CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Noordkant van oude Markt bekeken

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 6 maart 1971

 

Afbeeldingen van Tilburg een paar eeuwen geleden zijn uiterst schaars. Misschien zitten er nog onbekende hier of daar verspreid in archieven of bij particulieren, om vroeg of laat nog eens boven water te komen. Vorige geslachten hebben daar nooit zo achter zitten jagen. Dat is nu wel enigszins veranderd sinds een alom waar te nemen gestegen historische interesse. Voor wat Tilburg betreft vindt die interesse uiteraard een concentratiepunt in het Tilburgse gemeentearchief onder leiding van de archivaris drs. H.J.A.M. Schurink. Hier wordt met veel toewijding o.a. alles verzameld wat op Tilburgs historie betrekking heeft, zowel in woord als beeld. En dit levert nog wel eens verrassende resultaten op. Langzaam groeit zo de historie van onze stad. We menen hierop eens de aandacht te moeten vestigen, omdat er bij particuliere opruimrages zo gemakkelijk oude boeken, platen enz. worden weggeworpen en voor altijd verloren gaan. Denkt niet te vlug dat het om waardeloze rommel gaat, maar tip eerst het gemeentearchief voordat de vuilnisman komt. Als er maar genoeg illustratief materiaal over Tilburg bestond, zou er een beter beeld van onze stad opgebouwd kunnen worden dan nu met het geschreven woord moet geschieden.

 

"'t Swart Peert"

Bij onze rondwandeling over de Oude Markt van oost via zuid naar west, waarmee we ons in vorige artikelen hebben bezig gehouden, zijn we nu gearriveerd aan de laatste etappe, de noordkant. Ook daar valt wel een en ander te vertellen. Zonder de pretentie van "volledigheid". Moge er bij de oudere ingezetenen weer enige herinneringen worden losgeslagen.

We beginnen maar weer eens met een herberg. Dat is de herberg "'t Swart Peert", die in de 17de eeuw stond op de hoek van de Heuvelstraat en de Langepad (Langestraat), waar we thans de boekhandel van W. Bergmans kennen. In een stuk van 1665 is hier sprake van een hof, schuur, brouwhuis en brouwgebouw. Het pand duikt echter nog vroeger in de papieren op. Laten we eens kijken welke namen er daar een drie eeuwen geleden aan te pas kwamen. In 1638 verkoopt Adam Weijtens het pand aan zijn zoon Jan. In 1639 is er sprake van verkoop aan Michiel Adam Peter Wijten. In 1654 zien wij als eigenaar optreden Michiel Adam Wijten, die het pand dan verkoopt aan Antonius Goyart Broeckmans. Vóór maart 1664 wordt het door de kinderen Broeckmans ("geseijt Beris") verkocht aan Arnold Cloostermans, van Tilburg.

Wanneer die naam "'t Swart Peert" verdwenen is, weten we niet maar wel kennen we een aantal families, die het pand nadien in eigendom hebben gehad. Achtereenvolgens stuiten wij op de families Soffaerts (1737-1751), verschillende geslachten Becx (1751-1786), familie De Noot (1786-1807) en de Woestenberghen. Dezen waren vanaf 1807 huurders maar vanaf 1817 eigenaars.

 

Koffiehuis

Na 1827 exploiteerde Adrianus Jacobus Donders er een herberg onder de naam "Het Nederlands Koffiehuis". In die periode scheen het tot de mode te behoren een café als Koffiehuis te betitelen. Dit hield echter niet in, dat er zoveel koffie werd gedronken. Andere dranken namen een belangrijker plaats in. De hier genoemde Donders hebben wij vroeger al eens ontmoet toen wij over "Tivoli" schreven. Hij was de eigenaar van "Tivoli" op 't Ven (dus niet Bosscheweg!), dat hij gekocht had van de Schutterijen van de voet- of kruisboog. Later vertrok hij naar de hoek Heuvelstraat-Langestraat.

