt, die er een smederij
op na hield. Hier tegenover heeft zich lang de zeer ouderwetse
stoffenhandel van Aelen gehandhaafd, doch deze is tenslotte
ook verdwenen om plaats voor nieuwe ondernemingen te maken.
"Stilstand
betekent achteruitgang", zo luidt een waar woord waarvan
de juistheid doorlopend bewezen wordt. Een groeiende stad is
altijd in beweging. Er mag daarbij dan veel vertrouwds
verloren gaan, het kan niet anders. Alleen dient er wel
permanent voor gewaakt, dat tegelijkertijd met het vertrouwde
ook niet het waardevolle verloren gaat.
PIERRE
VAN BEEK