Er is ook een hele reeks huurders van het pand in kwestie bekend. Het zou echter een beetje vervelend worden als we die hier allemaal op een rijtje gingen zetten. Daarom vertellen we alleen maar even dat daartoe behoord heeft de wed. Jan Coenraats van Swanenberg. Met haar echtgenoot hebben we al kennis gemaakt in ons artikel over de zuidkant van de Markt. Hij werd daar genoemd als onderwijzer aan de oude school. Deze meester is onder andere de Tilburgse historie ingegaan door een in 1724 door hem ingediende klacht over klandestiene, katholieke schooltjes. Hij zegt: "dat de paepsche schoolmeesters en quezels hoe langs hoe meer stouter wirden, soo dat onse schollen (de gemeentescholen met protestants onderricht) van haar kinderen verlaaten en tot paepsche schollen haar begeven" enz... Hier hadden we dus te maken met een van die befaamde "Paepsche stoutigheden"! Hij was trouwens niet de enige, over deze gang van zaken klagende schoolmeester. In de 17de en 18de eeuw voelden zich verschillende van zijn collega's geroepen dergelijke klachten bij de Kerkraad in te dienen.

 

Gevelhuis

Arnold Cloostermans, die van 1660 tot 1665 drossaerd was, liet in 1665 ter plaatse een vrij breed gevelhuis bouwen. In de loop der tijden heeft dit uiteraard verschillende verbouwingen ondergaan, maar rond 1900 stond het er nog altijd als gevelhuis. Rond 1677 stuiten wij op een bewoner, die Ego de With-Smolders heet.

Uit het voorafgaande volgt, dat er nog tal van Tilburgers in leven moeten zijn, die dit gevelhuis gekend hebben en er zelfs bijzonderheden over weten te vertellen. Het Tilburgs gemeentearchief beschikt zelfs over een paar ansichtkaarten, waarop het bewuste pand duidelijk staat afgebeeld. In die tijd van rond 1900 bestaat dit eeuwenoude gevelhuis uit twee woningen en winkels, zodat men er dus ook twee voordeuren aantrof. Helemaal op de hoek van de "Langepad" zat Van de Meijdenberg, die in spiegels en lijsten deed zoals een breed bord boven de deur met het opschrift "Spiegels en lijsten" ook meldde. De hoek van het huis droeg, aan een sierlijke arm, een gemeentelijke gaslantaarn.

 

Populaire zaak

Zoals velen bekend is de firma Van de Meijdenberg in latere jaren gevestigd geweest op de andere hoek van de Langestraat. Zij handelde toen vooral in verfwaren met aanverwante artikelen en drogisterijwaren. Het was een enorme populaire zaak, waar zowel de vakman als de kleine doe-het-zelver, die toen ook bestond al moest zijn "titulatuur" nog uitgevonden worden, graag binnenliep. Er heerste een gemoedelijk ouderwetse sfeer, mede door de sectie bruingeschilderde bakken langs de wand achter de toonbanken. De verf werd toen in poedervorm verkocht met de olie en wat er verder bij hoorde apart. Men kon zijn gewenst kleurtje op de toonbank uitzoeken, want daarvoor werd gaarne een bak uit het vak onder je neus gezet. En er was ook wel tijd voor een babbeltje over hoe het allemaal moest, indien tenminste aan een dergelijke voorlichting behoefte bestond. Zoiets noemen ze tegenwoordig met een duur woord "Service". Na de modernisering van het bedrijf en gedeeltelijke omschakeling werd dit door vele klanten als een verlies ervaren. De zaak is verdwenen. Thans ontmoet men in het grote pand de damesconfectiezaak van Van Horst-ter Geel. Heel vroeger heeft op dit punt een huis gestaan, dat de naam "De vergulde Keiserkroon" droeg. Dit was echter geen café.

 

Tabakskerverij

Nu zitten we evenwel in de Heuvelstraat en we zouden het over het oude gevelhuis op de Markt hebben! Onder hetzelfde dak van de schuine gevel was de tabakskerverij van Woestenbergh gevestigd. In een boog boven de winkeldeur hing het embleem van de kerverij: enige onwerkelijk vergrote rolletjes pruimtabak, vervaardigd van hout en geschilderd. Wij zouden tenminste niet weten wat die dingen anders dan pruimtabak moesten voorstellen. We hebben zo een vermoeden, dat het wel eens dezelfde geweest konden zijn als die, welke wij boven de deur van de sigarenzaak van Sjef Woestenbergh (1862-1945) in de Heuvelstraat hebben gekend. Thans is daar gevestigd Mutsaers-van Thillo.

"Een knus winkeltje daar op de Markt", zeggen mensen, die het nog gekend hebben. Nou, dat nemen we wel aan! Ziet ze daar, rond de eeuwwisseling, maar eens bedrijvig bezig, de twee niet meer zo jeugdige dames Woestenbergh. Met blauwe overmouwtjes aan de armen, net zoals de nonnekes in de school die in het zwart droegen, staan ze tabak af te wegen in blinkend koperen schalen, die vrij boven de toonbank hangen.

 

Niet krenterig

Daar hebben ze weer een pluk Portorico, waarmee ze builtjes van 50 tot 250 gram vullen. Dat is nog eens tabak als er van tabak gepraat wordt. Recht van de kerver! Die Portorico komt de consument op zes cent per half ons te staan. Ge kunt natuurlijk ook een grote buil krijgen en reken maar, dat ge er niet aan tekort komt, want bij Woestenbergh zijn ze niet krenterig met het gewicht. In het veen kijkt men toch immers ook niet op een turfje!

Nu kon je ook al een buil goede tabak kopen voor 3,5 cent en 4,5 cent. Die laatste was "tabak mee de rooie schrap" of N.B., Rooie B. enz. Ge kreegt er zowaar nog een aarden pijp toe. "Welke pijp moet jullie vadder hebben? Mee 'ne kromme of 'n rechte steel?", luidde de vraag als de kinderen de boodschap deden. En die kinderen kregen ook nog wel eens een "haffeltje krintjes" voor de moeite en de klandizie.

 

Gratis stoppen

Op de toonbank placht steeds een grote bak tabak te staan, waaruit de klant gratis een pijp mocht stoppen. Boze tongen uit die dagen beweerden, dat er in Tilburg mensen waren ("van die hebbers!"), die - als ze naar Woestenbergh togen - de grootste pijp meenamen, welke ze thuis konden vinden... De sigaren kostten er dertien voor een kwartje. Maar dat waren dan wel dure, want er bestonden er ook van vijf voor een stuiver. In Tilburg werd ook aardig wat pruimtabak verbruikt. Die werd afgeleverd in lichte bruine en ook wel bijna zwarte "rullekes" (rolletjes). Reeds 's morgens om zes uur rinkelde bij Woestenbergh, waar men ook nog snuiftabak verkocht voor de oudjes, pastoors en fraters, de winkelbel. De wevers moesten immers toch vroeg "aanleggen"!

 

Ritueel

De al lang uit de mode geraakte snuif gold in die dagen als genotsmiddel. Men had daarbij te maken met fijngemalen, zeer prikkelende tabak, die in de neusgaten werd gestopt en opgesnoven. Het is voor ons ten eeuwige dage een raadsel gebleven hoe een neus dit goedje verdragen kon zonder dat de bezitter van die neus door een niesbui overvallen werd.

Snuif is in onze herinnering even onafscheidelijk aan fraters verbonden als het staartje van hun toog. Er waren fraters voor de klas, die het genotsmiddel met een haast heilig ritueel tot zich namen. Eerst werd het poeder op de hand losgeklopt in de langwerpige doos, waarin het placht bewaard te worden. Een tussen duim en wijsvinger genomen "pluk" verhuisde naar de neusgaten, die daarna met een kneukel van de wijsvinger bewerkt werden. Dan dook er uit het split van de toog een als dikke prop bewaarde, bloedrode zakdoek van abnormale afmeting op, waarmee de neus werd bijgepoetst. Nu kon met frisse energie de les beginnen...

 

Weet ik het!

Wij hebben in onze jeugd altijd het gevoel gehad, dat er iets van die oude gemoedelijkheid en sfeer van de Markt was overgewaaid naar Woestenbergh in de Heuvelstraat. Sjef Woestenbergh, een oer-Tilburger met hart voor zijn stad en liefde voor de tuinbouw, prototype van de Tilburgse middenstander, "had HET nog". Dat wonderbaarlijke "het", dat zich niet omschrijven laat omdat het alleen gevoeld kan worden. Geen wonder, dat er tot aan de tweede wereldoorlog daar in de Heuvelstraat sommige klanten méér om een praatje dan om een sigaartje kwamen. Men kon er regelmatig een klein groepje van steeds dezelfde vrienden in de winkel ontmoeten. Wat is daar niet afgepraat!

Aan de naam Woestenbergh was een nu wel uitgestorven, origineel Tilburgs "gevleugeld woord" verbonden. Werd er de vraag gesteld waar iemand, die men miste, toch wel uit kon hangen, dan luidde vaak het antwoord: "Hij is tabak halen bij Woestenbergh!"... Dat betekent zoveel als: Weet ik het!

Aan de westzijde van het pand van Woestenbergh op de Markt bevond zich een schuin afgedekte, gemetselde boogpoort, die met zware deuren was afgesloten. Deze poort grensde aan een breed herenhuis, waarin verschillende generaties Van Dooren gewoond hebben. In 1737 was dit de weduwe Joh. van Dooren, in 1746 C.J. van Dooren, in 1771 diens weduwe, in 1781 de kinderen C. van Dooren, in 1791 Francis van Dooren, in 1807 de erfgenamen van Francis van Dooren. In 1825 werd het pand gekocht door Van der Voort. De Beer zegt er in zijn dagboek d.d. 21 februari 1826 van, dat in het pand van wijlen Francis van Dooren, in een kamer of achterhuis, mensen van de wijk iedere dag de rozenkrans kwamen bidden. Vanaf genoemde datum werd dit bidden echter - met goedkeuring van pastoor Everardus Duchamp - overgeplaatst naar de torenkerk, waarin sedert 1634 niet meer openlijk was gebeden. Van der Voort deed in wol. Hij had zijn wolpakhuizen in de Langestraat, daar waar later het pakhuis van de Boerenbond werd gevestigd, naast de drukkerij van Bergmans.

 

Dubbele woning

Op de foto's van rond 1900 zien wij dit herenhuis als een dubbele woning. Als namen, die in een van beide gewoond hebben, stuitten we op A.J. Jurgens, dokter Bergen en A.C. Baars. Laatstgenoemde hield in het meest westelijk deel van het pand een sigarenwinkel. Boven het smalle winkelraam prijkte het embleem van hofleverancier. Op de plaats, die voorheen door het besproken gevelhuis en een deel van de woning van Van de Voort werd ingenomen, staat thans de winkel van De Gruyter, eens een van de mooiste winkels, die we in Tilburg kenden. Hij was voorheen inwendig versierd, met andere tegeltableaus als we er thans aantreffen. In de 18de eeuw heeft op deze plaats ooit een pand gestaan, dat de naam "Het Ramshooft" droeg. Of we hier met een herberg te maken hadden is niet bekend.

 

Naar "het uitgepakt" kijken bij Janssen-Gram

Nu hebben we de Markt eigenlijk wel gehad, maar we lopen toch nog even door in westelijke richting tot het oude winkelpand met de bewerkte kolommen, rechts in de voormalige Marktstraat, die ook de naam Zomerstraat heeft gedragen en nu voortaan Heuvelstraat heet. In het begin van deze eeuw was daar eens gevestigd de winkel van Janssen-Gram, die voor Tilburg een begrip betekende. De volksmond sprak van "Jaans van Gram", wat hem blijkbaar beter lag. De zaak adverteerde als "Magazijn aan de handel". Dat wilde zeggen: voor wederverkopers. Er viel van alles te kopen. Tot klompspijkertjes toe. Men kon die al voor vijf cent per builtje krijgen.

In de Sinterklaastijd vormde Janssen-Gram een bijzondere attractie voor Tilburgs jeugd. Die ging daar, met de neus tegen de ruiten, naar "het uitgepakt" kijken, zoals in latere jaren bij Van Nunen-Boes. Janssen-Gram maakte er veel werk van. De hele etalage was er verlicht met gaslampen op lange, koperen buizen. Het huidige pand, dat al niet zo jong meer is, had als voorganger een huis met puntgevel, bewoond door de familie Van de Langereyt, die er een smederij op na hield. Hier tegenover heeft zich lang de zeer ouderwetse stoffenhandel van Aelen gehandhaafd, doch deze is tenslotte ook verdwenen om plaats voor nieuwe ondernemingen te maken.

 

"Stilstand betekent achteruitgang", zo luidt een waar woord waarvan de juistheid doorlopend bewezen wordt. Een groeiende stad is altijd in beweging. Er mag daarbij dan veel vertrouwds verloren gaan, het kan niet anders. Alleen dient er wel permanent voor gewaakt, dat tegelijkertijd met het vertrouwde ook niet het waardevolle verloren gaat.

 

PIERRE VAN BEEK